Het resultaat is ronduit teleurstellend. De inhoudelijke hoofdstukken zijn niet slecht, maar grotendeels ontleend aan bestaand beleid van de verschillende ministeries. Het gaat er natuurlijk om hoe de drie ambities van de Novi - functie-combinatie; identiteit gebied centraal en afwenteling voorkomen - gestalte krijgen. Daaraan moet de Novi zijn meerwaarde aan ontlenen.

We scrollen dus snel door naar de hoofdstukken over het instrumentarium en de uitvoeringsstrategie. Daar wacht ons een spervuur van overheidsdocumenten en -processen. Er komt een Uitvoeringsagenda, en er komen Omgevingsagenda’s per landsdeel, het – nu slecht functionerende - MIRT-overleg, ook per landsdeel , blijft bestaan. En er komen nieuwe Programma’s (onder meer voor ‘Verstedelijking en wonen’) en er komen Novi-gebieden. Heel veel beleid, heel veel overheid en geen geld, zo komt het over. Niets over investeringen. De balans is zoek.

Het zelfs niet om gelukt om de Novi-gebieden (die aanvankelijk perspectiefgebieden heetten) van een bescheiden procesbudget te voorzien. Die Novi-gebieden moeten het breekijzer gaan vormen voor ontkokerd, integraal werken door de Rijksoverheid, door de muren van de verschillende departementen heen. Lastig, maar onmisbaar om de ambitie van de gebiedsgerichte benadering waar te maken. Ontwerpend onderzoek kan daarbij zeker helpen. Maar om daarbij het Atelier Rijksbouwmeester - dat op dit front geen reputatie heeft - als monopolist aan te wijzen slaat de plank mis. De gebiedswaanwijzingen voor de Novi-gebieden blijven vaag. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over het ‘Groene Hart’. Dat bestaat niet.    

In een bijdrage voor een rondetafelgesprek van de Tweede Kamercommissie heb ik maart 2018 een zevental voorwaarden geformuleerd voor het succes van de Novi. Nog niet de helft van die voorwaarden heeft voldoende invulling gekregen. Kan het toch nog goed komen? De reddingsboei moet komen van een initiatief van buiten de rijksoverheid: een brede coalitie van Neprom, middelgrote gemeenten (G40), VNO/NCW, Staatbosbeheer en de Openbaar Vervoer-wereld werkt. Dit gezelschap werkt aan het idee voor Regionale Investeringsagenda ‘s (RIA). Het verschil met de Novi-aanpak is drieërlei. Koppeling van plan met daadwerkelijk investeren, meerwaarde door combinatie van de inzet overheidsbudgetten met marktinvesteringen en een bruikbaar schaalschaalniveau (kleiner dan de landsdelen).

Het kritische oordeel staat los van de waardering voor de ambtelijke ploeg die aan de Novi gesleurd heeft. Al die departementen met hun eigen belangen, de moeizaam opererende overheidskoepels (VNG, IPO, Unie van Waterschappen), de politieke onwil om ook maar een beetje financieel voor de Novi uit te rukken en een minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die tot over haar oren in het werk zit. Om daardoor heen te komen, bleek in deze ronde toch te hoog gegrepen.