Als het landschap ons lief is - en dat is het geval, zo blijkt uit de ‘landschapspijn’ bij velen - moet er weer gericht beleid komen om dat waardevolle landschap te beschermen, aldus het PBL. ‘We zien in de samenleving toenemende zorg en onbehagen over de teloorgang van het landschap’, legt onderzoeker en auteur Frank van Dam uit over een van de aanleidingen van het onderzoek.

In het rapport komt uitgebreid aan bod welke bedreigingen er op het landschap afkomen en al aan de orde zijn. Het areaal bebouwd gebied is toegenomen van 12 naar 16 procent en het aantal windturbines op land is gestegen van 300 in 1990 tot ruim 2.000 in 2019. Ook het aantal datacenters in het buitengebied is jaarlijks met 10 procent toegenomen. Karakteristieke sloten en houtwallen zijn verdwenen als gevolg van de efficiencyvergroting in de landbouw. In 2017 waren er 22 zonneparken van meer dan 1 megawatt in Nederland. Inmiddels zijn dit er 80. ‘Het gaat heel hard’, signaleert Van Dam. ‘In navolging van de ontwerp-NOVI en het College van Rijksadviseurs zeggen ook wij dat we eerst de daken moeten volleggen met panelen, daarna in de stedelijke omgeving moeten zoeken naar ruimte voor zonneparken en pas in laatste instantie aan het open landschap moeten denken.’

De kwaliteit van het landschap zou volwaardig moeten meewegen in de besluitvorming bij projecten die de beleving van de leefomgeving beïnvloeden, stelt het PBL. Landschap is een publiek belang; voor ingrepen in het landschap is maatschappelijk draagvlak wenselijk. Van Dam memoreert het expliciete rijksbeleid uit het verleden met rode contouren en bufferzones. ‘Sinds 2010-12 hebben de provincies de verantwoordelijkheid gekregen voor het landschapbeleid. De meesten hebben dat ook wel in wisselende mate opgepakt, maar daarmee is wel de eenheid in beleid en acteren verdwenen. Gezien wat er op het landschap afkomt aan grote en ingrijpende uitdagingen zeggen wij dat het rijk daar zijn verantwoordelijkheid voor moet pakken.’

Zorg om landschap

In het huidige omgevingsbeleid is het landschap vaak een sluitpost, met als gevolg dat het Nederlandse landschap versnippert en de zorg over de toekomst ervan toeneemt. Om ‘landschapsinclusief’ omgevingsbeleid te stimuleren is het wenselijk om het landschap expliciet te borgen in het Besluit kwaliteit leefomgeving, aldus het PBL. Dit stimuleert provincies tot het inventariseren van hun landschappelijke kernwaarden. Hieraan kunnen dan doelstellingen worden verbonden voor waterschappen en gemeenten.

De opgaven met betrekking tot energietransitie, landbouw, verstedelijking, klimaatadaptatie en biodiversiteit vragen om ingrepen die lokaal vaak goed zijn te combineren. Het combineren van functies leidt tot meervoudig ruimtegebruik en daarmee ruimtebesparing. Dit kan zorgen voor een als mooier ervaren landschap. Het Rijksprogramma Ruimte voor de Rivier heeft bewezen dat dit kan: nationale waterveiligheidsdoelen werden verbonden aan doelen voor natuur, landschap en recreatie. De aanbeveling van de PBL-studie is om functies waar dit kan te verbinden en alleen te scheiden als dit niet anders kan, bijvoorbeeld bij de functies natuur en intensieve landbouw.

Nationale parken nieuwe stijl

Landschappen met een grote betekenis voor de Nederlandse samenleving en unieke cultuurhistorische of aardkundige waarden zijn onvervangbaar en verdienen nationale aandacht. De Nederlandse nationale parken zijn echter kwetsbaar. Het PBL beveelt aan om een schil rond deze parken te ontwikkelen met hierin extra aandacht voor meervoudig en landschapsinclusief ruimtegebruik. Van Dam legt uit: ‘Dat dient als een soort buffer. Daar zijn de nationale parken ook zelf mee bezig en redelijk ver mee. Wij omarmen die gedachte. Dit biedt mogelijkheden om nationale parken beter in te passen in hun directe landschappelijke omgeving en ruimtelijk en functioneel te verbinden met die omgeving. Zo kan Nederland nationale parken krijgen met een robuuste kern natuurgebied en daaromheen een schil van natuur- en cultuurlandschappen.’