Wilde appel, duinroos, bosaalbes, laurierwilg, gele kornoelje: het zijn een aantal voorbeelden van planten die al heel lang groeien in Nederland, onder andere in landschapselementen in agrarisch gebied, maar met het verstrijken van de tijd minder voorkomen. Naar schatting bestaat minder dan 3 procent van het bosareaal en de landschapselementen tegenwoordig uit wilde soorten. En dat is slecht nieuws, stellen de auteurs van Behoud groen erfgoed, want de achteruitgang in inheemse soorten heeft een afname in biodiversiteit, slechte groei of bossterfte tot gevolg.

In de publicatie wordt de achteruitgang verklaard en worden oplossingen aangedragen. Inheemse bomen en struiken hebben volgens de onderzoekers een ‘breed genetisch spectrum’ ontwikkeld. Ze zijn daardoor beter resistent tegen veranderingen, waaronder (klimaat)verandering, denk aan gevoeligheid voor hitte, droogte of veel water in een korte periode. Inheemse soorten zouden de voorspelde temperatuurstijging kunnen overleven, maar ook een verandering van de standplaats of nieuwe ziektes beter aankunnen. Bij gekweekte bomen is die variatie veel minder. Ook heeft het “voedselweb” waar een boom samen met insecten, vogels, schimmels en paddenstoelen onderdeel van uitmaakt, zich bij autochtone, wilde bomen duizenden jaren kunnen ontwikkelen. Hierdoor herbergen deze bomen een grote en oorspronkelijke biodiversiteit.

Inheemse soorten kunnen relatief goed tegen verandering zoals droogte en hitte

In Nederland zijn de laatste populaties van wilde bomen en struiken niet goed beschermd, stellen de auteurs. Met het rapport wordt gewerkt aan bewustwording, maar worden ook praktische handvatten geboden aan beheerders en beleidsmakers die ermee aan de slag willen, opgedeeld in inventarisatie van de landschapselementen en het behoud en beheer ervan. Met verschillende lijsten wordt inzicht gegeven in ‘aandachtsplanten’ per provincie. Het advies in beheer luidt onder meer extra aandacht te schenken aan bedreigde inheemse soorten, en het beheer ervan vast te leggen in beheerplannen.

(Tekst loopt verder onder de afbeelding)

In het heggenlandschap van de Goesse Poel (Zeeland) groeien diverse soorten wilde struiken (foto: Lodewijk van Kemenade)

De wilde bronpopulaties waar het rapport zich op richt zijn, naast de autochtone Genenbank, de bron voor boomzaden waaruit autochtoon plantgoed wordt opgekweekt. Volgens Lodewijk van Kemenade, projectleider bij Landschapsbeheer Flevoland en een van de auteurs van het rapport, is dat materiaal ook zeer geschikt voor het stedelijk gebied. De uitzondering hierop vormt een strakke, uniforme laanbeplanting, zegt Van Kemenade. 'Het materiaal is hiervoor minder geschikt omdat door de genetische variatie het uiterlijk van de bomen varieert.'

Het rapport Behoud Groen Erfgoed kwam tot stand door Landschapsbeheer Flevoland en Ecologisch Adviesbureau Maes in samenwerking met RCE en LandschappenNL en is te vinden via deze link.