Dat terwijl het stedelijk gebied, mits goed ingericht, fungeert als een rijke, diverse biotoop. ‘Zelfs in veel grotere mate dan het landelijk gebied, wat op sommige plekken eerder op een “ecologische woestijn” lijkt.’ Aan het woord zijn architecten Piet Vollaard en Jacques Vink, samen met stadsecoloog Niels de Zwarte auteurs van het boek Stadsnatuur maken en naast Femke Jochems (Vogelbescherming Nederland) en David de Vos (Bureau Waardenburg) sprekers tijdens de masterclass Natuurinclusief bouwen, georganiseerd door vakblad Groen en Stichting Steenbreek op 30 september.
In de stad is het voor dieren warm, veilig en voedselrijk. Zo ontstaat een divers, maar nu nog kwetsbaar systeem. Vollaard: ‘Stadsecologie, het integreren van natuur in bebouwde omgeving, is een jonge tak van sport en wat dat betreft een echte pionierspraktijk.’ Landschapsontwerpers zijn volgens Vollaard niet gewend aan groot-systemisch denken. Ontwerpers willen er vaak wel iets mee, maar missen de kennis van ecologen. 'In die overlap tussen ecologen en ontwerpende partijen zit de crux’, zegt Vink.
(Tekst loopt door onder de afbeelding)
Space-S in Eindhoven (foto Vogelbescherming, Wouter van der Sar)
Voorbeelden van natuurinclusieve ontwerpen zijn Het Funen in Amsterdam (architect Geurts & Schulze), gebouwen die aan de buitenzijde geheel voorzien zijn van een draden constructie voor klimplanten, een flat in Parijs waarvan de constructie voorzien is van cilinders waar bomen in groeien (Maison Edouard Francois) en het kantoor van Triodos Bank op landgoed De Reehorst (Thomas Rau Architecten), dat opgaat in de omgeving en waar in het lichtplan rekening is gehouden met eventuele verstoring van flora en fauna.
Vollaard: ‘We dénken in stad en landelijk gebied, maar feitelijk is Nederland één stedelijk netwerk’
Natuurinclusieve maatregelen beperken zich niet tot groene toepassingen. Verduurzaming van gebouwen heeft als keerzijde dat woningen steeds beter geïsoleerd raken en het dak en de spouwmuur moeilijk toegankelijk voor dieren. Hier kunnen in- of opbouwkasten een oplossing bieden. In de Ligusterstraat, in het Amersfoortse Soesterkwartier, zijn tijdens de verduurzaming van woningen gebouwgebonden aanpassingen gedaan. Het gebied is met haar jaren-30-woningen een “potentieel hoog gebied” voor de huismus, een inheemse, beschermde diersoort (1). Voor hele gebied werd een ontheffing gegeven om te kunnen isoleren, omdat op wijkniveau voorzien is in maatregelen. Vrijwel alle huizen in de straat hebben kasten voor vleermuizen en vogels ingebouwd of aan het gebouw bevestigd - de zogenoemde opbouwkasten. In een managementplan heeft de gemeente vastgelegd hoe ze de huismus behoudt.
(Tekst loopt door onder de afbeelding)
Het Soesterkwartier in Amersfoort
Zomaar wat kasten ophangen is overigens niet afdoende. Omdat de jongen van mussen insecten nodig hebben voor eiwitten, dient er groen in de buurt te zijn. Dit groen fungeert ook als schuilplaats voor de volwassen mussen, vertelt De Vos. Als er al beschermde dieren aanwezig zijn, is er altijd een gewenningsperiode nodig waarin deze zich kunnen verplaatsen naar hun nieuwe verblijven. Daarnaast moeten kasten op bepaalde plekken hangen; gierzwaluwen zitten graag zo dicht mogelijk bij de nok. Volgens Femke Jochems van Vogelbescherming Nederland hebben stadsvogels daarnaast een goede groen-blauwe infrastructuur nodig. Dit kan bereikt worden met specifiek maaibeheer en kruidenrijke vegetatie en groen in verschillende hoogten (bos, zoom en grasland).
Kennis en draagvlak
Naast een gebrek aan kennis van goede toepassingen vormt ook de vrijblijvendheid een barrière voor natuurinclusief bouwen. Vooralsnog is het nemen van natuurinclusieve maatregelen – uitzonderingen voor compensatie bij beschermde flora en fauna daargelaten – geen wettelijke verplichting. Een van de vragen die tijdens de masterclass aan bod kwam is dan ook hoe je als gemeente natuurinclusief bouwen in het beleid verankert. Groenmaatregelen kunnen bijvoorbeeld als randvoorwaarde in het aanbestedingstraject worden meegenomen.
‘Natuurinclusief is kansloos zonder bewoners achter je te hebben’
In Den Haag wordt sinds kort gewerkt met een puntensysteem. Ontwikkelaars en architecten mogen zelf maatregelen selecteren uit een lijst van natuurinclusieve maatregelen. Aan elk daarvan wordt een aantal punten toegekend. Om een project doorgang te laten vinden, moet een bepaald aantal punten worden behaald op de thema's nestgelegenheid, groene muren en daken en omgevingsmaatregelen.
Ook bij de individuele burger vallen stappen te halen. Zo isoleren veel mensen hun huis zonder zich bewust te zijn van de verplichting tot het nemen van compenserende maatregelen bij de aanwezigheid van beschermde diersoorten – als zij überhaupt al op de hoogte zijn van de aanwezigheid van deze dieren in hun woning. Vollaard: ‘De energietransitie biedt wat dat betreft een mooie ingang. Je zou er als overheid voorwaarden aan kunnen verbinden om te voorkomen dat een hele wijk vleermuisvrij wordt.’
(Tekst loopt door onder de afbeelding)
Inbouwkast voor een gierzwaluw
De verplichting voor het nemen van compenserende maatregelen kan er echter ook voor zorgen dat mensen afzien van het verduurzamen van hun woning, is de angst onder diverse aanwezigen. Maar al zou die verplichting er niet komen, hoe moet de particulier weten dat hij moet nagaan of er beschermde dieren aanwezig zijn, vraagt een van de aanwezigen zich hardop af. ‘Als burger word ik geacht de wet te kennen. Maar op de meeste gemeentewebsites staat niks over dit onderwerp. Hoe moet ik op de hoogte zijn van deze specifieke kennis?’ Goede informatievoorziening helpt de natuur te beschermen, maar vergroot ook het draagvlak bij burgers. En het succes van natuurinclusief bouwen staat of valt bij draagvlak, daar lijken veel aanwezigen het over eens.
Stadsnatuur kan volgens Vink en Vollaard in heel Nederland worden toegepast. Vollaard: ‘We denken wel dat we stad en landschap hebben, maar in feitelijk een groot stedelijk landschap, met daartussen stukken groen. De natuur maakt integraal onderdeel uit van de stad.’ Er is een scala aan natuurinclusieve maatregelen toe te passen. De volgende toepassingen horen tot de mogelijkheden (en komen aan bod in het boek Stadsnatuur maken).
De meest rijke ecosystemen zijn te vinden op stukjes land die níét als zodanig zijn ontworpen, zoals dijken, gebieden rond hoogspanningsmasten of een verwaarloosde berm, vertellen Vink en Vollaard. Ook braakliggend terrein biedt kansen. Met de Rijksregeling tijdelijke natuur kan een ontheffing worden verkregen op de Wet natuurbescherming. Deze schrijft voor dat er niet gebouwd mag worden wanneer er beschermde soorten worden aangetroffen. In de regeling wordt op voorhand vastgelegd dat als het bouwproject eenmaal van start gaat, realisatie niet wordt verhinderd door eventuele aanwezigheid van beschermde soorten die zich in de tijdelijke natuur hebben gevestigd. Dit maakt het voor projectontwikkelaars aantrekkelijker het gebied een tijdelijke groene invulling te geven.
Kades werden traditioneel gemaakt met kalkmortel en baksteen, waardoor ze rijk waren aan vegetatie. Anno 2020 zorgen harde klinkers en betonmortel voor een dichte, steriele constructie waar geen groen in kan groeien. Het poreus maken van de voegen biedt geen oplossing, aangezien dit de constructie hierdoor verzwakt. Vink en Vollaard experimenteren met bakstenen waar prefab gaten in zijn geboord waar pluggen in geplaatst worden (Vink: ‘Soms moet je de natuur een zetje geven’). Een ander voorbeeld gelieerd aan water is de Vlotwateringbrug in Monster, een brug over het water waar in de houten spelonken vleermuizen zitten.
Door in de openbare ruimte te kiezen voor een specifieke kleur verlichting, kan voorkomen worden dat bepaalde dieren worden verstoord. Zo vinden veel dieren groen licht, onder meer gebruikt op bedrijventerreinen, storend. Belangrijke kanttekening is dat licht dier-specifiek is. Een bepaalde kleur kan het ene dier helpen, maar het andere juist hinderen.
De ondergrond is bepalend voor wat er boven het maaiveld groeit. Om een goed bodemleven te creëren kan onder meer gebruik worden gemaakt van fytiremediatie, het (tijdelijk) plaatsen van planten met het doel de grond te zuiveren.
Op het dak van het Rood Laban Dance Centre in Londen is met de oorspronkelijke toplaag van de bouwlocatie een ‘bruine dak’ gecreëerd dat dienstdoet als biotoop voor de zwarte roodstaart. Puin op het dak is ook goed voor wilde bijen, die hier nestelen. Zo'n bruin dak is in feite een braaklilggend landje op hoogte. Lokale planten kunnen zich hier vestigen en kleine verschillen in reliëf en beplanting zorgen voor een goede habitat voor insecten.
Bronnen
1. Jipping, K., Huismussen in de stad, hoe behoud je dat? Een managementplan voor de Gemeente Amersfoort waarbij de ruimtelijke ontwikkeling, beheer en economische groei gecombineerd wordt met het behoud van de huismus (Passer domesticus). Gemeente Amserfoort.