Dit blijkt uit een studie die onlangs door minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat aan de Tweede Kamer is aangeboden.

De cijfers zijn gebaseerd op een door Buck Consultants International en het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB), in opdracht van het ministerie, ontwikkeld landelijk prognosemodel. Vertegenwoordigers van het Centraal Planbureau, Planbureau voor de Leefomgeving, de provincies en het Rijk hebben toegezien op de methodiek en de resultaten. ‘Eindelijk hebben we weer breed geaccepteerde nationale en landsdelen ramingen’, aldus projectleiders Paul Bleumink, managing partner bij Buck Consultants International, en Taco van Hoek, directeur EIB.


Additioneel ruimtegebruik tot 2030 op formele bedrijfsterreinen (in ha). Bron: BCI/EIB, 2019

Ruimtevraag

De BCI/EIB-methodiek kent drie onderdelen. Allereerst is de huidige situatie in kaart gebracht en zijn de ontwikkelingen in achttien bedrijfstakken gekoppeld aan de lange termijnscenario’s van het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Planbureau. Mede op basis van data-analyses van LISA, BAG, IBIS en Kadaster is op gedetailleerd niveau het ruimtegebruik in de afgelopen jaren in kaart gebracht. Vervolgens zijn prognoses tot 2030 gemaakt met per bedrijfstak de verwachte groei in toegevoegde waarde en arbeidsvolume. Tot slot is dit vertaald in toekomstige ruimtevraag. In alle vier landsdelen is in het behoedzaam scenario, met een geringe economische groei in de periode tot 2030, het harde en zachte planaanbod voldoende voor de vraag.

Toch zullen in de landsdelen West en Oost ook dan zachte plannen omgezet moeten worden in uitgeefbare terreinen. In het gunstige scenario is in alle landsdelen, met uitzondering van Zuid, de vraag groter dan het harde en zachte planaanbod. Uiteraard verschillen de situaties in de regio’s binnen de vier landsdelen: in elk landsdeel zijn regio’s aan te wijzen met een ruim aanbod, maar ook regio’s met een tekort aan terreinen; ook in het behoedzaam scenario. ‘De vraag naar terreinen kan voor een deel worden ingevuld door het beter benutten van het bestaand aanbod door verdichting en door herontwikkeling van verouderde terreinen. Die laatste opgave wordt alleen maar urgenter in het kader van het beleid omtrent energietransitie, klimaat en stikstof ’, legt Van Hoek uit.


Additioneel ruimtegebruik in 2030 in kantoorgebouwen x 1.000 m2 bvo. Bron: BCI/EIB, 2019

Regio’s aan zet

Provincies en regio’s kunnen de nationale ramingen benutten om op provinciaal of op regionaal niveau een betrouwbare bandbreedte te kunnen bepalen voor de vraag naar kantoren en bedrijventerreinen. In die doorvertalingen naar provincies en regio’s moet rekening worden gehouden met de specifieke sectorstructuur en de groei van de beroepsbevolking in die gebieden, zo geeft Bleumink aan. ‘De raming biedt inzicht in de vraag die macro gezien op Nederland afkomt. Maar wat wenselijk is en waar deze vraag geaccommodeerd moet worden, zijn beleidskeuzes voor decentrale overheden’.