Door Maarten de Wind, adviseur bij Haute Equipe

Zo is uitgangspunt dat een parkeerder een redelijke hoeveelheid tijd moet krijgen om zijn parkeerbelasting te betalen, maar afhankelijk van de omstandigheden van het geval is deze tijd soms 8 minuten (ECLI:NL:GHAMS:2003:AR0759) en soms 5 minuten (ECLI:NL:GHDHA:2019:464). Als het gaat om betalen via een app zoals parkmobile, dan is vijf minuten te lang (ECLI:NL:GHARL:2016:9379). Daarbij wordt van de parkeerder verwacht dat hij de zich verdiept in de regels die volgen uit de feitelijke situatie ter plaatse. Dit betekent dat hij bij betaling met een app, ook naar de parkeerautomaat moet lopen om te kijken of daar nog bijzonderheden over de parkeerduur staan vermeld, en de borden moet raadplegen om de informatie in de parkeerapp te toetsen (ECLI:NL:GHSHE:2019:2248). Contra-intuïtief, omdat een app juist lijkt te dienen ter vervanging van fysieke betalingen en informatiebronnen. Ook moet de parkeerder weten op welke manier moet worden betaald – tijdsoverschrijding door gebrek aan muntgeld komt voor zijn risico (ECLI:NL:GHSGR:2011:BU4059). Maar wat wij  vooral vaak terug zagen komen is dat computersystemen zoals parkmobile of het parkeervergunningsportaal van de betreffende gemeente, voor parkeerders moeilijk te gebruiken zijn. De onderliggende vraag bij veel bezwaarprocedures in parkeerland, is dan ook de volgende: wat kan een gemeente in redelijkheid verwachten van een parkeerder? Recente jurisprudentie van het gerechtshof Den Haag is – wat betreft het gebruik van een parkeervergunningsportaal – hiervoor relevant (ECLI:NL:GHDHA:2019:3414).

Feiten

In deze zaak bracht een vergunninghouder op 15 oktober 2018 zijn auto naar de garage. Om zijn vervangende auto te mogen parkeren moest hij het op zijn parkeervergunning geregistreerde kenteken wijzigen in het parkeervergunningssysteem van de gemeente. Dit lukte voor de periode van 15 tot en met 17 oktober. Daarna probeerde hij de wijziging te verlengen omdat de reparatie langer zou gaan duren. Achteraf werd duidelijk dat de tweede wijziging niet was gelukt. Tijdens parkeercontroles kwam namelijk vast te staan dat geen geldige vergunning was aangemeld (en dat verder geen parkeerbelasting was betaald). In totaal werden daarom vijf naheffingsaanslagen opgelegd, waarvan één op 17 oktober en vier op elke dag van 19 tot en met 22 oktober. In bezwaar heeft de heffingsambtenaar de eerste naheffingsaanslag vernietigd en de laatste vier gehandhaafd. De parkeerder ging vervolgens in beroep bij de rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2019:6264). Hij voerde daarbij aan dat hij echt zijn best had gedaan maar dat het e-loket (het betreffende parkeervergunningsportaal van de gemeente) onoverzichtelijk is en het systeem niet goed functioneert. De rechtbank verklaarde de beroepen voor de vier achtereenvolgende naheffingsaanslagen ongegrond en redeneerde daarbij als volgt.

Eerste aanleg

Op 15 oktober heeft de parkeerder succesvol de kentekenwijziging doorgevoerd. Hij heeft daarvan een bevestigingsmail gekregen. Op 17 oktober heeft hij deze e-mail niet gekregen. Bovendien volgt uit de door parkeerder ingebrachte screenshots dat hij in plaats van op de knop ‘volgende stap’ te drukken, heeft gedrukt op de knop ‘bewaar aanvraag’. De aanvraag belandde daarmee onder ‘lopende aanvragen’. Daarmee kon hij er volgens de rechtbank niet vanuit gaan dat de wijziging succesvol was doorgevoerd. Bovendien had hij in tegenstelling tot de eerdere wijziging, van deze (poging tot) wijziging geen bevestiging per e-mail ontvangen. Hoewel de rechtbank toegaf dat het systeem niet altijd duidelijk is, moest wel van de parkeerder worden verwacht dat hij uit dit alles kon opmaken dat de aanvraag nog niet was voltooid.

Tweede aanleg

In hoger beroep kwam een aantal nieuwe feiten aan de orde. De heffingsambtenaar vertelde dat vrij veel parkeerders dezelfde fout maken. Daarbij ontkende hij dat dit de verantwoordelijkheid van de gemeente was: ‘het valt de gemeente niet te verwijten dat zij [de parkeerders] niet goed kunnen lezen’. Het gerechtshof ging in deze redenering niet mee en stelde dat ‘het juist de verantwoordelijkheid van de gemeente is om een systeem te ontwerpen dat goed toegankelijk is voor een modale burger’. Als een gemeente merkt dat veelvuldig dezelfde fout wordt gemaakt, moet het systeem worden verduidelijkt of aangepast. De opmerking dat mensen kennelijk niet goed kunnen lezen is geen doorslaggevend argument omdat uit de hoeveelheid fouten juist blijkt dat het systeem voor de gemiddelde persoon niet goed te begrijpen is. Ook hechtte het hof waarde aan het feit dat het systeem de gebruiker er niet attent op maakt dat een wijziging niet is voltooid als geen bevestiging per e-mail wordt ontvangen. Onder deze omstandigheden achtte het hof de vier naheffingsaanslagen in vier dagen disproportioneel en strijdig met hetgeen van een zorgvuldig handelde overheid mag worden verwacht.

Conclusie

Voor bestuursorganen leert deze zaak dat zij verantwoordelijk zijn om een parkeersysteem te ontwerpen dat goed toegankelijk is voor de modale burger. Wat daarmee wordt bedoeld, blijkt ook voor een goed deel uit deze casus. Zodra op grote schaal dezelfde fout wordt gemaakt, is het systeem kennelijk niet duidelijk genoeg. De parkeerder in deze zaak had aantoonbaar veel moeite gedaan om te voldoen aan zijn administratieve verplichtingen. Op de keper beschouwd werd hij echter zowel door de heffingsambtenaar als door de rechtbank op de vingers getikt, omdat hij niet overweg kon met het systeem. De balans tussen de complexiteit van de regels en de mate waarin de overheid het mogelijk maakt voor de burger om zich aan die regels te houden, leek in deze zaak even zoek. Het hof erkent dat en geeft met deze uitspraak een duwtje in de goede richting: naleving van de regels is belangrijk, maar moet wel worden gefaciliteerd. Deze les hoeft zich overigens niet te beperken tot parkeervergunningssystemen. Bestuursorganen doen er verstandig aan om ieder onlineportaal eens goed tegen het licht te houden. Als gebruikers veelvuldig niet op de juiste knoppen drukken leert deze uitspraak dat de kans aanwezig is dat de rechter aan de zijde van de burger wordt gevonden en het bestuursorgaan in dat geval alsnog zijn systemen moet aanpassen. En voorkomen is beter dan genezen!

Slotopmerking

Deze parkeerder kreeg in hoger beroep gelijk. De uitkomst van het parkeersysteem werd onder deze omstandigheden disproportioneel geacht: vier ‘boetes’ in vier dagen omdat hij te goeder trouw op een verkeerd knopje had gedrukt, niet was gewezen op het belang van een bevestigingsmail en welke fout bovendien door meerdere mensen werd gemaakt. We kunnen ons echter afvragen of vier boetes in vier dagen ook zonder lotgenoten en mét bevestigingsmails niet een al te zware straf zou zijn geweest.