Dit is een voorpublicatie van het artikel 'Afdeling openbare ruimte heeft genoeg van ophogen,' dat binnenkort in vakblad Stedelijk Interieur #1 verschijnt. Stedelijk Interieur is al sinds 2004 hét platform voor professionals die zich bezighouden met de openbare ruimte. Wilt u meer informatie en alvast een gratis editie aanvragen? Klik dan hier

Bodemdaling in Nederland verloopt sneller dan de zeespiegelstijging, op sommige plekken met een halve centimeter per jaar, oplopend tot een centimeter door de extra ‘last’ in stedelijk gebied. Worden er geen maatregelen getroffen, dan zal de bodem in 2050 tot een halve meter lager liggen dan nu.

De ruimtelijke effecten van bodemdaling hebben misschien wel meer en vooral directere impact dan wateroverlast en hittestress, niet in de laatste plaats financieel. Dat geldt vooral voor de kwetsbare veenbodems in het westen van het land, die door wateronttrekkingen inklinken en oxideren, met enorme kosten voor particulieren en overheden tot gevolg. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) raamt de kosten van de strijd tegen de daling op ruim vijf miljard euro tot 2050.

Gemeente als aanjager

Verzakkingen in stedelijk gebied worden grotendeels ook veroorzaakt door het grote gewicht van wegen en hun funderingen, die grotendeels uit (zwaar) zand bestaan. Om de bodemdaling aan te pakken, werken acht overheden uit het Groene Hart samen. Het gaat om de hoogheemraadschappen Rijnland, De Stichtse Rijnlanden, Schieland en de Krimpenerwaard, de provincies Zuid-Holland en Utrecht en de gemeenten Alphen aan den Rijn, Gouda en Woerden. Zij trekken 57 miljoen euro uit voor verschillende projecten. Het Rijk investeert 10 miljoen euro vanuit het programma Regiodeals.

Langere periodes met droogte kunnen de kwetsbaarheid van veenbodems en daarmee de kans op verzakkingen vergroten. Volgens voorzitter van de VNG-commissie water Ina Adema is de verzakkingsproblematiek zo ‘onnoemelijk groot’, dat deze de verantwoordelijkheid van individuele eigenaren en gemeenten overstijgt. Adema: ‘Verzakkingen zijn een nationaal probleem en we moeten samen op zoek naar oplossingen. De gemeente kan wel een belangrijke rol spelen als aanjager.’

Woerden loopt voorop

Een van de gemeenten die vooroploopt bij de aanpak van de bodemdaling is Woerden. De openbare ruimte gaat daar al jaren achteruit, onder meer door bodemdaling en toenemende neerslag. De constante bodemdaling dwingt het waterschap om het waterpeil eens in de 10 jaar naar beneden bij te stellen, zodat de boeren kunnen blijven boeren. Maar het effect, vooral in de zomermaanden, is steeds verdere oxidatie van het veen en dus verdere bodemdaling.

‘Het wordt steeds lastiger de kwaliteit van het openbaar gebied te waarborgen. Inwoners nemen daar geen genoegen meer mee’, vertelt Welmoed Visser, die als projectleider Bodemdaling bij het vestingstadje aan de rand van de provincie Utrecht te maken had met de problematiek van verzakking. Bodemdaling vindt vooral plaats in de woonwijken buiten de oude vestingwallen, en in het uitgestrekte landelijke gebied met kernen als Kanis, Zegveld en Kamerik. Visser: ‘Het oude deel van de stad binnen de oeverwal ligt redelijk stevig op zand. Maar in totaal ligt 80 procent van de gemeente op slappe grond.’

De roep om structurele oplossingen voor de inklinkende grond begon enkele jaren terug bij de afdeling Realisatie en Beheer, die de bodemdaling telkens weer met verhogingen oplossen moet. ‘De kosten daarvoor zijn niet langer op te brengen’, licht Visser toe. ‘Dat leidde destijds tot een Programma Ontwikkeling Veengebied. Daarin stond een aantal thema’s centraal zoals het zorgdragen voor bestaande en nieuwe openbare ruimte en daarnaast het borgen van de landschappelijke kwaliteiten en de ontwikkeling van een biobased economie.’


Beeld: Gemeente Woerden

Fixeren openbare ruimte

In plaats van te verzanden in academische discussies en ingewikkelde waaromvragen geeft Woerden bij het vinden van de beste oplossingen de voorkeur aan een praktische aanpak. Bij de prioritering van het aanpakken van de verzakkingsproblematiek worden in Woerden drie typen gebieden onderscheiden: snel zakkende gebieden, minder snel zakkende gebieden en stabiele gebieden op de zandgronden. Om tot een keuze voor een type oplossing te komen, maakt de gemeente een levenscyclusberekening. Welmoed Visser: ‘Anders dan vroeger nemen we de kosten van beheer en onderhoud mee. Je kan wel zand storten op veen, maar als je van tevoren weet dat dit in snel zakkende gebieden na een aantal jaren weer is verzakt, klinkt zo’n investering niet erg logisch. Je zal dit om de zoveel tijd moeten herhalen.’ Voor bestaande openbare ruimte op slappe bodem worden daarom alternatieve ophoogmaterialen gebruikt, bijvoorbeeld lavagesteente, uitgevoerd in korrels, ook wel bims genoemd (zie kader). Bij nieuwbouwprojecten staat één doelstelling voorop: Woerden wil dat de openbare ruimte een lange levensduur heeft waarbij geen ongelijkmatige zettingen optreden tussen de openbare ruimte en de privéterreinen.

Een alternatief is het toepassen van grondvervanging. Visser: ‘Dan vervang je de veenlaag door minder zettingsgevoelige grond. Deze nieuwe laag moet na het aanbrengen ook eerst ‘zetten’. Het vergt een grotere investering, maar voor toekomstige generaties ben je echter wel nagenoeg van verdere zettingen af. Doel is een onderhoudsarme openbare ruimte op te leveren tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Goedkoop is in het verleden vaak duurkoop gebleken.’

In een bestaande stedelijke omgeving is grondvervanging echter minder geschikt en ligt ophogen van verzakte grond met lichtgewicht materiaal voor de hand. Maar op plekken waar het dweilen met de kraan open is, wordt gedacht aan fixeren van de openbare ruimte op een fundering. In Gouderak in de gemeente Gouda wordt dit al uitgevoerd. De openbare ruimte is aangebracht op een betonnen vloer op palen. Deze methodiek past Woerden ook toe in De Kanis, een kleine kern boven Kamerik. Vervangen door bims, EPS-materialen als piepschuim of fixeren aan dieper gelegen zandlagen door het slaan van palen: het is een kostbare aangelegenheid, beaamt Welmoed Visser. Maar er moet wat gebeuren, want de afdeling Realisatie en Beheer slaagt er niet in om met het bestaande onderhoudsbudget de openbare ruimte op het gewenste kwaliteitsniveau te houden.


Beeld: Gemeente Woerden

Ook Rotterdam zoekt oplossingen

In Zuid-Holland daalt 75 procent van de bodem door inklinking van veen- en kleigronden. ‘Ook Rotterdam heeft hiermee te maken’, zegt Wiebe Oosterhoff, strategisch adviseur stadsbeheer van de gemeente Rotterdam. ‘Het probleem doet zich vooral voor aan de noordkant van Rotterdam in wijken zoals Overschie, Schiebroek en Kralingen. Bodemdaling heeft grote gevolgen voor de openbare ruimte; je ziet dat de openbare ruimte in bijvoorbeeld Noord-Brabant, waar verzakkingen nauwelijks spelen, van een zichtbaar betere kwaliteit is dan in het westen van het land. In steden als Breda en Den Bosch zie je veel luxere bestratingsmaterialen, meer oude bomen, meer sierbestrating.’ Door de slappe bodems als klei en veen heeft Nederland al meer dan duizend jaar te maken met bodemdaling, zegt Martine Coevert, adviseur bodemdaling bij de gemeente. ‘Door droogte gaat het proces van verzakking sneller doordat het grondwaterpeil daalt. Ook menselijk handelen kan daling van de bodem tot gevolg hebben.’ Gemiddeld zakt de bodem in de havenstad 10 millimeter per jaar.

Het onderhoud van de openbare ruimte kost door de verzakking volgens Oosterhoff ‘bakken met geld’. De gemeente moet dat zelf bekostigen. Het structureel aanpakken van de bodemdaling kost echter ook veel geld. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (rapport ‘Dalende bodems, stijgende kosten’) kost het oplossen van het bodemdalingsprobleem in de steden circa 16 miljard euro.

Omdat het regelmatig blijven ophogen met zand slechts een oplossing is voor de korte termijn (10 tot 20 jaar) wordt in Rotterdam gezocht naar duurzamere oplossingen zoals piepschuim dat zich beter ‘zet’ en verzakking vertraagt. ‘Dat is overigens niet nieuw voor Rotterdam, want zo’n twintig jaar geleden is al piepschuim gebruikt in enkele ’s-Gravenwegbuurten’, zegt Oosterhoff. Piepschuim wordt gebruikt om het gewicht van de fundering zo laag mogelijk te houden. Hierdoor zal het veen/de klei minder inklinken. Bodemdaling heeft naast problemen in de openbare ruimte ook invloed op onder meer de funderingsproblematiek; Coevert verwacht dat in de komende 10 tot 15 jaar 20.000 woningen in Rotterdam problemen krijgen.