Door Sven Ringelberg, onder meer teamleider verduurzaming bestaande woningvoorraad bij Balance. Sven publiceert regelmatig over prangende vraagstukken in de energietransitie. Meer van zijn werk vindt u op zijn blog transitiepaden.nl of op stadszaken.nl.
De afgelopen twee jaar heb ik geleerd dat we goed zijn in het zetten van duurzame stippen op de horizon. Denk bijvoorbeeld aan doelstellingen voor een CO2-arme en aardgasvrije woningvoorraad in 2050. Wat we hiermee ook voor elkaar krijgen is het maken van een nulmeting. We stikken als gemeenten, woningcorporaties en vastgoedeigenaren in data die ons kan vertellen wat het huidige energielabel, de bouwtypologie en het bouwjaar van een woning is. Het is dus de route van nu naar 2050 waar de ruis ontstaat en waar de discussie over zou moeten gaan.
Deze route invullen is lastig, want alle duurzame maatregelen richting 2050 hangen met elkaar samen. Een focus op het een betekent niet automatisch een goed resultaat voor het andere. Een warmtepomp maakt je bijvoorbeeld aardgasvrij, maar is de woning dan wel goed genoeg geïsoleerd en hoe zit het met de kosten?
Ondertussen klinkt de roep om heldere kaders vanuit particulieren, vastgoedeigenaren en woningcorporaties steeds luider: Mij worden regelmatig vragen gesteld als ‘Mijn cv-ketel is nu stuk, wat moet ik dan doen?’ of ‘Ik ga nu mijn dak vervangen, hoe goed moet ik dat isoleren’. Tot mijn frustratie kwam ik erachter dat ik eigenlijk niet in staat was deze vragen goed te beantwoorden. Heel leuk die focus op grote projecten aardgasvrij, maar als we daardoor op korte termijn geen antwoord hebben voor 90 procent van de vragen, dan missen we te veel kansen. Vanuit deze probleemstelling heb ik samen met de gemeente Rotterdam en ingenieursbureau Nieman een onderzoek opgezet met als centrale vraag: ‘Hoe bereik ik stapsgewijs in 2050 een nieuwe duurzame kwaliteit (CO2 arm) voor mijn woningvoorraad zonder spijt te krijgen?’.
Voor de dertien meest voorkomende woningtypologieën in Rotterdam is onderzocht hoe deze naar 2050 kunnen toewerken, welke gevolgen dit heeft en welke (minimale) kwaliteit noodzakelijk is. Hierbij is de invloed van een nieuwe warmtebron ook meegenomen: onder andere all electric, warmtenetten, hybride systemen en waterstof. In dit artikel behandel ik de meest opvallende uitkomsten en openstaande vraagstukken in vijf tips.
Tip 1: Aandacht voor aardgasvrij in samenhang met isolatie is essentieel
‘In 2030 gaat de gaskraan in Groningen dicht’. Met deze woorden gaf ons huidige Kabinet een enorme impuls aan de noodzaak te starten met aardgasvrij projecten. De door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningsrelaties (BZK) geïntroduceerde subsidies voor de wijkgerichte aanpak bevestigen deze focus. Uit deze wijkaanpakken blijkt nu echter ook een aandachtspunt: de keuze van een nieuwe warmtebron heeft gevolgen voor de kwaliteitseisen die je aan de (bestaande) woningvoorraad stelt. Deze uitkomst kwam helder naar voren in ons onderzoek. Deels een open deur natuurlijk. Als je met een warmtepomp gaat verwarmen, moet je je woning ook goed hebben geïsoleerd en naar de afgiftesystemen kijken.
Enkel in dit soort algemeenheden blijven redeneren is echter niet voldoende. In zowel Rotterdam als Utrecht is het bijvoorbeeld de wens toe te werken naar midden temperatuur warmtenetten. De eerste vraag die een collega uit Utrecht op een bewonersavond kreeg was dan ook: ‘Leuk, maar wat moet ik dan met mijn radiatoren en isolatie doen?’. Heb je geen antwoord op deze vragen, dan kan je het vergeten. Deze ervaringen pleiten voor advies over het verduurzamen van woningen op een integrale manier: niet alleen opwekken, isoleren of aardgasvrij.
Dit isoleren is noodzakelijk, omdat we in Nederland bij lange na niet de ruimte hebben om al onze energie duurzaam op te wekken. Het Planbureau voor de leefomgeving (PBL) publiceerde recentelijk al over de schaars wordende ruimte op de Noordzee. Nog belangrijker is kwantificeren over om hoeveel isolatie en vraagbeperking het moet gaan. Het is dit samenspel tussen de vraag naar energie en het aanbod dat een groot deel van de keuzes in onze energie-infrastructuur gaat bepalen.
Bron: Sven Ringelberg
Het onderzoek laat verder zien dat goed isoleren binnen de schil -hierover later meer- voldoende is om met een bron op middentemperatuur goed uit de voeten te kunnen. Een van de risico’s ontstaat wanneer de aanvoertemperatuur onder de 70 graden Celsius zakt. In die gevallen is een boosterwarmtepomp noodzakelijk. Dit brengt extra kosten, ruimteverlies in de woning en gedoe met zich mee. Een punt van aandacht bij het opstellen van de strategieën voor zowel woningcorporaties als gemeenten.
Tip 2: Die minimale isolatie-eisen voor de bestaande bouw zijn niet zo schokkend
Het is één van de meest ingrijpende onderdelen uit het Klimaatakkoord: het ‘verplicht’ isoleren van 7 miljoen woningen. Nu is dat een beetje zwaar aangezet, maar landelijk is het ministerie van BZK wel bezig met het ontwikkelen van deze nieuwe ‘standaard’. Deze standaard zal waarschijnlijk gebruikt worden als randvoorwaarde om in aanmerking te komen voor gebouwgebonden financiering en andere ondersteuning.
Voor woningcorporaties, gemeenten en eigenaren is het van belang de isolatiewaarde van woningen af te stemmen op de toekomstige warmtebron. Niet enkel om dan gebruik te kunnen maken van een financiering of subsidie, maar ook om spijtinvesteringen te voorkomen.
In de zoektocht naar die minimale kwaliteitseisen die passen bij hoge, middel of lage temperatuursystemen kwamen we uiteindelijk op deze eisen:
Bron: Sven Ringelberg
Wat het overzicht hierboven laat zien is dat de bestaande (isolatie-)eisen voor verbouwing (Bouwbesluit) overeenkomen met de uitkomsten uit ons No-regret onderzoek en eerder onderzoek door de gemeente Rotterdam. Alle woningcorporaties die ik tot nu toe heb gesproken geven aan niet onder de indruk te zijn van de voorgestelde eisen en zelf al verder te gaan met isolatiemaatregelen. Bij het bepalen van deze norm is er vanuit gegaan dat de woningen hierna geschikt moeten zijn voor midden temperatuur warmteoplossingen. Bij het toepassen van lage temperatuursystemen moet verdergaand geïsoleerd worden, het liefste tot nieuwbouwniveau.
Omdat sommige wijken eerder van het aardgas afgesloten zullen worden dan anderen geeft dit verschillende soorten strategieën. Het is mogelijk om een matig geïsoleerde woning aan te sluiten op een hoge temperatuur warmtenet, zolang er maar aandacht is voor toekomstig isoleren en deze keuzes aan de voorkant helder zijn. Ook woningcorporatie Woonbron kiest hiervoor bij het aansluiten op restwarmte in Rotterdam. Doordat er versneld wordt met de verduurzamingsopgave gaan we steeds meer van de Trias Energetica naar een Trias Pragmatica toe.
Hiermee kan deze norm afwijken van de landelijk onderzochte standaard, want het landelijk onderzoek gaat niet uit van verschillende soorten warmtebronnen, maar van de mogelijkheden binnen verschillende bouwjaren en typologieën. Ik verwacht dat dit nog een discussie zal opleveren, omdat de RES in de regio Rotterdam-Den Haag zich al rijk rekent met de inzet van vooral (hoge temperatuur) collectieve warmtenetten. Hierdoor is beredeneerd dat maximaal isoleren tot aan energielabel C noodzakelijk is. Mooi dat redeneren, maar de landelijke norm doesn’t care.
Tip 3: Grote verschillen tussen typologieën en bouwjaren van woningen
De dertien typologieën die onderzocht zijn omvatten zowel monumentale panden als vooroorlogs en naoorlogs bezit uit diverse bouwjaren. In ons onderzoek zijn we uitgegaan van een isolatienorm die in de meeste gevallen financieel en technisch gezien redelijkerwijs haalbaar is. Daar komt het schema hierboven uit. Alleen bij de vooroorlogse bouw (zonder spouw) en lastiger bezit zoals monumenten is deze norm niet altijd haalbaar. In die gevallen zijn we ervan uitgegaan dat inzet van een hoge temperatuur warmtebron vooralsnog noodzakelijk zal zijn.
Deze verschillen in mogelijkheden en ingrepen geeft een groot verschil in de benodigde investeringskosten en terugverdienmogelijkheden. Zo valt het op dat de kosten bij vooroorlogse complexen beperkt blijven, omdat hier minder mogelijk is en bij complexen na 2000 geen na-isolatie meer noodzakelijk is. Opvallend zijn de toenemende kosten als het gaat om jaren 80 bouw of naoorlogse bouw die in de jaren 80 stevig gerenoveerd is. Eigenlijk zie je hier de naweeën van de stadsvernieuwing in terugkomen. Deze bouw heeft vaak al een bepaalde mate van isolatie of kwaliteit toegevoegd gekregen die niet toereikend is. Het gevolg: meerkosten en noodzakelijke bouwkundige aanpassingen.
Tip 4: Het warmtenet is een goede deal voor villabewoners
Er is een groot verschil tussen goedkoop maatschappelijk gezien en goedkoop voor de eindgebruiker. Uit alle studies in Rotterdam (en veel andere stedelijke omgevingen) komt naar voren dat een collectieve warmtebron maatschappelijk het goedkoopste alternatief voor aardgas is. Wanneer we inzoomen op de verschillende soorten woningen en hiermee de individuele energierekeningen ontstaan er echter grote verschillen.
Bron: Sven Ringelberg
Met de huidige spelregels en kosten van stadsverwarming verandert er iets in de energierekening van afnemers. De verhouding tussen de vaste en variabele kosten draait namelijk om. Waar de kosten van warmte met aardgas gemakkelijk te beïnvloeden zijn door minder te verbruiken, heeft dit bij een warmtenet minder zin, omdat de vaste kosten hoger zijn. Dit heeft direct tot gevolg dat de bewoners met de kleinste woningen, het kleinste energieverbruik en vaak de kleinste portemonnee er netto per maand op achteruit gaan. Waarom? Een stijging in vaste kosten komt harder aan wanneer je variabele kosten al lager zijn. Ironisch genoeg is het een prima deal voor grootverbruikers die een hoger vast deel betalen, maar wel minder betalen per GJ-warmte die ze verbruiken. Kortom, de villabewoners willen vast gebruik maken van het warmtenet.
Dit pessimisme lost deze uitdaging echter niet op. Onderzoeken laten namelijk ook zien dat andere technische alternatieven (warmtepompen e.d.) aan de voorkant zoveel kosten dat dit belemmerend werkt. Dit is precies waar het PBL en het Centraal Planbureau (CPB) al op wezen: de totale kosten zijn te overzien, maar de rekening komt harder aan bij lage inkomens. Dit doet de wijkgerichte aanpak rammelen.
Een stuk realisme is op zijn plek: met de huidige spelregels, kosten en kleinere woonoppervlaktes in grote steden is aardgasvrij niet terug te verdienen. Het is simpelweg iets dat ‘moet’ gebeuren om de Nederlandse doelstellingen te halen. Een oplossing ligt in het integraal naar woningen durven te kijken. Isolatie levert wel een terugverdienmodel op en geeft comfort. Aanvullend helpt schaalvoordeel en daarmee de wijkaanpak wel om kosten te drukken en hiermee stadsverwarming betaalbaar te maken.
De rest van de ‘echte’ oplossingen begeeft zich in de landelijk politieke sfeer. Het gaat uiteindelijk om koopkracht en het is niet erg als de kosten van energie stijgen ten gunste van een lagere inkomstenbelasting. Deze hogere energierekening reflecteert beter wat de daadwerkelijke kosten van energie zijn en geeft een extra impuls aan aardgasvrije projecten en energiebesparing.
Tip 5: Stapsgewijs verduurzamen is duurder, maar past beter
Een scherpe lezer had het spanningsveld tussen de kosten van bezit (ook wel total cost of ownership genoemd, ofwel TCO) en stapsgewijs verduurzamen al gezien. Wanneer je in jaar nul alle investeringen op een hoop gooit, moet het toch mogelijk zijn om tegen acceptabele maandlasten die woning op hoog niveau te verduurzamen? Bovendien, dit is toch een stuk goedkoper dan alle maatregelen stap voor stap uitvoeren?
Klopt helemaal en voor grotere vastgoedeigenaren (woningcorporaties) die ook nog eens meerdere woningen in een keer aanpakken is dit zeker het overwegen waard. Wanneer het over particulieren gaat, betwijfel ik echter of deze aanpak gaat werken. Een Vereniging van Eigenaren heeft nog een meerjaren onderhoudsplanning (MJOP) en is in staat grote klappers te maken die financieel voordelig zijn. Wat ik zie bij de meeste particulieren is dat investeringen een ‘natuurlijk’ patroon volgen. Je verhuist, dus pak je het dak in een keer aan, je ketel is stuk en deze vervang je of de buurman heeft zonnepanelen met een mooi rendement en nu wil jij ze ook.
Dit natuurlijke patroon volgt niet perse een financieel rationeel pad. Mensen zijn niet rationeel en in tegenstelling tot vastgoedeigenaren verhuizen Nederlanders gemiddeld eens in de 10 jaar. Bij een nieuw huis is comfort belangrijker dan een terugverdientijd, dit is de voornaamste reden voor HR++ glas, niet een terugverdientijd of het klimaat. Kortom, dit onderzoek is niet bedoeld om mensen koste wat kost een heel duurzaamheidspakket af te laten nemen, maar vooral om slimme natuurlijke momenten te benutten. Gemeenten doen er goed aan om in hun wijkgerichte aanpak rekening te houden met de wensen van bewoners en natuurlijke momenten voor verduurzaming aan te grijpen.
Van papieren tijgers naar boeren ‘Netflix’ verstand
Een onderzoek verder, een hoop geleerd, maar vooral nog veel papier in handen. Hoe nu verder? De kennis die dit rapport ons geeft kan helpen om lopende projecten te versterken en de juiste kaders te stellen. Er zijn op dit moment zat gemeenten die nadenken over subsidiëring en zichzelf de vraag stellen wat voor kwaliteitseisen logisch zijn. Aanvullend pleit ik zelf voor meer lerend vermogen in onze wijkgerichte aanpakken aardgasvrij en andere duurzaamheidsprojecten. Het is deze informatie over de daadwerkelijke kosten van aardgasvrij, praktische haalbaarheid van isolatie en woonwensen van particulieren wat onze projecten succesvol zal maken.
Het belangrijkste: vergeet niet dat je ook zelf in een huis woont. Laten we de pet van de gemeente, corporatie of energieleverancier wat vaker afzetten. Aan het eind van de dag zitten we net als iedereen op de bank te Netflixen. Als we onszelf dan de vraag stellen ''wat is er voor nodig om mij te bewegen stap voor stap te verduurzamen'' wat komt er dan in je op?