Volgens Aedes komt de afgenomen leefbaarheid in achterstandswijken doordat het aantal kwetsbare groepen, zoals bewoners met een licht verstandelijke beperking of met psychiatrische problemen, forst toeneemt. Samenklontering in een wijk zorgt voor problemen. Dergelijke problemen spelen in ongeveer één op de tien wijken, aldus de koepelorganisatie.

Voor Sako Musterd, hoogleraar stadsgeografie aan de Universiteit van Amsterdam, komt dit nieuws niet als een verrassing. ‘Toen Stef Blok minister Wonen was, moesten woningcorporaties zich vooral richten op de kwetsbare bewoners. Woningcorporaties hebben zich daardoor te weinig kunnen focussen op de hogere inkomens.’ Musterd kan zich daarom wel vinden in het voorstel van minister Stientje Van Veldhoven. Zij pleit voor meer mogelijkheden om mensen met een hoger inkomen in de achterstandswijken te plaatsen. Op dit momenten kunnen de corporaties 10 procent van de woningen toewijzen aan mensen met een hoger inkomen. Dit moet 15 procent worden.

Ook Gideon Bolt, universitair docent stadsgeografie aan de Universiteit Utrecht, reageert niet verbaasd op het voorstel van de minister. ‘Het is niet zo heel schokkend, die paar procent verschil. Ik twijfel aan het effect ervan.’ zegt hij. Volgens de hoogleraar is het namelijk moeilijk om hard te maken dat lagere inkomens ook echt een negatief effect op leefbaarheid hebben. Hetzelfde geldt voor mensen met psychiatrische problemen en licht verstandelijke beperkingen. Om echt een oorzakelijk verband aan te tonen, is volgens Bolt meer onderzoek nodig. Daarnaast twijfelt de hoogleraar aan het probleemoplossend vermogen van inwoners met meer kapitaal. ‘Ik denk dat je je niet per se moet afvragen hoe je bewoners beter spreidt, maar hoe je die mensen met verstandelijke beperkingen of psychische problemen beter kan begeleiden. Bij dat laatste moet je niet al te veel van de buren verwachten, daar is professionele hulp bij geboden.’

Falend woningmarktbeleid

Volgens Bolt is het voorstel van de minister eigenlijk een schijnoplossing. ‘Je ziet hier het kokerdenken bij de overheid. GGZ’s en zorginstellingen hebben ingezet op zo veel mogelijk zelfstandig wonen, zonder dat er goed werd nagedacht over de gevolgen voor de woningmarkt. Tel daar het kortwieken van de corporaties middels de verhuurdersheffing op en het is niet geheel verbazingwekkend dat Aedes nu aan de bel trekt. Het is falend woningbeleid. Toen minister Blok nog minister Wonen was, heeft hij wel eens gezegd dat het Rijk geen taak meer had in de woningmarkt. Door het Vogelaarbeleid is toen ook een streep gezet. Met uitzondering van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid is er weinig aandacht voor probleemwijken. Daar pluk je nu de vruchten van.'

Negatieve stigma’s

Musterd waarschuwt er wel voor dat we niet weer moeten beginnen met een ‘Vogelaaraanpak’ en dat er niet gesproken moet worden over achterstandswijken. ‘Wijken krijgen dan juist weer onterecht een stigma. In bepaalde wijken wonen misschien migranten en mensen met een laag inkomen. Dit hoeft echt niet te betekenen dat deze personen een grote achterstand hebben. Stigmatisering maakt problemen alleen maar groter.’

‘Ik heb mij meer dan 10 jaar geleden niet voor niets kritisch opgesteld tegenover het beleid van toenmalig minister Vogelaar. Zij wees veertig ‘krachtwijken’ aan, waarin extra geïnvesteerd werd om sociale problemen op te lossen. Hier woont maar een klein deel van de Nederlandse bevolking. Ik zei dat je wel 200 wijken kon aanwijzen.  Ook in andere gebieden zie je grote problemen’, vervolgt Musterd. Bolt deelt deze mening: ‘Richt je ook op het bouwen van goede sociale huur in omliggende wijken, want daar zijn ook tekorten.’

Volgens Musterd moet er op individueel niveau gekeken worden naar de problemen. ‘Het woord achterstandswijk heeft een negatieve connotatie en geeft bestuurders een vrijbrief om extreem beleid te kunnen voeren. Juist dit grove beleid is niet nodig. Achterstand moet goed gedefinieerd worden om zo met passende oplossingen te kunnen komen.  En natuurlijk moet er ingegrepen worden als mensen zich minder veilig voelen. Broeinesten kan je waarnemen en moeten aangepakt worden. Leefbaarheid is alleen wat anders dan achterstand. Daarnaast moeten we niet gaan doen alsof we serieuze getto’s krijgen in Nederland.'