Medische studenten krijgen tijdens hun opleiding het ‘primum non nocere’ mee, een onderdeel van de Hippocratische Eed. Kort uitgelegd: het is soms beter om niets aan een bestaand probleem te doen, dan het risico lopen het erger te maken. Je ziet dat we in Nederland best goed zijn in dit principe, bijvoorbeeld bij voorschrijven van antibiotica. We hebben hier veel minder te maken met resistentie tegen antibiotica in vergelijking met het buitenland, omdat artsen voorzichtig zijn met het voorschrijven van dit middel. Kortom, afwachten in plaats van het erger maken.
Dit principe zie ik echter niet in alle onderdelen van de maatschappij terug. Vooral als het gaat over de energietransitie zie ik een grote maakbaarheidsgedachte en neiging bij (lokale) overheden om van het ene in het andere project te springen en zichzelf ambitieuze doelstellingen op te leggen, moonshots. Hierbij doemt bij mij regelmatig de vraag op of het medicijn niet erger is dan de ziekte. En wat zou de rol van de overheid moeten zijn met betrekking tot innovaties?
De overheid als innovator
Mijn meer libertarische vrienden zijn het niet met mij eens als ik aangeef dat een rol voor de overheid kan helpen in het teweegbrengen van grote (positieve) veranderingen in de maatschappij. Een rustig politiek klimaat dat competentie waardeert is een van de succesvolle ingrediënten waarom de industriële revolutie in Engeland begon. De rol van de overheid hield niet op bij simpelweg mensen met rust laten, ook het verstrekken van leningen (concentratie van kapitaal) was essentieel in het verwezenlijken van de eerste grote industriële projecten, waaronder de treinlijn tussen oost en west Amerika (Transcontinal Railroad).
Dichter bij huis en bij de energietransitie zie je een grote rol voor de Rijksoverheid bij de aardgastransitie in de jaren ‘60 en de Deltawerken van de jaren ‘50-‘90. Hier zie je ook weer een aantal succesvolle ingrediënten terug die noodzakelijk zijn bij industrialisatie en daarmee schaalvoordelen: een stabiele overheid met een langetermijnplan, concentratie van kapitaal, urgentie en publiek/private samenwerking. Sla deze randvoorwaarden op, ik kom daar later op terug.
Dit soort grote projecten waarbij we van tevoren niet wisten of we alles wel konden waarmaken, worden ook wel ‘moonshots’ genoemd. Dit in verwijzing naar John F. Kennedy’s beroemde woorden:
‘’We choose to go to the Moon in this decade and do the other things, not because they are easy, but because they are hard’’
Dit innovatie-denken is de laatste jaren steeds populairder geworden. Zeker met de uitdaging van de energietransitie. Schrijvers als Mariana Mazzucato pleiten voor een grotere rol van de overheid in thema’s als de energietransitie. Volgens Mazzucato laten overheden zich te veel piepelen door het bedrijfsleven en moeten ze zelf doelen durven stellen en financiering mogelijk maken.
De energietransitie als moonshot
De huidige energietransitie, waarin gemeenten de regierol hebben gekregen en de Rijksoverheid naar haar zoekt, creëert een aantal problemen. Het zorgt voor versnippering en een overschot aan ambities. Dit lijkt in het kader van moonshots en de uitdagingen van de energietransitie juist goed, but hear me out: het levert niet op wat noodzakelijk is.
Wat eerdere succesvolle transities waaronder de maanlanding kenmerkt, is dat de Rijksoverheid stevig investeerde, kaders durfde te stellen en samenwerkte met private partners. Het Apolloprogramma kwam zelfs neer op 4 procent van het BBP van Amerika (150 miljard), een gigantisch bedrag. In Nederland komen de investeringen in de Deltawerken een gedurende aantal jaren zelfs boven 4 procent van het BBP uit.
Het contrast met nu kan bijna niet groter. Ik heb slecht nieuws voor gemeenten en provincies die denken het verschil te maken in innovatie door versnipperd beleid, deadlines en politieke onrust. De kans dat je meer kwaad doet dan goed, is groot. Deels heeft dit te maken met de Rijksoverheid die de energietransitie decentraliseert zonder middelen en echt heldere kaders, maar anderzijds zijn het lokale politieke ambities die voor versnippering zorgen. Het effect is een focus op willekeurige innovaties of beleidsmatige keuzes per gemeente, die niet per se aansluiten bij landelijke of regionale trends. Vooral bij de vervolgstap van innovatie naar schaal (industrialisatie) zien we aan de voorbeelden uit de geschiedenis dat een hele andere aanpak nodig is.
Een voorbeeld van een lokale moonshot is het verbod op benzineauto’s dat Amsterdam vanaf 2030 wil invoeren. Deels past deze uitspraak bij de wens van het Kabinet om alleen nog maar nieuwe elektrische auto’s toe te staan vanaf 2030, maar dit gaat natuurlijk nog een stuk verder. Geeft Amsterdam hier het voorbeeld en doet ze de benodigde innovaties en onderzoeken voor ons, of is hier sprake van een uit de hand gelopen ambitie met vooral negatieve gevolgen? Ik hoor graag wat jullie denken. Een ander interessant Amsterdams voorbeeld is dat Alliander zich zorgen maakt om de te grote klimaatambities van de gemeente.
Conclusie: meer lef landelijk, meer realisme lokaal
Gaan we het voor elkaar krijgen, die moonshot 2050? Ik denk het wel. Het is ons immers ook gelukt om milieuproblemen als zure regen, smog en het terugdringen van chemicaliën te combineren met economische groei. Een ander mooi voorbeeld is dat er nu meer auto’s dan ooit rijden en dat deze 95 procent schoner zijn dan 40 jaar geleden. Een ander recent voorbeeld is de realisatie van windparken op zee zonder subsidie. Alleen moeten we dan wel accepteren dat de energietransitie de grootste verandering sinds de industriële revolutie met zich medebrengt en dat dit een langere moonshot vraagt van een hele andere schaal. Zoals Mazzucato ook aangeeft, moeten overheden niet alles zelf gaan doen, maar vooral de kaders op orde krijgen.
Geschiedenis leert ons dat politieke revoluties binnen een week gedaan kunnen zijn, maar de industriële revolutie? Dat was een meer incrementele technologische revolutie die juist gebaat was bij het ontbreken van politieke revoluties. Het begin van de industriële revolutie kenmerkte zich door ondernemers met weinig formele opleiding en veel durf. Er werd zoveel kennis ad hoc ontwikkeld dat dit voor uitdagingen zorgde bij de introductie van nieuwe technologieën in andere gebieden, want niemand had wat opgeschreven.
De overheid kan met het bieden van stabiliteit en de juiste faciliteiten zorgen voor de juiste faciliteiten zorgen voor de benodigde stimulering van innovaties. Nu hoor je me ook niet zeggen dat deze rol van de overheid per se altijd landelijk geregeld moet worden. Het zijn ook vaak lagere overheden die een goed ondernemerslandschap kunnen creëren. Bij kleinere innovaties past ook een lagere overheid en alleen al het wegnemen van hindernissen sorteert al een positief effect. Als het echter gaat om die moonshots, is alleen al de schaal dusdanig groot dat lokale overheden simpelweg te kleine spelers zijn. Een focus op kleinere behapbare uitdagingen die tastbaar voor resultaten zorgen, daar zou de aandacht naartoe moeten gaan. De vraag die overheden, maar ook andere sociale spelers als woningcorporaties, zich moeten durven stellen is dan ook: moet ik hier antibiotica voorschrijven, of maak ik het probleem daar groter mee?