Door Kees de Graaf. Dit artikel verscheen eerder in een meer uitgebreide versie in vakblad ROm. ROm is gratis voor ambtenaren ruimte, infrastructuur en milieu bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen.
Het Rijk heeft met de ontwerp-NOVI de lijnen uitgezet voor de verstedelijking in de komende periode. De vraag is dan vervolgens: hoe pakken de partijen die daar concreet invulling aan moeten geven de handschoen op? Projectontwikkelaars, gemeenten, ontwerpers: wat vinden zij van de prioriteit ‘sterke steden en sterke regio’s’? De drie experts die in dit artikel aan het woord komen hebben alle drie ruime ervaring op dit terrein. De totstandkoming van de NOVI hebben ze met belangstelling gevolgd en in meer of mindere mate hebben ze mee kunnen denken en spreken over eerdere versies. Desirée Uitzetter, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Projectontwikkelingsmaatschappijen (NEPROM) is blij dat de ontwerp-NOVI er nu eindelijk ligt en afgemaakt is. ‘Er is nog het nodige op en aan te merken maar het is goed dat het concept er is en dat we daarover met elkaar kunnen doorpraten. En vooral: tot uitvoering kunnen komen.’
De urgentie van de stedelijke problematiek is alleen maar groter geworden in de tijd dat er aan is geschreven. Niet voor niets heeft de NEPROM zelf de nodige voorzetten in de discussie gegeven, met name met het manifest Thuis in de Toekomst. Wanneer Uitzetter de inhoud hiervan vergelijkt met de ontwerp-NOVI, maakt de laatste voorzichtiger keuzes. ‘Voor een deel begrijpelijk omdat wij met Thuis in de Toekomst de verstedelijking echt centraal hebben gesteld en de NOVI over meer thema’s gaat, maar het had wat ons betreft steviger gemogen. Laat onverlet dat wel goede thema’s aan de orde komen; naast het wonen ook zaken als mobiliteit, klimaatadaptatie en economische ontwikkeling. Die breedte onderschrijven we nadrukkelijk en we nemen als marktpartijen daar onze verantwoordelijkheid in.’
Polycentrisch
De mogelijkheden die de stad biedt om alle gewenste functies op te nemen zijn volgens Uitzetter echter niet oneindig. Dat er naast binnenstedelijke transformatie wordt gekeken naar bouwmogelijkheden aan de stadsranden vindt zij daarom zeer terecht: ‘Het is maatschappelijk onverantwoord om alles in de stad te willen onderbrengen. Het past niet, mensen accepteren het niet meer, het leidt nu al tot zeer hoge woningprijzen. We moeten zorgen dat er voldoende plekken worden aangewezen en ontsloten waar we al op korte termijn tot betaalbare nieuwe woningen kunnen komen.’
Ook wethouder Roeland van der Schaaf (PvdA) is content met de prioriteit die de steden krijgen in de NOVI. Dat zijn stad Groningen in het concept prominent naar voren komt – zowel bij de opgaven als in de voorbeeldprojecten – stemt hem eveneens tevreden: ‘We staan er goed in. De bredere strategie, inclusief energietransitie, past goed bij onze plannen voor de stad. Er is erkenning voor onze opgaven. Daarbij is er terechte waardering voor de polycentrische structuur die ons land kent en waar ook onze kracht ligt. Overal in de wereld zie je centralisatie en enorme verstedelijking; daar moeten wij voor oppassen. Hier kun je als stadsbewoner nog snel buiten komen, dat moeten we behouden. Ik zie dus meer in het samenspel van verschillende stedelijke regio’s. Waarbij Groningen een magneetfunctie in het noorden kan vervullen. Die bredere betekenis lees ik duidelijk terug.’
(Tekst loopt door onder de afbeelding)
Suikerunieterrein Groningen, waar toekomstige stadsuitbreiding gaat plaatsvinden (beeld: gemeente Groningen)
Krimp
Uiteraard hadden voor Van der Schaaf bepaalde zaken scherper gemogen in de ontwerpversie: ‘Onze positie als energieprovincie had meer nadruk mogen krijgen, met bijvoorbeeld initiatieven rond waterstof waar we mee bezig zijn. Daarnaast had onze positie tussen de Randstad enerzijds en Bremen/Hamburg anderzijds meer accent kunnen krijgen, onder meer met een goede spoorverbinding.’ Daar staat tegenover dat er oog is voor verkeer, ook op lagere schaalniveaus, ‘tot en met de capaciteit van ons fietsnetwerk aan toe’. Een ander belangrijk issue vindt hij de relatie met de regio: ‘De stad kan niet zonder het ommeland en andersom. Mede door de aardbevingen bevindt de regio zich hier in een negatieve spiraal, die moeten we omdraaien. Daarin heeft de stad een verantwoordelijkheid.’
Vooral dit onderwerp – de krimpende regio’s – had wat Enno Zuidema, hoofd stedenbouw bij bureau MVRDV – veel nadrukkelijker in de ontwerp-NOVI terug mogen komen. ‘In de rand van het land spelen grote vraagstukken die ook voor de rest van Nederland betekenis gaan krijgen. Die problematiek wordt nu op één pagina afgedaan. Dat doet weinig recht aan het feit dat zes provincies met krimpgebieden te maken hebben en in 2040 de helft van alle gemeenten hiermee kampt.’
Krimpregio’s staan voor opgaven die elders niet of in veel mindere mate worden gevoeld. Mensen in krimpregio’s hebben veel minder kans op goede zorg en goed onderwijs. De voorzieningen en ruimtelijke kwaliteit staan sterk onder druk, benadrukt Zuidema. ‘Dat het Rijk daarbij naar gemeenten wijst als de partij die de problemen rondom bevolkingsdaling gaat oplossen, vind ik te gemakkelijk. Het Rijk schuift zijn verantwoordelijkheid hier te snel van zich af. In deze gebieden ontstaan veel creatieve oplossingen, maar geld is bij een aantal vraagstukken echt wel een vereiste. Helemaal omdat in het verleden wel budgetten beschikbaar waren voor dorps- en stadsvernieuwing, maar deze nu geheel ontbreken.’
Investeringsagenda
Het pleidooi dat de NOVI houdt voor economische structuurversterking in deze gebieden kan Zuidema onderstrepen: ‘Met projecten als Places of Hope zijn daar goede voorstellen voor ontwikkeld, waarbij op regionaal niveau steden en de krimpgebieden eromheen worden verbonden. En waarbij thema’s als decentrale energievoorziening, wonen en zorg aan bod komen. Ik zie die oogst – ook uit projecten als het Jaar van de Ruimte – te weinig terug.’
De samenhang der dingen is van groot belang, aldus Zuidema. ‘Je kunt bijvoorbeeld wel inzetten – zoals in de Achterhoek gebeurt – op nieuwe maakindustrie, maar als er niet tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in toegankelijke jongerenhuisvesting komen projecten niet van de grond.’ Wat Zuidema betreft worden groeiende steden medeverantwoordelijk gemaakt voor het welvaren van de krimpende gebieden eromheen. ‘Daar staat tegenover dat deze gebieden ook moeten bijdragen aan de voorzieningen in de steden. Een goed voorbeeld is de aanpak in het Deense Aalborg, waarbij de regio meebetaalt aan het theater in deze stad. Nieuwe vormen van partnership zijn onontbeerlijk om deze wisselwerking goed vorm te geven.’
Waar het de komende tijd vooral op aan zal komen is de uitvoering. ‘We willen een steviger sturing; het uitvoeringsprogramma is te voorzichtig’, stelt Desirée Uitzetter. Ze geeft aan daar namens de NEPROM met de minister over in gesprek te zijn ‘om te kijken hoe we van NOVI naar RIA kunnen komen: een Regionale Investeringsagenda. Dat doen we als NEPROM niet alleen maar in samenwerking met partners als openbaarvervoerpartijen, Staatsbosbeheer, gemeenten, bouwers, beleggers en andere betrokkenen. We moeten namelijk nog gerichter gaan investeren, zowel publiek als privaat, om werk te maken van de verstedelijking. Alle middelen moeten op een rijtje komen en het Rijk heeft daarin een verantwoordelijkheid. Waarbij tijd nu echt de meest kritische factor is. We kunnen ons niet veroorloven daar net zo lang over te doen als bij de NOVI zelf. Kijk bijvoorbeeld naar de stedelijke bereikbaarheid: daar lopen we nu al in achter en investeren we – kijk naar de Vinex – traditioneel te laat in. Dat moet nu beter.’
Ontwerpkracht
Roeland van der Schaaf onderschrijft dat de kwaliteit van de regiodeals zal uitmaken of het gaat lukken met de uitvoering van alle ambities. ‘De financiële positie van gemeenten is buitengewoon beroerd, dus daar hebben we zeker ondersteuning in nodig. Zonder investeringskracht komen we niet ver.’ Daarnaast houdt de Groningse wethouder een pleidooi voor de kracht van het ontwerp: ‘Ook dat mag meer aandacht krijgen. In Nederland hebben we een traditie om onze omgeving hoogwaardig in te richten. Daar hoort een goede overheidsstrategie bij. De laatste jaren is de kwaliteit van het ruimtelijk ontwerp door de dominantie van de vrije markt onder druk komen te staan. In die zin vind ik het opheffen van het ministerie van VROM nog steeds een gemis. Gezien de uitdagingen waar we voor staan, moeten we die traditie nieuw leven inblazen. Een goed ontwerp kan bijdragen aan meer draagvlak, bijvoorbeeld bij de inrichting van energielandschappen.’
Enno Zuidema geeft aan dat zonder een sterk verhaal op de driehoek tussen inhoudelijke ambitie, uitvoeringsstrategie en governance c.q. opdrachtgeverschap de NOVI niet ‘af’ is: ‘Dat complete pakket lees ik nu nog niet af aan de ontwerp-NOVI. Locaties als Havenstad in Amsterdam, Oostflank Rotterdam en bijvoorbeeld het Suikerunieterrein in Groningen zijn echt ingewikkeld en vragen een hoge mate van betrokkenheid, ook van het Rijk. Als je daar niet zwaar stuurt op de kwaliteit krijg je een slap aftreksel. De beleidsambities van iedereen zijn enorm. Alles moet duurzaam, inclusief, klimaatadaptief en betaalbaar, terwijl we dat gewoon nog nooit voor elkaar hebben gekregen op deze schaal. Koester die ambitie, lijst deze in en maak het waar door er vol voor te gaan en met elkaar te zorgen dat het gaat lukken. Niet alleen dromen, ook organiseren, ontwerpen en ontwikkelen.’