De stoepparkeerder weet natuurlijk dat het fout is, maar hoopt ermee weg te komen. Hij hoopt ook dat niet iedereen het gaat doen, want dan wordt de onhoudbaarheid van zijn gedrag snel duidelijk. Twee, drie auto’s, liefst ’s avonds, niet te veel overdag. Op eieren lopen, elke dag weer dat fragiele evenwicht, in de wetenschap dat het aantal auto’s nog altijd toeneemt.

De straatgenoten die hun auto indien nodig netjes een straat verder zetten, lopen ook op eieren. Er is ergernis, ongetwijfeld, maar buurtbewoners aanspreken doe je niet zo snel. De gemeente bellen ook niet, straks word je nog ontmaskerd als buurtverklikker. Nee, de verhoudingen moeten goed blijven, er wordt gegroet alsof er niets aan de hand is. Je staat glimlachend toe wat je jezelf onthoudt.

Free riders

Het ‘free rider-probleem’, heet dat in de economie. Stoepparkeerders zijn in speltheoretische zin vergelijkbaar met zwartrijders of afvaldumpers: profiteren van een collectieve orde zonder er zelf aan bij te dragen. Jaren terug sprak ik zelf twee straatgenoten aan, heel beheerst en vriendelijk natuurlijk. Bij de een liep dat goed af, bij de ander niet. We kunnen nog altijd niet met elkaar door één deur.

Dat is jammer, maar ik snap het ook wel. Waarom zo’n punt ervan maken? Het is niet leuk om te worden aangesproken. Als de aanspreker zelf ook stoepparkeert, dan is hij hypocriet. Maar als diegene zich keurig gedraagt, dan is het ook irritant. Het is bloedirritant om opgeheven vingers te krijgen van moraalridders die zich verantwoordelijker gedragen dan jijzelf. Wat denken ze wel? Dat ze beter zijn? Dat ik naar hém moet luisteren? We zijn allemaal gelijk, maar zowel de stoepparkeerder als de aanspreker probeert stiekem gelijker te zijn dan de ander, om met George Orwell te spreken.

'De stoepparkeerder verschuift zijn probleem naar anderen, terwijl hij vrijwillig in de krappe buurt kwam wonen'

De stoepparkeerder die wordt aangesproken, kan lelijk uit de heup schieten, maar komt ook vaak met slimme argumenten. Want ja, waar moet ik ‘m dan zetten? Alles is vol, die onnozele ambtenaren bij de gemeente hebben voor te weinig parkeerplaatsen gezorgd. De stoepparkeerder verschuift zijn probleem handig naar zijn medebewoners en naar de gemeente. Zij moeten maar uitleggen hoe hij dan wél moet parkeren. Terwijl, de stoepparkeerder is vrijwillig in deze krappe buurt komen wonen. Hij heeft zelf die auto gekocht. Een tweede auto gekocht, soms. Er zijn niet te weinig parkeerplaatsen, je kan net zo goed zeggen dat er te veel auto’s zijn. Als ik mijn fietsen op de rijbaan zou stallen omdat mijn schuur te klein wordt, dan is het opeens zonneklaar dat dat mijn eigen probleem is.

Biertjes

De toon is uitermate belangrijk. En een biertje. Op ons jaarlijkse buurtfeest wordt veel gladgestreken. Zonder de hete hangijzers persoonlijk aan te roeren, strijkt de juiste sfeer ze weer even glad. In de gezelligheid herkennen we elkaars twijfels en problemen, we doen allemaal ons best. Ja, we hebben in Nederland meer buurtfeesten nodig. Biertjes mogen volgens andere moraalridders dan slecht zijn voor de fysieke gezondheid, maar hun heilzame werking op onze mentale gezondheid weegt daar tegenop.

'Milieudiscussies gaan vaak over cijfers en normen, over techniek en geld. Maar daar zit ‘m de crux niet'

Biertjes zijn misschien wel onontbeerlijk bij de grotere kwesties. Want stoepparkeren laat in zijn onbenulligheid mooi zien waarom de grote free rider-vraagstukken, zoals stikstof of het klimaat, zo moeilijk aan te pakken zijn. Het verklaart ook waarom ik veel milieudiscussies niet zo interessant vind. Ze gaan vaak over cijfers en normen, over techniek en geld. Maar daar zit ‘m de crux niet. Dat mensen rechten menen te hebben, free rider willen zijn en de ander verantwoordelijk willen maken, dat we elkaar in de greep houden, achterdochtig zijn over de bedoelingen van overheid of anderen, dát maakt het moeilijk. Maar daarmee niet minder belangrijk. We hebben een beschaving hoog te houden.

Mensen zijn nauwelijks in staat om een free rider-probleem onderling te beëindigen. Met biertjes werkbaar houden is het hoogst haalbare. Er komt meestal pas een eind aan door een nieuwe omstandigheid of door overheidsingrijpen. In mijn buurt komt die er nu: vergunningparkeren. Gratis, dat nog wel. Volgens de gemeente om nieuwe ziekenhuisparkeerders uit onze straat te houden. Voor ons eigen bestwil komen er straks dagelijks handhavers door onze straat, maar stoepparkeerders zullen met die pottenkijkers niet blij zijn. Sommige cadeautjes heb je liever niet, maar ze kunnen het niet hardop zeggen. Het is zoals zo vaak: de belangrijkste dingen zijn de dingen die niet worden gezegd.