De pilotgemeenten zijn: Almere, Amsterdam, Alkmaar, Arnhem, Den Haag, Dordrecht, Enschede, Haarlem, Leiden, Purmerend, Rotterdam en Utrecht, maakte staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) vandaag bekend. In de pilotgemeenten worden de uitgangspunten van het programma direct in de dagelijkse praktijk toegepast.
Flinke omslag
Blokhuis: ‘We hebben voor gemeenten een flinke ambitie gesteld, namelijk 100 procent geen enkele jongere meer langdurig (langer dan drie maanden) in de opvang of op straat. Dat betekent een flinke omslag in de hulpverlening, meer aandacht voor preventie, de behoeften van jongeren centraal stellen en beter samenwerken met alle betrokken organisaties. Elke jongere moet één aanspreekpunt krijgen. Iemand die de jongere aan de hand neemt langs alle mogelijke hulpvragen en niet loslaat tot de basis op orde is.’
Na de lancering van het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren heeft staatssecretaris Blokhuis gemeenten uitgenodigd om zich te melden voor deelname aan de pilot. Streven was het meedoen van de grootste vier gemeenten en verder een goede mix wat betreft grootte, geografische ligging en problematiek.
De aanpak moet uiteindelijk ook zijn weg vinden naar andere gemeenten, stelt de staatssecretaris: ‘Als we laten zien dat het in deze gemeenten mogelijk is, kunnen we het ook in de rest van het land. En de G4 doen mee, dus daarmee hebben we al een groot deel van de dak- en thuisloze jongeren in Nederland geholpen. Ik ben erg gemotiveerd om gemeenten te helpen in het bereiken van dit doel’.
Basisnormen
De gemeenten krijgen gedurende de loop van de pilots ondersteuning vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Als onderdeel van de pilots gaat de staatssecretaris met deelnemende gemeenten het gesprek aan over ‘basisnormen’: waar mag elke jongere in Nederland minimaal op rekenen? Ook kijkt het Rijk volgens het ministerie kritisch naar zichzelf en naar gemeenten als het gaat om knelpunten in de (uitvoering van) wet- en regelgeving.
Verder wil de Rijksoverheid actief bij gemeenten langsgaan en de ervaring en kennis uit de pilots zo breed mogelijk delen Daarnaast worden gemeenten en betrokken partijen aangemoedigd om de opgedane inzichten vooral ook onderling uit te wisselen. Zo kunnen alle gemeenten volgens het ministerie al tijdens de pilots leren uit de praktijk en zelf aan de slag met de resultaten.