Op de drempel van 2020 is onmiskenbaar een scheiding zichtbaar tussen een sociale boven- en onderlaag in de bevolking. Het CBS ordende de gehele Nederlandse bevolking langs een meetlat van 10 indicatoren, waaronder opleidingsniveau, voor de mate van welvaart en welzijn. Sommigen blijken gunstige scores te stapelen. Dat zou je de bovenlaag kunnen noemen die alles meeheeft. Vooral hoogopgeleiden behoren tot de gunstige stapelaars. De onderste laag stapelt juist het gemis aan gunstige scores.

Mist Den Haag het midden?

Neem Den Haag. In vergelijking met de rest van het land zijn middelbaar opgeleiden in de hofstad iets minder goed vertegenwoordigd dan de hoog- en laagopgeleiden. De laatstgenoemde categorieën zijn juist sterker vertegenwoordigd. Je zou daarmee kunnen stellen dat den Haag meer bovenlaag en onderlaag telt en iets van de middenlaag mist. De sociale gelaagdheid wordt echter pas sprekend door binnen de stad in te zoomen op de ruimtelijke geleding van wijken.

De sociale ongelijkheid in Den Haag werd altijd getypeerd als stad van petten en pruiken. De gegoede burgers en rijksambtenaren woonden daarbij vooral op het zand, de anderen op het veen. Het zand en het veen vormen nog steeds de waterscheiding voor ‘bovenlaag’ en ‘onderlaag’, zo blijkt.

Neem bijvoorbeeld het Statenkwartier op het zand en de Haagse Schilderswijk op het veen. Het Statenkwartier maakt deel uit van een gebied dat door de gemeente is bestempeld als ‘internationale zone’. Hier vestigden zich internationale organisaties als het OPCW, Europol en Eurojust. Dat trekt de autochtone kenniselite en internationale expats naar deze buurt. Het percentage hoogopgeleiden ligt dan ook op 66%. Daarmee is de succesvolle bovenlaag zeer ruim vertegenwoordigd. Laagopgeleiden zijn met negen procent sterk ondervertegenwoordigd. Op nauwelijks 4 km afstand ligt de Schilderswijk. Daar is de situatie omgekeerd. Een bovenlaag is er nauwelijks te vinden. De bevolking voor het overgrote deel van niet-Nederlandse herkomst. Je zou het de informele internationale zone kunnen noemen die bestaat uit overwegend laagopgeleide immigranten en hun kinderen. De bevolking scoort er nauwelijks op de gunstige scores voor welvaart en welzijn.

De ongelijkheid komt direct tot uiting in de woningprijzen per vierkante meter. Die liggen in de formele internationale zone minstens dubbel zo hoog. Bovendien staan er nogal wat grotere woningen. Appartementen van meer dan een miljoen zijn geen uitzondering. De concurrentie met de autochtone kenniselite op de koopwoningmarkt drijft de prijzen verder op.

De verborgen kracht van zelfsegregatie

Woningprijzen kunnen een drempel vormen voor toegang tot een wijk. Maar anderzijds speelt ook het fenomeen van zelfsegregatie. Uit onderzoek van Musterd e.a. naar leefstijl en buurtgenoten blijkt dat bewoners met een leefstijl die afwijkt van het gemiddeld patroon in de buurt sneller vertrekken. Bovendien kwam aar voren dat hun leefstijl meer paste bij die in de bestemmingsbuurt. Een overeenkomstig patroon van uitsortering gold ook voor verschillen in inkomen en etniciteit, maar leefstijl was van doorslaggevender betekenis. Doorgaans wil men blijkbaar graag wonen in buurten met gelijkgestemden (lees ook dit artikel en dit artikel).

De uitkomsten liggen in lijn met bijvoorbeeld onderzoek van ROMagzine over diversiteit. Nauwelijks een derde van bewoners gaf desgevraagd aan een woonomgeving met veel verschillende leefstijlen of culturen (zeer) belangrijk te vinden. Vooral professionals vonden dat wel: twee derde hecht veel waarde aan een woonomgeving met een grote diversiteit aan leefstijlen. 

Overigens telt Den Haag ook wijken waar de uitsortering minder extreem is of waar juist de middenlaag goed vertegenwoordigd is. Dat zijn vooral de nieuwbouwlocaties aan de randen van de stad. 

Wat te doen? Het dilemma voor bestuurders

Sociaalruimtelijke ongelijkheid neemt in veel steden toe. Het internationale succes van Den Haag blijft een succesvolle bovenlaag aantrekken die de middengroepen beconcurreert op de woningmarkt. De kwetsbare onderlaag blijft achter in vooral de sociale woningvoorraad en middengroepen vertrekken naar randgemeenten. Professionals en bestuurders zoeken naar manieren om de toenemende kloof binnen de stad te verhinderen. Tegelijkertijd hebben bewoners in alle lagen - al dan niet expliciet – voorkeuren voor gelijkheid met naaste buren. Hoe zorg je voor een stad waar iedereen zich thuis voelt? Moeten de middengroepen meer plek krijgen? Of ligt de oplossing toch bij minder strikte visie op menging. Musterd c.s. houdt het op ‘buurten die moeten passen als een jas’, ofwel: niet te veel afwijkende leefstijlen op microniveau. Bewuste menging van sociale leefstijlen moet ruimtelijk gebalanceerd plaatsvinden: gradueel van straat naar straat, niet met directe buren. Woningcorporaties hadden naar verluid vroeger al het credo: niet te veel dynamiek op het portiek.