Door Michiel Cappendijk, adviseur Ruimte, wonen en economie bij Twynstra Gudde

Het inkrimpen van de veestapel kan nooit een doel op zich zijn. Politieke voorstellen in die richting, strijken de boeren – terecht – tegen de haren in. Vriend en vijand zijn het erover eens dat hervormingen nodig zijn. Maar schaamteloos roepen om inkrimping van de sector, is naïef en verraadt in mijn beleving een gebrek aan sturend vermogen van de politiek. In projecten waar ik werk aan ruimtelijke herstructurering, bijvoorbeeld in de glastuinbouw, ervaar ik keer op keer dat niet de wat-vraag, maar vooral de hoe-vraag belangrijk is: het sturingsvraagstuk, de governance, de rechten en plichten.

Padafhankelijkheid

Waarom is veranderen zo moeilijk? In een publicatie van het Planbureau voor de Leefomgeving kwam ik het woord ‘padafhankelijkheid’ tegen. Wat mij betreft is dat hèt kernwoord bij verandervraagstukken in de landbouw. Het heeft te maken met gebrek aan keuzemogelijkheden. Ondernemers in de land- en tuinbouw zijn weliswaar zelfstandige ondernemers, maar hun keuzevrijheid is in hoge mate ingeperkt door anderen. Er is voor hen maar één pad en dat is het pad naar schaalvergroting en efficiëntieverhoging. Een marathonloper moet tussen de hekken blijven; de race wordt bepaald door wie de hekken neerzet.

Biologisch produceren

Neem als voorbeeld een bollenteler die van reguliere naar biologische bollenproductie wil overstappen. Hij moet eerst drie jaar biologisch produceren, voordat hij zijn bodem als biologisch mag bestempelen en zijn bollen ook als zodanig in de markt mag zetten. In die tijd loopt de productie terug, neemt het risico van ziekten en plagen toe en blijft de markt ongewis. De ondernemer moet dus wel tot op het bot gemotiveerd te zijn om deze stap te zetten. Zou je zelf het risico nemen om drie jaar geen of nauwelijks inkomen te verwerven met uitzicht op een biologische baan, met waarschijnlijk slechtere arbeidsvoorwaarden op de koop toe?

Onder dwang van diezelfde padafhankelijkheid zijn agrarische ondernemers er overigens met bewonderenswaardig succes in geslaagd om de uitgestippelde schaalvergroting en efficiëntieverhoging te realiseren. Innovaties buitelen over elkaar heen en de economische meerwaarde voor de BV Nederland is groot. En dat niet voor eigen gewin, want ondanks hun buitengewone prestaties staan het inkomen van agrariërs en het rendement op vermogen sterk onder druk.

Keuzevrijheid

Een discussie over de landbouwtransitie heeft volgens mij geen enkele zin zonder discussie over de padafhankelijkheid. Met andere woorden: wie staat eigenlijk te sturen? Daar is in de afgelopen decennia nogal wat in veranderd. Eerst is de boer door de ellende van boterbergen en melkplassen door de overheid de vrije internationale markt op geduwd.  Vervolgens is zijn positie ondermijnd met nationale wetgeving, ontstaan uit incidentenpolitiek: een fosfaatregeltje hier en een stikstofregeltje daar. Op de internationale markt is bovendien het machtsvacuüm dat overheden hebben nagelaten, naadloos ingenomen door een beperkt aantal toeleveranciers en afnemers. Financiers als Rabobank, retailers als Tesco en toeleveranciers zoals Monsanto leggen tegenwoordig met prijsafspraken, convenanten en keurmerken zo mogelijk nog meer druk op de primaire producent.  De keuzevrijheid van de boer is nog even beperkt, maar hij krijgt als zelfstandig ondernemer nu wel de schuld van alles wat er in de landbouw maar fout kan gaan. Van broeikasgas tot plofkip.

Terug naar de tekentafel

Om de padafhankelijkheid te doorbreken, hebben we de overheid, de afnemers, de toeleveranciers en de ondernemers in de agrarische sector allemaal nodig. We moeten terug naar de tekentafel. De mijns inziens doorgeschoten liberalisering moeten we ter discussie durven stellen en we moeten ons de vraag stellen ‘Welke agrarische sector willen we met elkaar?’ Die vraag houdt verband met tal van andere actuele maatschappelijke vraagstukken, waaronder de verstedelijking. We willen in de stad immers wel de lusten van de landbouw, maar niet de lasten. Hoe regelen we dat? Er is niet één antwoord dat voor alle onderdelen van de land- en tuinbouw en alle ondernemers geldt. Er is ook niet één antwoord dat voor heel Nederland geldt. De transitie van de land- en tuinbouw is een samenwerkingsvraagstuk op regionaal, nationaal en internationaal niveau.