De onroerendezaakbelasting (OZB), de rioolheffing en de afvalstoffenheffing blijven ook in 2020 de belangrijkste gemeentelijke heffingen. Deze vormen van belasting zijn samen goed voor bijna driekwart van het geheel. De 4,3 miljard euro die wordt geïnd door OZB verdwijnt in het potje algemene middelen van de gemeenten. De andere twee niet.
De opbrengst uit parkeerheffingen, die net buiten de top-3 valt, is ruim een miljard euro. De begrote stijging van 89 miljoen euro komt vooral door Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Zo begroot onze hoofdstad zo’n 321 miljoen euro aan inkomsten door parkeergelden. Hiermee is deze heffing verantwoordelijk voor zo’n 31 procent van het totaal, terwijl dit in de rest van de Nederlandse gemeenten nog geen tien procent is.
Ook wat betreft toeristenbelasting wijkt Amsterdam af. In de hoofdstad wordt voor 199 miljoen aan inkomsten voor toeristenbelasting begroot. Hiermee is deze heffing in deze stad voor het eerst een grotere inkomstenbron dan de OZB. Dit was eerder alleen te zien in de vijf waddengemeenten en de Zeeuwse kustplaats Veere.
Alle gemeenten bij elkaar begroten voor 411 euro aan toeristenbelasting. De helft komt dus voor rekening van Amsterdam. De inkomsten uit deze vorm van belasting behoren toe aan de algemene middelen van de gemeenten.
Algemene belastingen zijn vrij besteedbaar en kunnen dus voor verschillende zaken worden ingezet. Bestemmingsinkomsten, zoals rioolheffing, moeten worden gebruikt voor specifieke taken en bestemmingen. Volgens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn de gemeentelijke lasten maar een klein onderdeel voor de lasten voor burgers en bedrijven. Het rijk int 95 procent van de belastingen, terwijl gemeenten een aandeel van drie procent hebben.