Soeters ageert graag tegen hoogbouw. In zijn verhaal resoneert de boodschap van Jane Jacobs, van menselijk maat, van ogen op de straat. Daarmee raakt Soeters - die zich nadrukkelijk profileert als people's architect - een gevoelige snaar. Maar zoveel mensen, zoveel smaken. Volgens Klaas de Boer, oud-directeur van de Zuidas en thans voorzitter van Stichting Hoogbouw, zijn er wel degelijk mensen die graag in een hoge toren willen wonen. En als je hoogbouw goed inpast, dan krijg je er waardevolle openbare ruimte voor terug. Hoofdplanoloog Jos Gadet van de gemeente Amsterdam geeft aan dat Soeters’ plannen die in het artikel genoemd worden, geen oog hebben voor de ‘noodzakelijke interactiemilieus’ die de stad altijd al nodig had en die nu nog belangrijker zijn geworden. Soeters' wijken zijn volgens hem slaapwijken. Het Amsterdamse D66-raadslid Bart Vink laat per mail weten dat 'Soeters blijft volharden in zijn vermeende eigen gelijk' en 'niet naar tegenargumenten luistert in het algemeen, en ten aanzien van zijn zogenaamde alternatief voor de Sluisbuurt in het bijzonder'. Hieronder zetten wij de drie reacties op een rij. Vel uw eigen oordeel.

Klaas de Boer, Stichting Hoogbouw: ‘Een torenflat moet sociaal goed in elkaar zitten’

Klaas de Boer deinst er ook niet voor terug zijn ‘eigen’ Zuidas te noemen als voorbeeld van hoe je hoogbouw stedenbouwkundig goed inpast. ‘Op de Zuidas hebben we een schaakpatroon toegepast waarin hoogbouw is afgewisseld met laagbouw voor goed uitzicht, en bezonning en beschaduwing op een goede wijze tegen elkaar zijn afgewogen.’
Hij benadrukt dat hoogbouw géén panacee is voor de grote ruimtedruk. Maar onder twee voorwaarden is hoogbouw volgens De Boer een goede bouwvorm: 1) als de doelstelling is om een gevarieerd milieu te maken en 2) als je écht heel weinig ruimte hebt maar wel een grote ruimtevraag, zoals op OV-knooppunten als de Zuidas.
Ten opzichte van een middenhoogbouwmilieu heeft een afwisseling van middenhoogbouw met hoogbouw volgens De Boer als voordeel dat je voor dezelfde dichtheid meer openbaar gebied overhoudt. Dat is volgens hem ook wat de stad voor hogen heeft met de door Soeters zo bekritiseerde hoogbouw in de Sluisbuurt op het Amsterdamse Zeeburgereiland. 'Dat mensen niet in hoogbouw willen wonen, is een misvatting', zegt De Boer aan de telefoon. Hij memoreert een raadsvergadering in Amsterdam, waar aspirant-bewoners verklaarden graag van het uitzicht te willen genieten en het weer op grote hoogte mee te kunnen maken. 'Maar een toren kun je niet zomaar uit de grond stampen. Een goed project valt of staat met een goed ontwerp. Je moet nadenken over de stedenbouwkundige inpassing, over de openbare ruimte, balkons of loggia’s en niet onbelangrijk: de plint. Dat gaat om de toegang tot de parkeergarage, het fietsparkeren, de afhandeling van vuilnis en de locatie van facilitaire ruimtes. Je kunt het zo ontwerpen dat de plint volledig doodslaat. Mijn tip: neem bij voorkeur een hele goede architect in de arm.'
De Boer wijst ook op de community van een torenflat. Bewoners zijn meer dan bij middelhoogbouw of lage bouw tot elkaar veroordeeld. ‘Een torenflat moet sociaal goed in elkaar zitten. Om een gevoel van gemeenschap te bevorderen zou je kunnen denken aan gezamenlijke projecten, bijvoorbeeld rond circulaire afvalafhandeling, maar je kan ook aan zoiets denken als de ouderwetse “doorman”.’ Om de levendigheid en interacties te bevorderen, refereert De Boer aan het nieuwe project ‘The Valley’ op de Amsterdamse Zuidas (zie afbeelding), waar architect Winny Maas een mix realiseert van wonen en werken, een nieuw fenomeen in Nederland, dan volgens hem navolging verdient. Tot slot hamert de voorzitter van de Stichting Hoogbouw op de meerwaarde van hoge plafonds. ‘Op de Zuidas schreven we een verdiepingshoogte van 3,30 meter voor. Dan hou je netto drie meter over. Dat geeft een ruimteperceptie die een eventuele kleine oppervlakte compenseert.’
Bouwen boven 70 meter is relatief duur (onder meer vanwege verplichte sprinkler-installaties, red.) benadruk De Boer, en verhoudt zich slecht tot de Amsterdamse 40/40/30-regel, die voorschrijft dat 40 procent van de nieuwbouw sociale huur moet zijn. Maar volgens De Boer kun je op gebiedsniveau wel degelijk 40 procent sociale huur realiseren, als je opbrengst uit de verkoop en verhuur van dure appartementen in hoge woongebouwen gebruikt voor de realisatie van sociale huurappartementen in middelhoogbouw of lagere bouw.

Jos Gadet: 'Hoogbouw is alleen interessant als de grondprijzen hoog zijn'

Op de vraag hoe het wel moet, refereert Jos Gadet aan een artikel dat hij eerder schreef voor de wetenschappelijk tijdschrift Agora. Daarin schrijft hij: 'De "geen hoogbouw"-traditie zit zo diep in onze genen dat bij sommige architectuurhistorici aan al het denken over hoogbouw tot verontwaardiging leidt. Die verontwaardiging werd manifest in de recente discussies over de Sluisbuurt, een verdichtingsproject met hoogbouwaccenten op het Amsterdamse Zeeburgereiland, vlakbij de centrale delen van de stad.'
In Agora haalt Gadet een artikel in het Parool aan, waarin 'starchitect' Soeters de plannen voor de Sluisbuurg fileert. 'Sjoerd Soeters stelt in zijn kritiek op de Sluisbuurt dat hoogbouw wind, schaduw en, volgens enkele discipelen op twitter, obesitas en depressies veroorzaakt. Kortom, zegt Soeters, hoogbouw maakt dat Iedereen in de auto stapt of binnenblijft! Onmenselijk!
Volgens Gadet ligt de oorzaak van een van de mens vervreemde hoogbouwwijken zoals die getoond worden in de Franse documentaire 'Les Nouvelles Villes' uit het drieluik 'Cities of Tomorrow' niet aan de hoogbouw, maar bij het stedenbouwkundige uitgangspunt van functiescheiding. 'Denk aan Gropiusstad in Berlijn, Lasnamäe in Tallinn, de Parijse banlieus en onze eigen Bijlmermeer', aldus Gadet in Agora. Een ander oorzaak is volgens de planoloog dat deze voorbeelden ook nog eens op de "verkeerde plek" liggen, ver verwijderd van de levendige stad. 'Hoogbouw is alleen interessant als de grondprijzen hoog zijn en daar waar de vraag naar grond en woonruimte groot is.'
Om die reden is er eeuwen geleden in de Amsterdamse Grachtengordel gekozen voor een vroege vorm van 'hoogbouw', die brak met de toenmalige (laag)bouwtraditie, tekent Gadet op uit een boek van Russell Shorto over de Nederlandse hoofdstad. Het argument van horizonvervuiling, waar de vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (VVAB) zich van bedient in hun protest tegen hoogbouw aan de vlanken van de binnenstad, kan volgens Gadet schadelijke gevolgen hebben. Daarvoor haalt hij de Amerikaanse econoom Paul Krugman aan, die wijst op de evenknie van de VVAB in San Franscisco, die ervoor gezorgd hebben dat in de Californische stad nog amper gebouwd wordt, met schaarste en exploderende huizenprijzen tot gevolg. 'Stedelijk wonen valt door deze bouwstop buiten het bereik van mensen uit het middensegment van de arbeidsmarkt, dus strijdt hun reistijd aanzienlijk', citeert hij Krugman.
'Hoogbouw hoeft niet "onmenselijk" te zijn, schrijft Gadet in Agora. 'Het zou niet om het stapelen van mensen op goedkope grond moeten zijn, maar het efficiënt accommoderen van een sterke vraag naar stedelijke woon- en werkmilieus. En dat op een goede plek (in of dichtbij de centrumstedelijke gebieden) en geparacelleerd. De aaneengesloten kavels in de gridstructuren van Manhattan en Toronto staan garant voor aantrekkelijke straatprofielen waar je doorheen wandelt zonder het gevoel te hebben dat je je door een straat met wolkenkrabbers beweegt. Wonen in hoogbouw staat in deze gevallen ook garant voor draagkracht van publieke of commerciële voorzieningen in de plinten.'
De opvatting dat in traditionele bouw dezelfde dichtheden gehaald worden als met hoogbouw verdient volgens Gadet een kritische noot. Dat gaat, aldus Soeters zelf op een discussiebijeenkomst over hoogbouw wel ten koste van de hoeveelheid openbare ruimte. Dat is een belangrijk punt, want juist de openbare ruimte in de stad is vandaag  de dag essentieel voor het uitwisselen van kennis en ideeën, het leggen van sociale contacten, beweging en ander vrijetijdsactiviteiten. Een argument vóór hoogbouw dus,' aldus Gadet in Agora.

Bart Vink: 'Soeters' wijken bieden amper ademruimte'

'Soeters' alternatieve voorstel voor de Sluisbuurt biedt amper ademruimte. Overigens is dat ook het probleem op ‘zijn’ Java-eiland waar weinig openbare ruimte is en weinig groen omdat uit was gegaan van het adagium "blauw is groen" zodat er dus amper speelruimte is voor kinderen en ook amper ruimte is voor andere voorzieningen voor kinderen, waaronder scholen, alsmede ademruimte voor andere bewoners', schrijft Bart Vink. 'Een dergelijke wijk moeten we niet opnieuw bouwen, en al helemaal niet als Soeters de dichtheid alleen kan halen met een grote aantal middelhoge bouwblokken die de buurt als het ware als een muur afsluiten van het open water. Hij verandert de buurt in een naar binnen gekeerde wijk met alleen een woonfunctie. De school plaatst hij naar buiten de buurt. En de openbare ruimte verdwijnt en wordt vervangen door semi-private ruimte in gesloten blokken. Hij bouwt overigens weinig laagbouw maar vooral veel middelhoogbouw'.

'Grootste zorgpunt voor de nieuwe buurt is de bereikbaarheid'

Vink vervolgt: 'Waar het gemeentelijke plan voor de Sluisbuurt een visuele en andere verbinding maakt voor alle woningen, de buurt verbindt met het water en ruimte geeft, een menging kent van recreatieve voorzieningen langs het water, en als openbaar parkachtig groen middenin de buurt en ook een school middenin de buurt met de bijbehorende reuring en een enkele winkel, biedt het alternatief van Soeters een soort kopie van een elders ingerichte pure woonwijk zonder ademruimte en met amper openbare ruimte, c.q. openbaar groen afgekeerd van het water en zonder voorzieningen. Fysiek qua bouwhoogte inderdaad lager, maar ook kwalitatief veel armer dus. Overigens verbreedt hoogbouw de diversiteit van het aanbod in de stad en ook om die reden is hoogbouw een welkome toevoeging. Daarbij moet je je bedenken dat het slechts om een paar (vijf om precies te zijn) gebouwen gaat die werkelijk hoog worden, maar lager dan 125 meter. De rest is eerder middelhoog te noemen.
Grootste zorgpunt voor de nieuwe buurt is de bereikbaarheid, aangezien zowel fiets, OV als auto-voorzieningen een forse impuls nodig hebben en nu niet voldoen voor het grote aantal nieuwe bewoners op het Zeeburgereiland (en overigens ook op IJburg). Aanpassing daarvan kost geld, maar heeft ook goede plannen nodig. Denk aan: ongelijkvloers maken kruispunt bij uitgang Piet Heintunnel, tram uit Oost doortrekken, de aanleg van een fietsbrug met het Oostelijk Havengebied. Bij Soeters' alternatief voor de Sluistbuurt zie ik een aan het Java-eiland en een Holland Park. Leuk, maar niet per se geschikt voor deze plek, bovendien moeten we de daar gemaakte fouten dus niet herhalen.'