Marleen Sanders-Kaiser, senior adviseur bij Twynstra Gudde, schreef dit stuk in samenwerking met Ruben van de Belt (Adviestalent) en Hans van der Zwan (Twynstra Gudde)

Recente discussies over windmolenparken laten zien dat burgers de ‘democratische beslissingen’ van de overheid niet altijd waarderen. De energietransitie zit dan ook vol uitdagingen, zeker nu de complexe praktijk van gebiedsgerichte aanpakken steeds dichterbij komt – woorden zijn makkelijker gezegd dan gedaan. Als je in de praktijk stappen wilt zetten, is er maar één weg: samenwerken en burgers betrekken.

Maar hoe betrek je dan iedereen en over welke samenwerkingsambities gaat het dan? Om er een paar te noemen: we willen de meekoppelkansen benutten en integraal een gebied transformeren, maar ook ruimte bieden en kleine initiatieven versterken. Daarnaast moeten we over ons eigen vakgebied heen gaan werken. Oftewel: kansen verzilveren die gebiedsgericht werken met zich mee brengt.

Wilt u weten hoe u samen met stakeholders en burgers toewerkt naar concreet resultaat, en in dialoog gaan met collega’s? Meldt u nu aan voor het ROm/Stadszaken-seminar ‘Energietransitie als procesopgave’ op donderdag 27 juni in Amersfoort.

Samenwerkingsvraagstuk

Dat verzilveren van kansen blijkt in de praktijk nog een flinke uitdaging. Want ook hier blijkt weer dat de energietransitie niet alleen een technisch, maar ook een samenwerkingsvraagstuk is. Sterker nog, misschien gaat het nog wel meer over echt goed samenwerken dan over technische uitdagingen. Uiteindelijk is een glanzend rapport niets waard zonder een gesmeerde samenwerking in de uitvoering.

Tip 1: Balanceer vakkundig tussen gebiedsgericht en mensgericht werken

Grofweg zijn er twee smaken: gebiedsgericht werken en mensgericht werken. Gebiedsgericht is niet altijd mensgericht, en andersom. Balanceer daarom bewust tussen beide benaderingen en weeg voortdurend af wat op dat moment nodig is. Balanceren is altijd een beetje uit evenwicht blijven.

Vaak begint een wijkaanpak met het over elkaar leggen van planningen van werkzaamheden. Denk aan het vervangen van de riolering, het verzwaren van elektriciteitsnetten, het afschrijven van gasnetten of het renoveren van sociale woningbouw. Dat vormt de basis voor een gebiedsgerichte aanpak. Maar daarmee ben je er nog niet. Want uiteindelijk gaat het erom dat de buurtbewoners een betrouwbare en duurzame warmtevoorziening krijgen. Daarom is het nodig om naast een gebiedsgerichte aanpak ook altijd een mensgerichte aanpak te hanteren. Alleen als je de ‘social fabric’ van een wijk kent, kan je passens met de inwoners samenwerken. Daar hoort ook bij dat je met elkaar uitdagingen in de wijk naar boven haalt, en verkent hoe de warmtetransitie ook dáár een bijdrage aan kan leveren. Dat vraagt om een eerlijk en open gesprek.

Tip 2: Kies een samenwerkingsvorm die het beste past bij uw lokale situatie

Er is nog een reden om een gebiedsgerichte benadering aan te vullen met mensgericht werken. Want hoewel het duidelijk is dat Nederland van het aardgas afgaat, ontbreekt een echte stok achter de deur. Om bij de beeldspraak te blijven: de sleutel is toch echt een goede en gelijkwaardige samenwerking. Voor beleidsmakers is de urgentie misschien hoog, bewoners voelen dit allerminst. 2050 ligt ver weg, nietwaar?  Het is van belang dat u een goede manier van samenwerking kiest die het beste past bij uw lokale situatie.

Daarvoor zijn drie dominante strategieën: eenmeer directieve, hiërarchische top-down aanpak, een collectieve aanpak, gebaseerd op gelijkwaardige samenwerking met (lokale) stakeholders of een connectieve, netwerkgerichte aanpak waarbij stakeholders en burgers een steeds actievere rol vervullen. Deze kunnen in de aanpak naast elkaar bestaan.

Tip 3: Kies een goede timing voor wie je wanneer en hoe betrekt

Veel mensen en organisaties willen gehoord worden. Dat is terecht. Om aan die verwachtingen te voldoen én toch in beweging te krijgen is er één kernvraag: wie betrek je wanneer en hoe?

In de ‘grote verbouwing’ van Nederland komt de energietransitie niet alleen in de achtertuin van inwoners, maar ook achter de voordeur. Windparken zijn daar een mooi voorbeeld van. Gemeenteraadsleden zien dat ook, en hameren terecht op het belang om huiseigenaren, huurders, woningcorporaties en alle andere stakeholders goed te betrekken. We stellen onszelf voortdurend de vraag: wie moeten we allemaal betrekken? En dat moeten we blijven doen.

Maar ondertussen vergeten we de vervolgvragen te stellen: wanneer en hoe betrekken we ze? En met welke partijen is een meer gelijkwaardigere samenwerking nodig? Door precies op het goede moment aan tafel te zitten of een samenwerking aan te gaan, op een wijze die goed aansluit bij belang, kennis en mogelijke rol in de realisatie, worden coalities sterker. Voor de ene partij betekent dat een veel grotere en ‘langere rol’, terwijl de ander juist alleen aan het begin en aan het einde meedenkt over uitgangspunten en het concrete plan.

Tip 4: Word ‘tweebenig’ om te kunnen werken in twee verschillende werelden

Effectief samenwerken is werken op grensvlakken. Dat vraagt om tweebenigheid. Dat is te leren, en nu is het moment om daarmee te beginnen, juist in een complexe opgave, waar partijen elkaars wereld mogelijk nog onvoldoende kennen. Denk bijvoorbeeld aan netbeheerders en energieleveranciers die intensiever samenwerken met gemeenten en woningcorporaties dan voorheen, is het van belang om de gave te beschikken om te kunnen werken op dit grensvlak van ‘verschillende werelden’. Deze gave noemen we ‘tweebenigheid’. Gebieds- en mensgericht werken vraagt om de vaardigheid om verbindingen te leggen tussen fysieke infrastructuur en de sociale infra-cultuur, tussen techniek en mensen, tussen het gebied en inwoners, tussen alle partijen die op enig moment meewerken aan de planvorming én de uitvoering. Dat gaat niet vanzelf. Net als de voetballer die na lang trainen met beide benen het spel kan bepalen, kost het de professional die werkt op het grensvlak tussen al die organisaties en betrokkenen ook oefentijd.

Tip 5: Speel geen paniekvoetbal

Het zwaartepunt in het uitfaseren van aardgas zal zo rond 2035 of 2040 liggen. Er is dus wel degelijk tijd. Tijd die nodig is om te leren over technieken en verbeteringen in samenwerken. Het is aan ons om die tijd nu echt te benutten. Dat moeten we wel heel zorgvuldig doen, want het gaat per slot van rekening over mensen en hun woning. Toch is het de enige weg naar voren. Want hoewel het lijkt alsof het nog erg lang duurt, is de warmtetransitie dusdanig complex dat we ons leertraject vandaag nog moeten starten. Daarmee leggen we een fantastische basis voor de realisatie van het duurzame warmtesysteem. Net zoals toneelspelers die lang oefenen en samen repeteren helemaal ingespeeld zijn bij de eerste voorstelling, zo kunnen de partijen in de warmtetransitie nu ook het fundament leggen voor een succesvolle samenwerking voor de komende jaren.