Dit artikel verscheen eerder in vakblad BT Magazine. BT Magazine is hét vakblad voor iedereen die zich bezighoudt met regionale innovatiekracht en vestigingsklimaat. Meer informatie of een nummer gratis inzien? Klik dan hier.

Danielle van Steeg en Gregor Heemskerk van TwynstraGudde verzorgden tijdens het afgelopen BT Event op Industriepark Kleefse Waard in Arnhem een sessie over het organiseren van collectiviteit. Onder de titel ‘Zo betrek je ondernemers bij de werklocatie’ gingen zij in gesprek met de deelnemers. ‘Een aantal van hen vroegen naar een standaard aanpak voor verouderde bedrijventerreinen, maar die bestaat helaas niet. Het blijft maatwerk’, zegt Heemskerk. ‘Er zijn wel vaste stappen die je moet doorlopen om tot die maatwerkaanpak te komen: De eerste is om heel goed te luisteren naar de ondernemers op een locatie. De tweede is het in kaart brengen van de agenda van de industrie. Als je het belang van de bedrijven kunt dienen met een collectieve aanpak én een goed voorstel, dan zijn zij sneller bereid om te investeren. Immers, zij worden er beter van.’

1. Volg de agenda van de industrie

Heemskerk wijst op de Brainport Industries Campus (BIC) in Eindhoven. De eerste fase werd afgelopen najaar geopend door koning Willem-Alexander en moet een groep hightech toeleveranciers van bedrijven als ASML, Siemens en Boeing op één fysieke locatie gaan verbinden. Het zijn grotendeels MKB-bedrijven die op deze manier gezamenlijk de professionaliteit van de keten en het concurrerend vermogen willen verhogen. ‘Deze bedrijven voelden de noodzaak om anders te gaan werken’, zegt Heemskerk. ‘Deze grote klanten verwachten van hun toeleveranciers dat ze innoveren en vooroplopen in hun vakgebied. Voor afzonderlijke MKB-bedrijven is dat heel moeilijk, maar in coöperatief verband is veel meer mogelijk.’

Een praktisch voorbeeld van die samenwerking is een gezamenlijke pilotfabriek voor het 3D-printen van metalen onderdelen voor de industrie. De fabriek wordt gefinancierd door een aantal lokale bedrijven voor wie een dergelijk experiment te riskant en te duur is om individueel op te pakken. ‘Het is een voorbeeld van hoe veranderende samenwerking in de productieketen leidt tot innovatie’, stelt Heemskerk. ‘Op deze campus draait alles om één markt binnen de techsector. Clustering helpt bedrijven om gelijkgestemden te vinden. Op de Brainport Industries Campus maken die bedrijven een transitie door van een standaard ‘supply chain’, naar een ‘supply network’ en zelf een ‘supply network onder één dak’. Behalve de gewenste innovatieslag, leidt dit ook tot een reductie van de productiekosten.’

Campusvorming is daarnaast ook een ruimtelijk vraagstuk. Ondernemers verhuizen niet graag en doen dat alleen als het nodig is om hun primaire processen te kunnen verbeteren. ‘Die ondernemers weten eigenlijk heel goed wat ze nodig hebben om optimaal te functioneren’, zegt Heemskerk. ‘Een toekomstbestendige productielocatie komt aan die wensen tegemoet: een omgeving die samenwerking tussen bedrijven onderling en met kennisinstellingen stimuleert en daarmee innovatie aanjaagt. Daarnaast biedt een aantrekkelijke campus een openbare ruimte waar het prettig verblijven is, met goede voorzieningen, een goed programma, en een imago en uitstraling waar talent op af komt.’

2. Benut de governance

Ook op de Novio Tech Campus (NTC) in Nijmegen is een campus met een sterke clustering van kennisintensieve bedrijven ingericht. Op het industriële complex van NXP, voorheen de halfgeleiderdivisie van Philips, kwamen enkele jaren geleden verschillende productiegebouwen leeg te staan. Tegelijkertijd was vanuit de bedrijvigheid bij onderzoeksafdelingen op universiteitscampus Heyendaal veel vraag naar ruimte voor spin-offs en commerciële initiatieven, vooral op het snijvlak van health, life sciences en hightech. Na een succesvolle opstartfase van de NTC wordt op dit moment gewerkt aan een groeistrategie voor de komende tien jaar.

‘Het doel is om een aantrekkelijke en stimulerende omgeving te creëren, waarin bedrijven kunnen samenwerken en innoveren’, zegt Van Steeg. ‘Daarvoor moeten zowel de hardware als de software op orde zijn.’ De ruimtelijke visie voor de Novio Tech Campus voorziet in een mix van functies en een aantrekkelijke openbare ruimte – de hardware. Ook is een cruciale rol weggelegd voor de rol van parkeerruimte. ‘Door te kiezen voor parkeerplekken die niet op het maaiveld naast de gebouwen liggen, ontstaat een openbare ruimte die uitnodigt tot verblijf en ontmoeting. Dit soort maatregelen kunnen een groot verschil maken.’

Om de stap van werklocatie naar campus te zetten, is programmering en community-management nodig (de software). Van Steeg: ‘Een goede programmering van inhoudelijke evenementen en bijeenkomsten met een meer sociaal karakter draagt bij aan de focus, het concept en de thematisering op een campus. De volgende vraag is dan: hoe zorg je dat bedrijven hieraan willen meebetalen? Uiteraard kijk je dan naar de inhoudelijke behoeften die er zijn en welke events daar het beste bij passen. Maar het belangrijkste is dat de community wordt geactiveerd om het programma zelf te gaan dragen. Uiteindelijk moeten partijen zelf input gaan leveren en inzien dat een goed programma bijdraagt aan hun bedrijfsdoelen.’

Dit kun je volgens de adviseurs organiseren in de governance, de organisatiestructuur op een terrein. Van Steeg: ‘Behalve de vraag “wie betaalt wat?” hoort hier ook bij dat de governance flexibel is ingericht. Nieuwe partijen moeten kunnen toetreden of bedrijven moeten kunnen uittreden als ze dat willen. Ook wil je dat bedrijven en individuen van buitenaf kunnen deelnemen als dat bijdraagt aan de doelen van de campus en het cluster. Op de NTC zoeken bedrijven en het onderwijs elkaar bijvoorbeeld graag op. Studenten leren dat kennis en ideeën de grootste impact hebben wanneer ze worden gekoppeld aan ondernemerschap, bedrijfsvoering en financiering. Tegelijkertijd snappen ondernemers dat innovaties een nieuwe impuls kunnen krijgen door nauwere samenwerking met de wetenschap en het onderwijs.’

Toch is het in deze vorm van collectiviteit belangrijk om de governance-structuur niet leidend te maken, stelt Heemskerk. ‘De structuur is altijd dienend aan de hardware en de software. Wanneer de strategie verandert, moet de structuur kunnen meeveranderen. Dat is niet altijd gemakkelijk, want het vraagt van deelnemers dat ze neutraal en van een afstand naar de gemaakte afspraken blijven kijken. Een te starre governance is een valkuil. Campusmanagement is altijd in beweging en houdt nooit op, juist niet wanneer de gebiedsontwikkeling is afgerond.’

3. Wat kunnen we leren van de BIZ-aanpak?

De voorbeelden uit Eindhoven en Nijmegen laten zien wat collectiviteit kan betekenen. Maar collectiviteit is op de meeste bedrijventerreinen in ons land zeker geen vanzelfsprekendheid. Op nieuwe terreinen kunnen voorwaarden voor collectiviteit zijn opgenomen in de uitgiftecontracten. Maar op bestaande terreinen waar nog geen vorm van parkmanagement is ingericht, speelt vrijwilligheid een veel grotere rol. Juist op de oudere terreinen is het het moeilijkst om collectiviteit te organiseren. Bij sommige ondernemers die hun vastgoed willen moderniseren en verduurzamen is de benodigde investeringsbereidheid misschien aanwezig, maar in veel gevallen zal er ook een groep zijn die niet wil meewerken.

Hoe kun je deze ‘free riders’ dan toch betrekken? Volgens Van Steeg kunnen bedrijventerreinen inspiratie ontlenen aan de bedrijfsinvesteringszones (BIZ), een vorm die vooral in winkelgebieden wordt toegepast. Binnen een BIZ werken ondernemers en eigenaren samen aan de verbetering van hun gebied. De gemeente heft daartoe jaarlijks een bedrag naar rato van de WOZ-waarde van een pand. Met de opbrengst van deze heffing kunnen de deelnemers gezamenlijk investeren in de leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit en economische ontwikkeling van het gebied. Pas als een twee derde meerderheid van de ondernemers (die minimaal 50 procent van de totale WOZ-waarde vertegenwoordigt) voorstander van de heffing is, wordt een BIZ ingericht. Van Steeg: ‘Naast het tegengaan van free riders biedt een BIZ ook veel inzicht. Er wordt een businessplan opgesteld waarin in het proces de ambities van de deelnemers inzichtelijk worden. Ook als die ambitie verder reikt dan het plaatsen van prullenbakken en het bekende ‘schoon, heel en veilig’. Door het proces van oprichten van een BIZ krijg je inzicht in hoe ondernemers denken, wat hen raakt en wat nodig is om de aansluiting van markt en overheid te vinden. Het dwingt diezelfde ondernemers om ook zelf over die vragen na te denken. Ik denk dat dit een aanpak is waar veel paralellen te trekken zijn met waar we heen willen op bedrijventerreinen.’