Advertentie
Opening van het aardgasveld in Slochteren, 1963

5 tips uit eerdere energietransities voor de proeftuinen aardgasvrij

Het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW) is op volle gang. 27 gemeenten onderzoeken hoe zij 'hun' wijken van het gas af kunnen halen en de uitvraag voor een tweede tranche van circa 25 proeftuinen is gestart. De eerste evaluatie is voorzichtig positief, maar laat ook zeker ruimte voor verbetering. Want van het gas af, dat is nog niet zo simpel. Gelukkig hebben we in Nederland een rijke geschiedenis aan (energie)transities waar we inspiratie uit kunnen halen. Energie-expert Sven Ringelberg geeft hier dus  5 tips voor de proeftuinen aardgasvrij uit eerdere transities.

Meer lezen van Sven Ringelberg? Lees dan zijn andere artikelen op stadszaken.nl of bezoek zijn website Transitiepaden

Nederland is een eigenwijs land als het op energietransities aankomt. Toen de wereld in de 16e en 17e eeuw op kolen overging, maakten wij een turftransitie door. Toen de wereld in de jaren ’60 van besloot dat olie een prima keuze was, maakten wij een supersnelle aardgastransitie door. Dit is nog steeds het voorbeeld wereldwijd van een snelle energietransitie. En nu, terwijl de wereld overschakelt op aardgas als relatief schone transitiebron, gaan wij van het aardgas af.

Van dit aardgas afkomen, dat alleen is nog niet zo makkelijk. Gelukkig hebben we in Nederland een rijke geschiedenis aan (energie)transities waar we inspiratie uit kunnen halen. Hier dus  5 tips uit eerdere (energie)transities voor de Proeftuinen Aardgasvrij.

1. Proeftuinen is een slim gekozen naam (De Deltawerken, 1953)

Het woord ‘’proeftuinen’’ is niet nieuw, maar komt uit de Deltawerken. Na de Watersnoodramp was het zaak dat Nederland snel aan de gang ging om dit soort rampen in de toekomst te voorkomen. Meesterwerken als de Oosterscheldekering creëer je echter niet zomaar. Bij de Deltawerken was ook een duidelijke houding van ‘doen en proberen’ zichtbaar. Bij deze projecten (ook proeftuinen of zelfs speeltuinen genoemd) werd gekozen om van klein naar groot te werken. Dit gaf vaklui de kans om best practices te ontwikkelen om de grotere complexe projecten te managen. Vaklui wachten niet op handleidingen voordat ze beginnen, want vaak bestaan die handleidingen niet eens.

In zekere zin zijn onze proeftuinen aardgasvrij eenzelfde soort sprong in het diepe. In 2050 willen we onze duurzame doelen bereiken, maar we hebben nu niet alle expertise, technische kennis en ervaring om daar te komen. Dat geeft niet. We moeten ergens beginnen en dus wijzen we landelijk een aantal wijken aan om te starten. Dit tip hierbij is: ontwikkel die best practices ook echt. Wat leer je nu uit die proeftuinen aardgasvrij wat ons gaat helpen om op te schalen? Uiteindelijk moeten we in veel hoger tempo aan de slag willen we 2050 gaan halen.

2. Aardgasvrij verkoopt niet, comfort en status wel (aardgastransitie, jaren 60)

Niemand wordt op een dag wakker en besluit dat aardgasvrij de ontbrekende schakel in zijn of haar leven is. In de wijkaanpakken aardgasvrij gaat het dan ook te veel (verrassing) over aardgasvrij. Vooral de kostendiscussie is hierbij funest voor het draagvlak en acceptatie. Aardgasvrij is namelijk gewoon duur en levert te weinig op voor de bewoner in financiële termen. Maar er is hoop. Hetzelfde aardgas heeft een schat aan ervaringen in zich om ons verder te helpen.

De aardgastransitie in de jaren ‘60 ging gepaard met meer kostendiscussies dan mensen zich nu realiseren. Krantenkoppen als: ‘’Gasunie laat volk niet meeprofiteren’’ en de vele Nederlanders die leningen afsloten om de overgang naar aardgas te kunnen betalen worden vergeten. De aanpassingen en aanschaf van nieuwe apparatuur moest door de consument zelf bekostigd worden. Dit kwam neer op gemiddeld 1.600 euro per Nederlander, gerekend in prijzen van nu. Het plaatje hiernaast geeft dit ook mooi weer: De aardgasmannetjes moesten een hoop kooktoestellen afkeuren, tot frustratie van bewoners.

(tekst gaat door onder afbeelding)

Wat maakte aardgas dan aantrekkelijk voor bewoners? Het waren niet zozeer de kosten, want er moest van tevoren vaak geïnvesteerd worden. Een enquête gehouden in Leeuwarden (1965) na de introductie van aardgas laat een aantal interessante dingen zien. Door een sterke inzet op voorlichting dat aardgas goedkoop was namen de bewoners dit over, zonder dat per se te controleren. Want uit de enquête bleek dat 85 procent geen besef had van zijn of haar energieverbruik en 65 procent niet wist wat de tarieven waren.

Die prijs was ook niet het belangrijkst of doorslaggevend. Aardgas was namelijk voor veel huishoudens de eerste mogelijkheid om over te gaan op centrale verwarming. Aardgas, daar kon je je met je hogere inkomen mee onderscheiden. Net zoals de buurman nu zijn opgewekte stroom op de app laat zien, lieten de buren toen weten al centrale verwarming te hebben. Comfort, status en gemak. De tip: heb het in de wijkaanpakken over prettig wonen. Mensen betalen graag extra voor minder koude voeten, niet omdat aardgasvrij een nobel streven is. Verduurzamingsplannen per type woning zijn essentieel.

3. Koop onzekerheid niet af met (nog meer) beleidsstukken en advies (Iedere transitie)

Onze energietransitie is nu vooral een beleids- en consultancy feest. Grote hoeveelheden advies worden geproduceerd en creëren een schijnzekerheid: een geplande energietransitie. De puurste contradictio in terminis die ik ooit heb gezien. We moeten accepteren dat we de komende 30 jaar nog vaak van mening zullen veranderen en dat we spijt gaan krijgen van onze te ideologische discussies.

Historisch gezien blijken we namelijk slecht in staat te zijn om onze toekomstige energiemix, innovaties en maatschappelijke acceptatie in te schatten. Kernenergie zou volgens de politiek van de jaren '60 nu veel dominanter aanwezig moeten zijn, maar anno 2020 speelt dit nog steeds geen belangrijke rol in onze energiemix. Ook minister Wiebes geeft aan dat hij de komende jaren het sentiment in de samenleving nog niet ziet veranderen. Als dit op landelijk niveau al zo lastig is om in te schatten, is het beleid op lokaal niveau al helemaal aan verandering onderhevig. De tip: laat je niet gek maken door al die adviseurs die vijf jaar geleden nog nooit van aardgasvrij hadden gehoord en wees flexibel.

4. Iedere wijk is anders, maar je methodiek niet (aardgastransitie, jaren 60)

Ik heb de afgelopen twee jaar met veel adviseurs over aardgasvrij gesproken. Het valt me daarbij op dat veel projectleiders de focus op hun ‘unieke’ wijk en project leggen. Voor een deel volkomen terecht. De ene wijk bestaat uit veel huurwoningen, de ander uit particulier bezit of de oplossing lijkt warmtepompen versus een collectief warmtenet.

Maar opschalen gaat natuurlijk nooit gebeuren als we onze projecten als uniek blijven zien. In Rotterdam maken ze al mooie stappen door nu ook met een WANNEER kaart te komen die laat zien welke buurten voor 2030 onderzocht zullen worden voor aardgasvrij. Al deze buurten zijn anders, maar de methodiek, daar is goed over nagedacht.

Aardgasvrij moet zo normaal worden als rioolvervanging. We kunnen ons het niet veroorloven grote projecten per wijk op te richten. In de aardgastransitie zag je dat duizenden gasfitters werden opgeleid en langs de deuren gingen, loketten met informatie beschikbaar waren en zo Nederland stap voor stap werd aangesloten. Natuurlijk hebben we nu niet één bron (aardgas) beschikbaar, maar het zoeken naar eenzelfde methodiek is essentieel. Tip: bedenk als gemeente een methodiek voor je wijkaanpak. Durf daarin ook te benoemen wat aan je wijk hetzelfde in plaats van uniek is.

5. Van participatie lokaal naar duidelijk leiderschap landelijk

Wat deze energietransitie wezenlijk anders maakt dan alle andere energietransities is de rol van de Rijksoverheid en die van de gemeenten. In de turftransitie, Deltawerken en aardgastransitie voerde de Rijksoverheid de regie met een sterke publiek/private samenwerking. Nu zijn het de kaders van de Rijksoverheid, maar is ervoor gekozen lokaal bij gemeenten de regie neer te leggen. Voor een start, leren in proeftuinen, is dat prima. Voor de uitrol tot aan 2050: kansloos.

Als we de doelstellingen van 2050 serieus nemen, moeten we opschalen, standaardiseren en keuzes maken op landelijk niveau. De wijkgerichte aanpak aardgasvrij is simpelweg veel te duur, zowel in de oplossingen voor aardgasvrij als de proceskosten. Die 20 tot 40 procent kostenreductie waar in het Klimaatakkoord over gesproken wordt, wordt echt niet gehaald als we het blijven hebben over honderden woningen aardgasvrij. Laat staan dat alle gemeenten hun regierol kunnen vervullen en de benodigde expertise in huis hebben. Ook worden veel onderzoeken nu dubbel uitgevoerd. Dit is een feest voor adviseurs, maar het klimaat heeft er weinig aan.

Er zijn 12.822 buurten in Nederland. Gaan we daadwerkelijk overal langs en mensen betrekken in de transitie? Ik heb het idee dat de meeste Nederlanders daar geen behoefte aan hebben. De meeste Nederlanders zien energie als een nutsvoorziening die geregeld moet worden. Ik voorspel dat binnen nu en vijf tot tien jaar de Rijksoverheid de regie terugpakt en met een striktere uitrol en kaders zal komen. Al is het alleen maar door het hopeloos versnipperde eigendom van de woningvoorraad. Hierbij zullen de laagst maatschappelijke kosten per gebied centraal staan en zal gesproken worden over honderdduizenden woningen.

Zoveel verschillen we niet van die Nederlander in de jaren ‘60. Zelfde mensen, meer gadgets. Gemak, comfort en duidelijkheid zijn voor ons nog steeds belangrijk. Participatie? Natuurlijk blijft dat een rol spelen. Maar de tips uit de oude transities laten zien dat we meer schaal, landelijk leiderschap en lokale implementatie nodig zullen hebben.

 

Over de auteur:
Sven Ringelberg is projectmanager en consultant in de energietransitie. Hij is eigenaar van Transitiepaden en Simpel Subsidie en is programmaleider Duurzaam bij de Gemeente Rotterdam. 
Dit bericht delen via:

Gerelateerde artikelen