Op de middelbare school leerde ik dat de wereld drie steden van meer dan tien miljoen inwoners telde: Tokyo, New York en Shanghai. Nu zijn er ruim boven de veertig en dat aantal blijft groeien. Ze worden ook steeds groter: vijftien miljoen, twintig miljoen, dertig miljoen. Sommige steden hebben een voorlopig eind aan hun groei bereikt (Mexico City, Seoul, beide ruim twintig miljoen), andere groeien hard door (Dhaka, Lagos, Karachi: voorbij de vijftien miljoen). Het Chinese Shenzhen tart het voorstellingsvermogen helemaal: in 1980 niet meer dan een vissersdorp, nu ver boven de tien miljoen inwoners, keihard doorgroeiend tot nog onbekende hoogten.

Miljoenenklonten

Beseffen we deze wereldwijde ontwikkeling wel genoeg, in de waan van files, Ajax of de brexit? Terwijl onze kranten zorgelijk schrijven over buitenlandse migranten, trekken er in vele landen dikke binnenlandse migratiestromen naar hun aanzwellende steden. Zij klonteren bovendien steeds meer samen tot conglomeraten van steden, waarvan de begrenzingen en bevolkingsaantallen niet meer zo duidelijk zijn. Zo heeft ‘Jabodetabek’, de stadsklont rond Jakarta, ruim dertig miljoen inwoners. De conglomeraten Delhi en Manila komen ieder op zo’n 25 miljoen. Voorlopig wereldkampioen is de Pearl River Delta, die met vele miljoenensteden waaronder Guangzhou, Shenzhen en Hong Kong inmiddels tegen de zestig miljoen zielen loopt.

We praten hier over steden met net zoveel inwoners als heel Nederland of meer. En vergeet hier de door sommigen opgevoerde nonsens dat Nederland eigenlijk een stad is met zeventien miljoen inwoners. Nee, genoemde megasteden zijn aaneengesloten bebouwd, in een hoge dichtheid, op een fractie van de oppervlakte van Nederland.

Leefkwaliteit

Je zou denken: het is daar een onleefbare bende. Maar vaak gaat het juist relatief goed in die megasteden. Dat wil zeggen: vergeleken met hun ommeland. Als het land Congo armoedig is, dan is hoofdstad Kinshasa (twaalf miljoen) natuurlijk niet opeens glanzend rijk. Maar belangrijk om te beseffen is dat megasteden geen gevangenissen zijn; het zijn economische reuzen waar al die miljoenen vrijwillig heentrekken. En niet meer weggaan. Want de inkomens zijn er gemiddeld hoger, de levensverwachting en de alfabetiseringsgraad zijn er hoger. En de vruchtbaarheid is er lager, dus megasteden werken goed tegen overbevolking. Drinkwater en afvalverwerking zijn er vaak minstens zo goed geregeld als in het ommeland. Hoewel in megasteden nauwelijks voedsel groeit, liggen de kruideniersschappen vol. En ja, er zijn files, maar die hebben dorpjes als Utrecht en Breda ook, naar rato misschien wel meer.

In de rijkere megasteden wordt het met het milieu ook steeds beter. Zo schrijft Wikipedia over bijvoorbeeld Guangzhou (veertien miljoen): 'Guangzhou wordt beschouwd als een van de meest welvarende Chinese steden. Vanwege de snelle industrialisatie, werd de stad ook beschouwd als een van de meest vervuilde steden ooit. Maar door steeds groenere stadsontwikkeling is het nu een van de meest leefbare steden van het land.' Of over Mexico City: 'In de jaren '90 stond Mexico City bekend als een van de meest vervuilde steden ter wereld. Nu is de stad echter een model geworden voor het drastisch verlagen van vervuilingsniveaus.'

Amsterdamse zorgen

Het is verbijsterend: de wereld zit in een onafwendbaar, snel en zichzelf versterkend proces naar een soort eindsituatie met een vrijwillig in steden en megasteden samengeklonterde bevolking. Want ontstedelijking doet zich vrijwel nergens op enige schaal voor. Zelfs niet in landen met een stagnerende bevolking, zoals Rusland. Want Moskou (dertien miljoen) groeit gewoon door. In al dit stadsgeweld is zelfs Parijs (tien miljoen) niet bijzonder groot meer. En Amsterdam is met zijn amper één miljoen inwoners een muisje. Een stadsmuisje. Toch zijn er in Amsterdam veel zorgen. Zorgen over de groei van de stad. Of het wel groen en leefbaar blijft, of de systemen het wel aankunnen. De gemeente moet die zorgen natuurlijk serieus nemen. Je kunt zorgen niet wegnemen met een simpele verwijzing naar Verweggistan.

Maar toch. Een megastad zal Amsterdam niet worden, maar dat er veel meer druk staat op Amsterdam dan op pakweg Nunspeet of Purmerend drukt uit dat de stad harder wil groeien dan planologen nu mogelijk maken. Logisch: de primaire sector mechaniseert, steden zijn de broedplaatsen van nieuwe kansen. Voor allerlei mensen: armen, rijken, producenten, consumenten. Veel overheden hebben om uiteenlopende redenen geprobeerd om stadsgroei tegen te gaan, maar slechts totalitaire regimes met idealen over sikkels in de boerengrond zijn daartoe werkelijk in staat gebleken. Met armoede als resultaat. Kortom: planologen kunnen hun energie beter steken in goede stadsgroei dan in het afwenden ervan.

Mirakel

Op het podium van een Amsterdams congres stond vorig jaar een Japanse functionaris uit Tokyo. Op de vraag hoe een stad van 35 miljoen inwoners het klaarspeelt om uberhaupt te functioneren, met die enorme logistieke uitdagingen, antwoordde de man met een minzame glimlach het enig mogelijke: “It’s a miracle.”

Inderdaad, het is een mirakel. In de 14e eeuw beleefde Amsterdam haar eerste groei als bedevaartsoord door een verondersteld bovenaards wonder, het ‘Mirakel van Amsterdam’. Nu, 700 jaar later, heeft Amsterdam heel wat grotere groeipijnen. De gemeente moet de komende jaren een omgevingsvisie maken. Zou ‘Het Mirakel van Amsterdam’ geen fraaie titel zijn? Het nieuwe mirakel bestaat eruit dat de stad groei kan combineren met een verbetering in haar functioneren. Voor vele sceptici zou dat inderdaad een mirakel zijn. Maar de wereld om ons heen laat zien dat het kan, dat het gebeurt, dat het goed kan komen. Optimisme, vertrouwen: precies de waarden waar bedevaartsoorden ook op drijven. Ja, een beetje vertrouwen in de stedelijke toekomst is misschien wel het belangrijkste dat een omgevingsvisie moet bieden.