Door Bouke Timmen, senior adviseur bij Stec Groep

Naar verwachting treedt de Omgevingswet in 2021 in werking. Waar mogelijk krijgen de gedecentraliseerde besturen zoals de provincie en daarna de gemeente zoveel mogelijk verantwoordelijkheid om zelf te beslissen. Deze opzet biedt kansen, maar vergt ook een andere werkwijze. Hier dus vier tips voor provincies voor werken onder de Omgevingswet.

1. Werk aan de voorkant samen, in plaats van achteraf toetsen

Voor gemeenten verandert er het meest; het omgevingsplan wordt een centraal en integraal planfiguur. Veel afwegingsruimte ligt straks bij gemeenten met kansen voor betere afwegingen over de fysieke leefomgeving en meer ruimte voor initiatief. Provincies kunnen gemeenten helpen door ze in positie te zetten. Dit vraagt om een andere vorm van samenwerking: niet toetsing achteraf door de provincie, maar meedenken aan de voorkant, het borgen van werkwijzen en ingrijpen waar nodig.

2. Benut regionale verschillen om passende stuurstijl te bepalen

Provincies kunnen instrumentarium inzetten wanneer sprake is van een provinciaal belang. Daarbij moet duidelijk zijn dat dit belang niet doelmatig en doeltreffend door gemeenten zelf kan worden geborgd. Hiervoor helpt het sterk om typen regio’s en opgaven te specificeren; dan kunnen werkwijzen op maat verbeterd worden. Zo vraagt binnenstedelijke woningbouw in een regio met sterke groei een andere aanpak dan in een krimpmarkt. Het is belangrijk dat provincies hier – samen met gemeenten – visie op ontwikkelen en verschillen erkennen.

'Het leerwerktraject heeft ons inspiratie gegeven voor onze nieuwe omgevingsvisie. Daar kijken we hoe we met onze stuurstijl - aan de voorkant - beter aansluiten bij regionale opgaven en wat we hiervoor op moeten nemen in de omgevingsverordening.’ (Leo van den Brand, Provincie Zeeland)

3. Monitor (en ontsluit) alle ontwikkelingen in een gebied goed

De Omgevingswet biedt grote kansen voor meer afwegingsruimte en flexibiliteit in de planvorming. Denk aan het schuiven van onderzoek van omgevingsplan naar -vergunning, het loslaten van vaste eindtijden en het werken met open normen. Benutting van dit potentieel valt of staat bij goede monitoring van wat al heeft plaatsgevonden in een gebied: Welke (planologische) mogelijkheden zijn er? Welke onderzoeken zijn beschikbaar? Wat is aanvullend nodig? Monitoring moet niet langer het sluitstuk van omgevingsbeleid zijn maar de kern. Anders kan een doodlopende weg ontstaan.

'Dat monitoring onder de Omgevingswet belangrijk is, weten we. Maar dat je monitoring juist belangrijk is voor het verbeteren van werkwijzen is een eye-opener. In Noord-Brabant werken wij nu aan een werkwijze gericht op integraal regionaal overleg (regionale omgevingsagenda’s). Monitoring nemen we hier in mee.’ (Esther Vos, Provincie Noord-Brabant)

4. Ontwikkel visie met gemeenten op werkwijzen, met juist instrumentarium

Gemeenten kunnen vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet alle ruimte die de wet biedt voor nieuwe werkwijzen benutten, het hoeft niet. Dit betekent dat provincies visie moeten hebben hoe ze gaan sturen en daarvoor duidelijk krijgen wat gemeenten willen doen. Dit is nodig om in het samenspel met gemeenten werkwijzen te verbeteren en provinciale belangen te borgen. Belangrijk daarbij is een instrumentenmix te overwegen die niet enkel regelt wát er moet gebeuren maar ook hoe.