Door Elien Hagedoorn. Dit artikel verscheen eerder in vakblad Stedelijk Interieur.

Vanaf de straat valt niet direct op wat voor woonproject schuilgaat achter de voordeuren van deze schijnbaar normale nieuwbouwhuizen in de Vruchtenbuurt. Al zijn de gevels wel opvallend, omdat ze gemaakt zijn van leisteen en hout. Vanbuiten zie je ook niet meteen dat deze woningen een gemeenschappelijke tuin omringen, waar een gemeenschappelijk gebouw staat als ontmoetingsruimte.

Vanuit de woonkamer van Niek van Vliet, bewoner van de Groene Mient, is dat wel goed te zien, en hij vertelt enthousiast over het woonproject. Als architect en bouwecoloog bij de gemeente Den Haag is hij expert op het gebied van ecologisch, duurzaam en gezond bouwen. ‘Om de gevolgen van klimaatverandering zoals hittestress tegen te gaan is het belangrijk dat er genoeg aandacht wordt besteed aan vergroening in steden. Zeker als wijken veranderen naar gasloze wijken met goed geïsoleerde woningen’, zegt hij. In zijn vorige woonplaats, Rotterdam, was hij ontevreden over de manier waarop de gemeente omgaat met openbaar groen en hoe bewoners hun groen vervangen voor betontegels in achtertuinen. Om echt controle te hebben over het groen in zijn omgeving, besloot hij het heft in eigen hand te nemen.

Duidelijke visie

Hij sloot zich in een vroeg stadium aan bij de Groene Mient en stelde samen met de eerste bewoners duidelijke basisprincipes op. ‘Sociale diversiteit en ruimte voor eigenheid, samenleven in verbondenheid, ecologisch verantwoord wonen, en betaalbaar, toegankelijk en flexibel wonen’, zo is te lezen op de website. Medebewoner Robbert Kruiniger, die zich met zijn gezin aansloot bij het project, benadrukt dat niet iedereen dezelfde beweegredenen had. ‘Maar in de basisprincipes moet je je wel kunnen vinden.’

De naam Groene Mient is gebaseerd op het Oudnederlandse woord ‘mient’, dat gemeenschappelijke (duin)weide betekent. Op het 7500 vierkante meter grote terrein van de Groene Mient stond vroeger een school. Na de sloop ervan, waarbij materialen zijn overgebleven die zijn hergebruikt in het nieuwe project, was de gemeente in eerste instantie van plan de grond kaveltje per kaveltje te verdelen. Maar de Groene Mient’ers stonden erop rijtjeswoningen en appartementen te maken rondom een gemeenschappelijke tuin. Voor Kruiniger en zijn gezin was het een droom die werkelijkheid werd. ‘Bij de informatieavond waren we meteen verkocht. We vonden het heel belangrijk om een tuin samen met anderen te delen, ook voor onze kinderen. In ons vorige huis misten we saamhorigheid en groen om ons heen.’

Ecologisch ontwerp

De ecologische waarden die ten grondslag lagen aan de Groene Mient zijn op veel plekken terug te zien. De daken staan vol met zonnepanelen en collectoren, de schuurtjes achter in de tuin hebben groene mos-sedumdaken, en ook is er ‘groene’ bestrating. Er wordt gebruikgemaakt van speciale tegels die water doorlaten. De huizen zijn bovendien energiezuinig en maken gebruik van complete zonneboilersystemen en warmtepompsystemen op aardwarmte.

Het bewonerscollectief wilde zuinig omgaan met regenwater en ervoor zorgen dat dit niet het riool in zou lopen. In de tuin is daarom een viertal gekoppelde wadi’s aangelegd, vanwaaruit overtollig regenwater van circa 1800 vierkante meter aan daken de grond in kan trekken na hevige regenbuien. De witte TPE-dakbedekking van deze daken is loogvrij, waardoor zuiver regenwater zonder schadelijke stoffen de wadi’s instroomt. Nu staan er nog door de kinderen gebouwde hutten in die dienst doen als springplank in de (tijdelijk) volgelopen wadi’s.

Sociale tuin

De gemeenschappelijke tuin biedt elke woning aan de achterkant een groen en weids uitzicht. De bewoners hebben er bewust voor gekozen geen schuttingen of grote heggen te plaatsen. Hier en daar worden de tuintjes afgebakend met een ophoging, een lage struik of een loopbrug. Over de aanpassingen die bewoners achter in hun privétuin willen doen, dient de algemene ledenvergadering van de vve eerst uitspraak te doen. Van Vliet is nu bijvoorbeeld bezig met een speels paadje van zijn tuin naar het gemeenschappelijke deel.

Met 33 huishoudens is het voor te stellen dat samenwerking niet altijd meevalt. ‘Het zijn wel heel veel meningen bij elkaar. Het is een hele klus, maar meestal gaat het goed’, zegt Van Vliet daarover. De groep maakt gebruik van een sociocratische besluitvorming. Als iemand bezwaar maakt tegen een plan, wordt er altijd uitvoerig over gepraat. Kruiniger: ‘Dat we hier samen willen wonen, is juist ook wat ons bindt. In het voortraject zijn er wel mensen afgevallen, als ze erachter kwamen dat dit toch niet echt bij hen paste.’

Samenwerking

De gemeenschap van de Groene Mient bestaat uit verschillende werkgroepen, die zich bezighouden met verschillende zaken. Zo zijn er werkgroepen die zich richten op de tuin, het gemeenschappelijke gebouw, financiën, catering, communicatie en energie. Het gemeenschappelijke aspect van dit woonproject zou ook nadelen kunnen hebben. Met zo’n tuin zijn wel alle ogen altijd op elkaar gericht. Maar voor Kruiniger is dit geen enkel probleem; hij legt uit dat dit juist hetgeen is dat zorgt voor sociale cohesie. Hij voegt hier een mooie vergelijking aan toe. ‘Je moet het zien als een camping waarop je je eigen tentje hebt. Dat tentje is net als ons huis hier, dat is echt onze eigen ruimte. En het stukje gras voor je tent, dat is ook van jou. Op de camping is het een soort ongeschreven regel dat niet iedereen daar zomaar overheen loopt. Maar het stuk daarna loopt geleidelijk over in gemeenschappelijke ruimte.’

Afgelopen zomer is de groep begonnen met de bouw van een gemeenschappelijk gebouw in het midden van de gemeenschappelijke tuin. Het gebouw heet ’t Ei en is gemaakt van hempcrete (hennepvezels, gebluste kalk en water). Transparante polycarbonaat golfplaten zorgen voor bescherming tegen de regen. Van Vliet: ‘Op het dak komen 17 centimeter hoge balen dakturf te liggen die vermengd zijn met een graszadenmix. Zo zal zich een opvallend grasdak vormen als kroon op dit gemeenschappelijke gebouw. De begroeiing en de turfbalen kunnen ruim 110 liter hemelwater per vierkante meter opnemen.’

Hoe de ruimte precies gebruikt zal gaan worden is nog niet helemaal duidelijk, maar zij zal als een soort verlengstuk van de tuin fungeren. Kruiniger: ‘Het zal een plek worden waar we elkaar bij slecht weer kunnen ontmoeten, om koffie te drinken, spelletjes te spelen en wat te kletsen, of om te vergaderen.’

Wonen in de Groene Mient is waarschijnlijk niet voor iedereen weggelegd, omdat het wonen in een gemeenschap niet bij iedereen past. Bewoners moeten gemotiveerd zijn om veel zaken als gemeenschap te regelen. Ook als je veel belang hecht aan je privacy en geen inkijk in je tuin of woonkamer wil hebben, dan is zo’n gemeenschappelijke tuin niet heel geschikt. Het realiseren van zo’n project vergt bovendien veel doorzettingsvermogen en geduld. Of de Groene Mient model staat voor de stad van de toekomst is nog maar de vraag. ‘Maar’, zo zegt Kruiniger, ‘voor wie droomt van een gemeenschappelijke tuin en een woonproject waar sociaal en duurzaam wonen tot in de haarvaten zit, is het de investering meer dan waard.’

Materialen

Voor de bestrating is rondom de Groene Mient bijzonder materiaal gebruikt: de Hydro Lineo, een product van Struyk Verwo Infra. ‘Het is een soort bestrating die ervoor zorgt dat water door afstandhouders in variabele breedte in de bodem kan infiltreren’, vertelt Jan Willem Pietersma van Struyk Verwo Infra. ‘Bij zware regenbuien kan het water niet direct worden opgenomen, maar dat wordt dan opgevangen in de wadi’s.’ Het materiaal heeft volgens Pietersma twee voordelen: door die afstandhouders kan het water de grond intrekken en er kan gras in groeien. Dat ziet er niet alleen mooi uit, maar is ook goed tegen de hitte.

Volgens Addy Boer, Graphorn Groen- en Infraprojekten, is dit materiaal een hot item en hij is een groot voorstander van dit soort materialen. ‘We moeten echt aandacht schenken aan water en vergroening in steden.’ Voor Boer was het een bijzonder project om aan mee te werken. ‘Het was uniek en mooi om er vanaf het begin bij betrokken te zijn en met bewoners om tafel te zitten. Het vergt wat meer geduld, maar dat went vanzelf.’