Alles sectoren die stikstofuitstoot kennen, dienen een bijdrage te leveren aan het terugdringen van stikstof-uitstoot, meldde Remkes gisteren bij de presentatie van zijn advies in perscentrum Nieuwspoort.
De vergunningverlening voor bouwprojecten en ruimtelijke plannen ligt sinds dit voorjaar op haar gat, sinds de Raad van State een streep trok door het Programma Aanpak Stiktstof (PAS) dat de vergunningverlening regelde voor activiteiten waarbij stikstofoxidaten vrijkomen, waarbij een voorzet werd genomen op een toekomstige maartegelen om de uitstoot te verminderen. Sinds het ongeldig verklaren van het vergunningmodel konden er geen nieuwe vergunningen worden verleend.
In zijn vanmiddag gepresenteere advies, maant Remkes het Kabinet om 'onverkort en zo snel mogelijk' maatregel te nemen die gericht zijn op het reduceren van emissies en deposities. 'Alle sectoren die stikstofuitstoot kennen, dienen een bijdrage te leveren, in een evenwichtige verhouding, waarbij kosteneffectiviteit in ogenschouw wordt genomen.'
De punten 1 en 2 zijn randvoorwaardelijk voor het oplossen van de gerezen knelpunten en voor toekomstige toestemmingverlening. Er dient in beeld te worden gebracht tot welke emissiereductie deze maatregelen leiden en wat de gevolgen zijn voor de depositie in de afzonderlijke Natura 2000-gebieden en op de locaties met stikstofgevoelige habitats. Uitgangspunt in dit advies is dat afroming plaatsvindt. De mate waarin wordt afgeroomd en hoe wordt omgegaan met de vrijgekomen ruimte, zijn bestuurlijke keuzes. Het Adviescollege doet daartoe een aantal aanbevelingen.
4. Voor dit advies voor de korte termijn gaat het Adviescollege uit van de bestaande wetgeving. Activiteiten die onder het PAS waren vrijgesteld, moeten alsnog onder een vergunning worden gebracht. Het Adviescollege beveelt aan de ruimte die ontstaat na het treffen van maatregelen, allereerst hiervoor te benutten, met de kanttekening dat latente ruimte hiervoor niet moet worden benut om depositiestijging te voorkomen.
5. Intern en extern salderen zijn instrumenten die kunnen worden ingezet, waarbij in alle gevallen afroming moet plaatsvinden. Deze afroming betreft allereerst de latente ruimte. Daarnaast moet ook worden bijgedragen aan emissiereductie. Ook het uitvoeren van de ADC-toets is onderdeel van de vigerende wetgeving. Het Adviescollege waarschuwt voor te hooggespannen verwachtingen van deze toets, want zeker niet alle vastgelopen projecten voldoen aan de criteria van de ADC-toets. De huidige juridische instrumenten bieden niet voor alle projecten en regio’s in hetzelfde tempo een oplossing.
6. Het Rijk en de provincies bepalen in onderlinge afstemming de condities waaronder de ruimte mag worden benut. Daarnaast dient het Rijk voldoende financiële middelen ter beschikking te stellen voor verwerving of sanering en voor natuurherstel (paragraaf 4.6).
7. Provincies nemen de regie voor de gebiedsgerichte aanpak (paragraaf 4.6).