We kunnen veel leren van de aardgastransitie van de jaren ’60. Ik schreef daar eerder al een uitgebreid artikel over, waarin ik laat zien waarom deze aanpak zo succesvol was en wat we ervan kunnen leren in onze huidige energietransitie. Het onderwerp heeft me echter nog niet losgelaten en met de aandacht voor aardgasvrij in de wijkgerichte aanpak ben ik toch weer in de geschiedenisboeken gedoken. Het is verbazingwekkend en grappig om te zien hoe de geschiedenis zich herhaalt en wat voor lessen voor het oprapen liggen. Ik zal in dit artikel daarom aan de hand van oude krantenberichten drie lessen uit de aardgastransitie trekken, die ons gaan helpen in onze huidige wijkgerichte aanpak aardgasvrij.
Les 1: Neem leiderschap in de wijkgerichte aanpak
Nog voor de grote vondst van Slochteren had Leeuwarden al in 1959 ervaring met een wijkgerichte aanpak: aansluiten op aardgas. We kunnen ons het bijna niet voorstellen, maar in anderhalf jaar tijd werden in Leeuwarden alle gastoestellen omgebouwd, dan wel vervangen (21.865 stuks). Hoe werd dit georganiseerd? De stad was in 25 sectoren verdeeld en zou zo gefaseerd worden aangesloten op het aardgas. Bewoners van sector 1 werden simpelweg per brief geïnformeerd dat de omschakeling plaats zou vinden op 14 juli 1959 en dat ze een bezoek konden brengen aan de toonkamer van de Energiebedrijven. Zie de illustratie hiernaast van de toonkamer.
De Leeuwarder Courant gaf aan dat het van belang was hier gehoor aan te geven, omdat tijdens dit bezoek aan de toonkamer vragen beantwoord konden worden en er gelegenheid was om gebruik te maken van: ‘De soepele vergoedingsregelingen voor de ombouw van oude apparaten en aanschaf van nieuwe.’ Van tevoren waren alle woningen geïnspecteerd en was bepaald welke binnenleiding aangepast moesten worden en of het gastoestel nog gebruikt kon worden. Dit lijkt enorm veel op de wijkgerichte aanpakken die mij bekend zijn.
Bron: Leeuwarder Courant, 13 juni 1959
Op 13 juli, om acht uur, ging de gaskraan dicht. De volgende dag, om half acht ’s ochtends, trokken de Leeuwarder gasfitters (uiteindelijk wel 120) eropuit om iedereen te voorzien van het nieuwe aardgas. In het geval dat ombouw niet mogelijk was, stelde het energiebedrijf tijdelijk een kooktoestel ter beschikking. Subsidie was door de gemeente beschikbaar gesteld. De voorwaarden lezen bijna hetzelfde als een hedendaagse subsidieaanvraag.
Nu besef ik me heel goed dat er op landelijk niveau nog heel wat geregeld moet worden met bijvoorbeeld afsluitplicht en discussies over socialisatie. Maar toch, ik zie hier een belangrijke les: durf regie te nemen en maak een logische indeling in sectoren (lees wijken) die stap voor stap van het aardgas gaan. Eigenlijk de blauwdruk voor de huidige wijkaanpakken: waar gaat het riool open, waar vervangt de netbeheerder het gas, dan is dat misschien je eerste sector. Een hieraan gekoppelde duidelijke subsidieregeling en ondersteuning bij de vervanging van installaties zijn zeker welkom. Wat tot slot ook meehielp, was de hoffelijke houding van het energiebedrijf, dat het laatste gezin dat over ging op aardgas een gratis keuken-geiser aanbood met woorden: ’Dankbaar voor de medewerking die de Leeuwarder huisvrouwen gegeven hebben. Vooral zij waren het, die met de moeilijkheden te maken kregen.’
De wijkaanpak is niet war van controverse. Het is een nieuw instrument waarmee de gewenste activiteiten van bedrijven, burgers en overheden op elkaar worden afgestemd met als doel: het isoleren en aardgasvrij maken van 1,5 miljoen woningen en andere gebouwen tot 2030 met woonlastenneutraliteit als uitgangspunt. Maar volgens berekeningen het PBL en het CPB is het effect van de wijkaanpak twijfelachtig.
Les 2: De kostendiscussie hoort erbij
In gesprekken over de aardgastransitie krijg ik vaak te horen ‘Maar dat aardgas was toch goedkoper en een stuk comfortabeler voor mensen?’ Het antwoord is hier ja en nee. Het klopt dat de uitrol van aardgas voor grootschalige ruimteverwarming zorgde en hiermee tot een enorme (in de geschiedenis niet geëvenaarde) comfortsprong zorgde. Het kostenaspect echter is niet zo zwart wit als we dat ons nu voorstellen.
Bron: De Telegraaf, 19 juni 1963
De kosten van het aardgas voor de consument in vergelijking met de daadwerkelijke kosten van deze gasproductie zorgden voor enorme discussies. Krantenberichten in de jaren 60 gaven dit weer: ‘Gasunie laat volk niet meeprofiteren’ en ‘Gasunie belooft: gas wordt niet duurder.’ In dit laatste artikel komt dezelfde discussie naar boven die we nu met zijn allen voeren: aardgasvrij is prima, maar het mag niet meer dan anders kosten. De Gasunie gaf in dit geval aan ‘Het aardgas zal de verbruiker in ieder geval niet meer kosten dan het huidige gas.’
De aanpassingen en aanschaf van nieuwe apparatuur moest door de consument zelf bekostigd worden. Dit kwam, omgerekend naar de prijzen van nu, neer op gemiddeld 1.600 euro per Nederlander. Dat is natuurlijk wel een stuk goedkoper dan de prijzen die je nu voorbij hoort komen voor aardgasvrij, met bedragen die uiteenlopen van 5.000 tot 20.000 euro. Ik geloof echter dat we met onze nieuwe technologie, mogelijkheden voor opschaling en een stuk urgentie in staat zijn eenzelfde soort kunstje te flikken. Hierbij hoort misschien een stuk acceptatie van het feit dat woonlastenneutraal in een groot aantal gevallen een utopie is.
Les 3: Maak bewuste keuzes voor de energie-infrastructuur
Als je een hele energie-infrastructuur overhoop gooit, doet dat iets met de mensen die nu gasfitter en CV-ketelinstallateur zijn. Wat de discussie over het klimaat in ieder geval doet, is onduidelijkheid creëren. Een vergelijkbare situatie deed zich voor met de mijnindustrie. Ouderen waren verknocht aan de mijn, maar jongeren hadden geen idee of ze nog wel werk zouden vinden in die industrie. Dit zal ook gebeuren in de gasindustrie, waar langzaam maar zeker het aantal mensen dat in deze industrie werkt stevig zal afnemen. Zo daalt het aantal verkochte CV ketels al in bestaande woningen en is de verwachting dat er in 2030 circa 200.000 warmtepompen per jaar verkocht worden.
Bron: De Tijd - De Maasbode, 23 februari 1963
Deze les laat duidelijk zien dat een keuze maken voor een infrastructuur en type energiebron gevolgen heeft voor de gehele keten. En ook al pleit ik voor een bepaalde systeemflexibiliteit, is het zoals het krantenbericht van 1962 aangaf ook niet efficiënt om met subsidies zwakke mijnen in stand te houden. Ik kan me goed voorstellen dat door de aardgasvrij-discussie het aantal studenten in dat vakgebied afneemt en langzaam de bestaande gasinfrastructuur wordt afgeschreven. Als dit bewuste keuzes zijn, is dat prima. Het wordt echter een probleem als we die infrastructuur afschrijven en later toch nodig blijken te hebben voor waterstoftoepassingen (voor de industrie bijvoorbeeld). Probeer in dat geval nog maar eens de juiste infrastructuur experts te vinden.
Makkelijk info vergaren
Zoveel verschillen we niet van onze landgenoten uit de jaren ‘60. We zijn dezelfde soort mensen, met misschien wat complexere gadgets en apparatuur in huis. In de periode tot 2022 zullen we vooral experimenteren met de wijkaanpakken. Ik denk dat we hier nog een hoop van zullen leren en dat we stiekem wat overeenkomsten met de jaren ’60 zullen tegenkomen. We hebben nu echter één groot voordeel ten opzichte van onze voorgangers: waar het in de jaren ‘60 lastig was om informatie te verzamelen, kan dat nu wel makkelijk. Kortom, die gadgets gaan ons helpen de energietransitie een stuk ‘slimmer’ vorm te geven. Misschien weegt dat wel op tegen die enorme comfortsprong?