In grote Nederlandse steden lijkt stadsverwarming het goedkoopste alternatief voor aardgas. Deze warmtebron is echter niet nieuw. Sterker nog, het is een 20ste -eeuwse technologie. Utrecht was de eerste Nederlandse stad met stadsverwarming in 1923 en Rotterdam startte met een installatie aan de Delftsevaart in 1949. In de jaren ‘80 groeide het aantal warmteprojecten ingegeven door de wens energie te besparen en de (Rijks)overheid steunde deze projecten. Het was destijds de wens van het Rijk om in het jaar 2000 25% minder energie te verbruiken. Stadsverwarming was onderdeel van deze strategie om zo de eigen gasvoorraad te ontzien. Sinds de start van deze projecten is stadsverwarming echter geplaagd door tegenvallers bij de realisatie en exploitatie en één zoekopdracht op Google geeft weer dat het imago van stadsverwarming te wensen overlaat. Hoe komt dat? En, belangrijker nog, wat kunnen we daar aan doen?
Het warmtenet is duurder voor bewoners met een laag inkomen
Met de huidige spelregels en kosten van stadsverwarming verandert er iets in de energierekening van bewoners. De verhouding tussen de vaste en variabele kosten draait namelijk om. Waar de kosten van warmte met aardgas gemakkelijk te beïnvloeden zijn door minder te verbruiken, heeft dit bij een warmtenet minder zin door hogere vaste kosten. Dit heeft direct tot gevolg dat de bewoners met de kleinste woningen, kleinste energieverbruik en vaak kleinste portemonnee er netto per maand op achteruit gaan. Voorlopig is de warmteprijs nog gekoppeld aan de gasprijs, wat dit probleem versterkt.
Deze discussie speelt al sinds de grootschalige introductie van warmtenetten in de jaren ‘80. In combinatie met de stadsvernieuwing ontstonden er toen projecten met stadsverwarming en kwamen er via de kranten klachten van bewoners naar buiten. Dezelfde discussie speelt nu nog steeds en wordt aangewakkerd, omdat warmtenetten een belangrijke rol gaan spelen in de energietransitie. Dit probleem wordt uitvergroot omdat in grote steden het aandeel kleinere woningen en kleinere energierekeningen (portemonnees) groter is. De sterkte van het warmtenet (veel afnemers) is in dit geval ook zijn zwakte. Deze realisatie maakt lokale politici en bestuurders natuurlijk onrustig, want niemand wil verantwoordelijk zijn voor stijgende kosten bij de meest kwetsbare doelgroep.
Echt waar, is stadsverwarming altijd duurder?
Een iets meer integrale blik op de kostendiscussie laat zien dat aansluiten op het warmtenet als voordeel heeft dat het aanschaffen en onderhouden van een cv-ketel niet noodzakelijk is. Dit geeft in mijn voorbeeld hieronder een voordeel van 158 euro per jaar, een verschil dat warmte ineens interessant maakt. Let op: ik heb het hier puur over exploitatiekosten. De aanvankelijke investeringen die nodig zijn om aan te sluiten op het warmtenet (de BAK) neem ik niet mee. Deze kosten maken op de lange termijn namelijk weinig verschil. Ter illustratie: kost het voor een eengezinswoning 10.000 euro om op het warmtenet aan te sluiten, dan kost dat over een periode van 30 jaar circa 28 euro per maand.
Bron: Sven Ringelberg
Zo integraal denken is echter verraderlijk, want bijna niemand kijkt op deze manier naar zijn maandlasten. Het zou mij verbazen als een meerderheid van huishoudens onderhoudscontracten heeft afgesloten voor zijn cv-ketels en actief afschrijvingen meeneemt in overwegingen. Incidentele uitgaven worden heel anders beoordeeld dan structurele. Wat bewoners wel zien, zijn hogere vaste kosten bij het warmtenet en die extra aflossing van 28 euro. Dit maakt aansluiten op het warmtenet onaantrekkelijk.
Daarnaast maakt het type bezit en eigendomssituatie veel uit of aansluiting op het warmtenet zal leiden tot een positieve of ‘niet meer dan anders’- business case. Voor particulieren en verenigingen van eigenaren speelt bovenstaande situatie, waarin zichtbaarheid van kostenreductie op korte termijn (maandlasten) een belangrijke rol speelt. Bij particuliere verhuur en woningcorporaties is het nog complexer. Daar heeft de huurder niet zelf de afschrijving van de cv-ketel en hiermee in theorie de lagere maandlasten. Daar komt bij dat de verhuurder alle investeringen moet doen en slechts met toestemming van de huurder - als de huurgrens het al toelaat - de huur kan verhogen (split incentive).
Kortom, als ik de boel 'omdenk', zijn het juist de particuliere grondgebonden woningen die interessant zijn om aan te sluiten op het warmtenet. Het probleem ontstaat bij de verschillende belangen tussen de huurder en verhuurder en de kleinere (particuliere) woningen met beperkte maandlasten.
De kosten van energie en aardgasvrij zijn een politieke keuze
Bovenstaande laat zien dat aardgasvrij een politieke keuze is, met niet direct (in veel gevallen) een terugverdientijd. Bij isolatie en opwekking van duurzame energie is dit financiële argument wel te maken. Hierbij is de open vraag: wie gaat die onrendabele top betalen? Omdat het een politieke keus is aardgas uit te faseren, zal toch vaak met de vinger naar de Rijksoverheid worden gewezen.
Een van de eerste suggesties is om naar koopkracht te kijken. Wanneer iedereen netto evenveel overhoudt, maakt het toch niet uit of de energierekening stijgt? Een stuk inkomstenbelasting verlagen en de energiebelasting verhogen, maken van aardgasvrij een interessant(er) terugverdienmodel. Op zich een logische keuze, omdat Nederlandse energieprijzen jarenlang laag zijn geweest in verhouding tot onze buren. In 2017 betaalde je in bijvoorbeeld Duitsland bijna twee keer zoveel voor elektriciteit. De inhaalrace is inmiddels ingezet en is vooral zichtbaar bij aardgas, waar Nederland een van de duurste landen is.
Het gevaar aan dit soort beïnvloeding via hogere prijzen is dat deze regelingen soms ten onder gaan aan hun eigen succes. Als de Rijksoverheid haar inkomsten gelijk houdt door inkomstenbelasting te verlagen en energiebelasting te verhogen, zullen meer mensen energiebesparende maatregelen treffen. Ergo: netto minder inkomsten voor de Rijksoverheid. We zitten aan het eind van de rit dus met hetzelfde ‘gat’ aan inkomsten. De enige optie die ik zie is andere zaken niet meer doen of efficiënter gaan werken als overheid. Maar goed, deze keuzes zijn puur politiek.
Hoe stadsverwarming sexy te maken
Nu stadsverwarming smoel heeft gekregen, moeten we alleen nog wat charisma toevoegen aan deze oude jongen. Hoe maken we die 20ste -eeuwse technologie weer hip? Het helpt niet dat een Google actie op: ‘Stadsverwarming of warmtenet’ negatieve resultaten oplevert. Ik wil alleen deze negatieve zaken parkeren, evenals de politieke discussie over de kosten. Ik heb hier geen invloed op. Het enige dat ik kan voorstellen is te innoveren op andere zwakkere onderdelen. Hier een aantal suggesties:
- Koken met inductie maakt aardgasvrij modern.
Bij de overgang naar aardgas in de jaren ‘60 was niet alleen comfort belangrijk, maar ook het stuk status en de nieuwe gadgets die op aardgas koken bracht. Het koken met inductie biedt niet alleen een veiligere manier van koken met zich mee, maar ook de kans om dit koken gemakkelijker en leuker te maken. - Een vaste energieleverancier is wel lekker makkelijk
Een veelgehoorde klacht bij warmtenetten is dat je afhankelijk bent van één energieleverancier en daardoor niet kan overstappen als je ontevreden bent. Nu ben ik het ermee eens dat meer flexibiliteit in het type contract en de verhouding tussen vaste en variabele kosten best besproken mogen worden, maar ik zie een andere kans. Ondanks dat het aantal mensen dat overstapt van leverancier groeit, is er een groot deel van mensen dat dit eigenlijk maar vervelend vindt. Een relatie aangaan met een energieleverancier die geen ‘monopolist’ maar een partner is die je helpt met verduurzamen, is de toekomst. Uit een van de eerste krantenberichten over het warmtenet in Utrecht (1936) kwam dit al naar voren. - Het warmtenet in handen van de afnemers, coöperatieve energie
Onze relatie met energie is veranderd. We zijn daardoor als eindgebruiker erg op afstand komen te staan van de bron. Deze trend kantelt met de opkomst van coöperatieve energieprojecten. In Denemarken zijn er bijvoorbeeld al veel lokale warmteprojecten gerealiseerd mét het dorp samen. Dit leidt tot meer betrokkenheid en een hele andere houding ten opzichte van warmtenetten; het is dan ‘onze’ energie. Ik denk dat ook grootschalige netten kunnen leren van deze kleinere successen.
Collectieve warmtenetten bieden zekerheid, kansen voor innovatie op interessante onderdelen en ook zelfs de mogelijkheid projecten samen op te zetten mét de burgers. Daarmee is stadswarmte geen stadsarmte meer, maar een kans voor de toekomst.