Dit artikel verscheen eerder in vakblad BT Magazine. BT Magazine is hét vakblad voor iedereen die zich bezighoudt met regionale innovatiekracht en vestigingsklimaat. Meer informatie of een nummer gratis inzien? Klik dan hier.
Tijdens het Atelier, georganiseerd door Architectuur Lokaal in samenwerking met provincie Noord-Holland, SADC en Stichting Kennisontwikkeling Bedrijventerreinen Nederland (SKBN), gingen de drie geselecteerde teams aan de slag met ieder een eigen gebied: Sloterdijken in Amsterdam, Atlaspark in het havengebied Amsterdam en Beukenhorst en omgeving in Hoofddorp. De teams stonden er niet alleen voor. In aanloop naar de presentatie van de toekomstbeelden, op 14 februari in de 3D Makers Zone in Haarlem, kregen ze begeleiding van een aantal mentoren: directeur smart mobility aan de TU Eindhoven Carlo van de Weijer, stedenbouwkundige Maurits de Hoog en grondstoffenadviseur Wim van Lieshout, die een jarenlange ervaring heeft in de afvalbranche.
Nieuwe samenwerkingen
Bij de start van het atelier zette de voorzitter van de selectiecommissie Hans Vonk (provincie Noord-Holland) de discussie op scherp door een aantal ontwikkelingen te schetsen die de aanblik van bedrijventerreinen ingrijpend zullen veranderen. Vonk wees daarbij op de snelle toename van het aantal datacenters in Metropoolregio Amsterdam. Ook de veranderende distributiepatronen door de platformeconomie en nieuwe productiemethoden als 3D-printen en robotisering zullen een stempel drukken op de situering en inrichting van logistieke centra en daarmee voor infrastructuur, mobiliteit en transport: ‘Zijn er in 2050 nog wel bedrijventerreinen?’
De menoten (van links naar rechts: Carlo van de Weijer, Wim van Lieshout en Maurits de Hoog)
RendabelOpvallende overeenkomst in de benadering van de teams was dat zij bestaande kansen en waarden van de gebieden als vertrekpunt kozen, met de bestaande infrastructuur en het landschap als kaders. Hoe kunnen terreinen vanuit dat vertrekpunt organisch groeien? Hoe zit het met de plek die wonen moet krijgen op het bedrijventerrein van 2050? Wat betekent circulair voor de manier waarop zij kringlopen organiseren? En vooral: hoe kunnen we omgaan met een onzekere toekomst?
Het zijn open vragen, waarvoor de antwoorden niet zo maar voor het oprapen liggen. Dat is een belangrijk kenmerk van de circulaire transitie, stelt Van Lieshout. Hij wijst op het contrast met de energietransitie, waar alle instrumenten bekend en doorgerekend zijn. ‘Bij de circulaire economie ontbreken nog heldere definities, berekeningen en projecten met schaal. Een begrip als urban mining is zeer interessant maar waar hebben we het over in termen van volumes of ketensamenwerking bij retourlogistiek? En hoe kunnen we er een rendabele businesscase van maken?’
De teams kwamen door hun multidisciplinaire samenstelling met een aantal verrassende oplossingen, waarmee de deelnemers zelfs de mentoren wisten te verrassen: out of the box, integraal en concreet. ‘We zouden dit als overheden veel meer moeten doen’, zegt De Hoog. ‘Het zijn toch vaak interne gemeentelijke exercities. En we houden, mede daardoor, te veel rekening met allerlei beperkingen. Terwijl we nu aan de gang zijn gegaan met professionals uit heel verschillende disciplines. We moeten er ook, zoals hier, meer jonge mensen bij halen die geen last hebben van beperkingen en out of the box kunnen denken.’
Namens de SKBN was Inge Sebregts betrokken bij het atelier. Sebregts is zelf binnen de provincie Noord-Brabant bezig met gebiedsontwikkelingen en campus- en clusterontwikkelingen. Voor de provincie Noord-Brabant heeft de impact van de circulaire economie op bedrijventerreinen veel prioriteit. Er loopt inmiddels een aantal pilots. Zoals Symbiosis4Growth, een project van de provincies Noord-Brabant en Zeeland waarin bedrijven samenwerken om warmte en reststromen uit te wisselen. ‘Voor ons is het belangrijk dat we onze fysieke en mentale grenzen overstijgen, onderling kennis uitwisselen en van elkaar iets kunnen leren.’
Team 1: Het Atlasgebied in Amsterdam als Circular Powerhouse
Onder de naam Circular Powerhouse heeft team Future Forward een samenhangende visie uitgewerkt voor het Atlaspark. In het toekomstbeeld van het team wordt dit bestaande, logistieke bedrijventerrein in het Amsterdamse havengebied omgevormd tot een circulaire hub waar retourstromen vanuit de stad opnieuw waarde krijgen. Nieuwe samenwerkingen en verdienmodellen maken dat het verwerken van deze stromen geen repetitief werk is, maar een creatief en gezond karakter heeft. Bijvoorbeeld in de vorm van een coöperatieve vereniging van bedrijven die rest- en retourstromen uitwisselen en waarde creëren. Een bedrijveninvesteringszone zou een bijdrage moeten leveren aan de ontwikkeling en financiering van een dergelijk coöperatief groeimodel.
De invloed van de nieuwe modellen op het Atlaspark reikt ook tot buiten de eigen grenzen. De ligging in het Havengebied biedt volgens het team aanknopingspunten om Atlaspark te laten uitgroeien tot een grondstoffenhub: een centrum van schone, circulaire productie en kennisontwikkeling voor aangrenzende industrie- en stedelijke gebieden. Om dat te bereiken is een centrale strook op het bedrijventerrein aangewezen als locatie voor een kenniscentrum en circulair innovatielab. Het team had daarnaast een bijzondere suggestie: ‘Misschien moeten we SADC wel omvormen tot een SAIC, een circulaire investeringsmaatschappij voor de hele regio.’
De ligging heeft nog een ander voordeel. Het Atlaspark schurkt tegen de kunstenaarsenclave Ruigoord aan. Die ligging biedt kansen, volgens het team is Ruigoord ‘een cadeau’ waarmee het gebied kan uitgroeien tot een creatieve hotspot. ‘Mensen hebben steeds meer verlangens naar de top van de Maslow-piramide’, stelde het team tijdens zijn eindpresentatie. Ze willen geluk vinden en zichzelf ontplooien. Die zelfontplooiing staat hier centraal.’
Directeur smart mobility aan de TU Eindhoven Carlo van de Weijer ziet veel in het toekomstbeeld van Future Forward. ‘Het aardige in het plan voor het logistieke Atlaspark was dat productie door ontwikkelingen als urban mining en 3D-printen veel meer een lokaal en regionaal karakter krijgt. Zo’n terrein wordt meer een campus waar kennisontwikkeling en ontmoeting belangrijke elementen vormen. Dan ontstaat er zelfs op een logistiek bedrijventerrein, normaliter een saaie serie blokkendozen, de nodige reuring. Dit zit ook in het idee om Atlaspark te verbinden met het kunstenaarsdorp Ruigoord en het aangrenzende golfterrein. Ik zie dit soort ontwikkelingen ook bij techbedrijven als Google die voor hun laboratoria en kantoren steeds meer een landschappelijke of stedelijke, culturele omgeving zoeken.’
Team Future Forward bestaat uit Roy Plevier (HOOPE+PLEVIER Architects), Danny Edwards (Edwards Stadsontwerp), Antonia Sore (EXCEPT integrated sustainability) en Rob ten Bok, KG ParkManagement BV.
Team 2: De open machinefabriek Sloterdijken
Team KCAP + Metabolic + RebelGroup + Goudappel Coffeng gebruikte in zijn presentatie een aantal verschillende metaforen voor de nieuwe rol die het Sloterdijkgebied in 2050 kan gaan spelen: een ‘machinekamer’, een ‘draaischijf’ en een ‘open motorkap’. Met het verdwijnen van fossiele brandstoffen en het toenemende belang van de retourlogistiek krijgt de Haven in de toekomst het karakter van een grondstoffenhub. Door het grote aantal industriële, logistieke en nutsbedrijven dat er aanwezig is, kan het aangrenzende noordelijke Sloterdijkengebied zich in de visie van het team ontwikkelen tot een geautomatiseerde circulaire machinekamer, een draaischijf waar grondstoffen, materialen, water, energie en andere stromen uit de gehele Metropoolregio Amsterdam binnenkomen, worden opgewaardeerd en weer vertrekken. Dit zijn schone en transparante productieprocessen, stelde het team in zijn eindpresentatie. ‘Waar een machinekamer vroeger weggestopt werd, is het in 2050 niet meer vies en juist zichtbaar. De bedrijven veroorzaken geen overlast meer en hoeven niet langer verstopt te worden.’
Grondstoffenadviseur en oud-directeur van onder meer afvalbedrijf HVC Wim van Lieshout is gecharmeerd van het idee van een machinekamer voor Amsterdam. ’Een dergelijk concept onderstreept het belang van industrie-, nuts- en recyclingbedrijven voor de stad, van kringlopen tussen stad en productieomgeving en de noodzaak van concentratie en nabijheid’, zegt de atelier-mentor. Door het schone karakter van circulaire productieprocessen is er in het gebied ook beperkt ruimte voor wonen. ‘Er moet ook nagedacht worden over wonen in het industriegebied’, vindt het team. ‘Dit betekent niet per definitie woontorens, maar kan ook zijn dat bijvoorbeeld een Roemeense trucker een paar dagen kan overnachten in Sloterdijken.’ Andere deelgebieden lenen zich overigens beter voor een woonfunctie. In het zuidelijke, meer fijnmazige gebied waar vooral stromen binnen het gebied zelf blijven, kunnen wonen en werken onder het motto living on the edge veel meer worden gemengd.
Het team ziet een grote rol voor data science. Wie precies weet wat de stad in- en uitgaat, kan daarop anticiperen. Inspelen op veranderingen en onzekerheid betekent volgens het team ook een ander soort infrastructuur. ‘We hebben behoefte aan een infrastructuur die flexibel is, want we weten nog niet hoe logistiek zich in de toekomst gaat ontwikkelen’, aldus het team. ‘Wij gaan het spoornetwerk in die regio voor een deel asfalteren en geschikt maken voor zowel wielen van rubber als wielen van metaal. Daarnaast leggen we een glasvezelnetwerk aan voor logistiek.’
Team KCAP + Metabolic + RebelGroup + Goudappel Coffeng bestaat uit Stijn Kuipers (KCAP), Tamara Streefland (Metabolic), Reinier van der Vusse (Rebel Group) en Nick Juffermans (Goudappel Coffeng).
Team 3: Vier scenario’s voor de Beukenhorst, Hoofddorp
Gelegenheidsteam nummer drie schetste een helder beeld van wat een circulaire economie eigenlijk is ‘Het draait altijd om geld, spullen, kennis en mensen. Altijd gaan die vier elementen op de een of andere manier een betekenisvolle relatie met elkaar aan.’ Om die relaties vorm te geven, presenteerde het team voor het bedrijventerrein Beukenhorst en omgeving vier scenario’s die allemaal leiden tot een waardevol, hoogwaardig en circulair werklandschap dat publiekelijk toegankelijk is.
In het scenario Corporate Landscape wordt het gebied gedomineerd door grote grijze productie- en logistieke hallen, met ruimte voor circulaire processen en internationale retourlogistiek van en naar Schiphol. De CO2-leiding uit de Rotterdamse haven naar IJmuiden maakt een CO2-gebaseerde productie van bijvoorbeeld biobrandstoffen mogelijk. In het scenario Regional Hub is Schiphol minder belangrijk en biedt de locatie vooral ruimte voor kleinschalige productie en mkb-bedrijven. Bijvoorbeeld voor hergebruik en reparatie van retourstromen uit de regio. Terwijl het scenario Oosterwold on Steriods nog een stap verdergaat: pionierende community’s die zelf produceren en voedsel verbouwen en zo wonen en werken helemaal verweven. In het laatste scenario, Progress Polder, verandert de Haarlemmermeer in een internationaal georiënteerd grootschalig biobased kennislandschap dat internationaal toptalent naar het gebied moet trekken. De ontwikkelde kennis moet gaan bijdragen aan de verduurzaming van de rest van ons land.
In dit scenario behoudt Schiphol zijn functie als belangrijke luchthaven. Maar niet in de huidige vorm. Het team voorziet dat in 2050 elektrische vliegtuigen voor Europese vluchten ingezet kunnen worden. Een prima vooruitzicht, meent mentor en stedenbouwkundige voor de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam Maurits de Hoog: ‘Daarmee verminder je de overlast en speel je een groot gebied vrij voor gemengde functies, waaronder woningbouw, wat nu onmogelijk is door de geluidscontouren.’ Hoofddorp wordt volgens De Hoog sowieso steeds interessanter als de Noord/Zuidlijn via Schiphol wordt doorgetrokken. Voor het station Hoofddorp ligt zelfs een status als A-locatie in het verschiet, met potentie als kennishub.
Reinoud Fleurke, manager gebiedsontwikkeling van SADC en een van de initiatiefnemers van de ateliers, reageerde enthousiast. ‘SADC ontwikkelt een groot gebied naast station Hoofddorp, waaronder een campus. Door deze challenge krijgen we beter zicht op mogelijke toekomsten. Het is verleidelijk om een blauwdruk te maken van één van die toekomsten. De kunst is echter om toekomstige ontwikkelingen stapsgewijs te katalyseren, zodat we onze doelstellingen kunnen bereiken: het leveren van arbeidsplaatsen, transitie naar een circulaire economie en versterking van de concurrentiepositie van de regio.’
Het derde team werd door de selectiecommissie samengesteld en bestaat uit Joost Hagens (Bureau BUITEN), Peter van Assche (bureau SLA), Thijs van Spaandonk (Bright Cooperatie U.A.) en Ana Luisa Moura (Vereniging Deltametropool).
Concrete handvatten
De valkuil van initiatieven als de Ateliers Werklocaties 2050 is dat ze vervallen in vage toekomstplannen en geen concrete handvatten bieden. ‘Maar dat was nu niet het geval’, stelt Sebregts. ‘Voor mij zijn er duidelijk een paar ontwikkelingen waarmee we iets moeten. Zo betekent circulair werken veel meer lokale en regionale productie en verwerking, hoewel er altijd mondiale stromen blijven bestaan. Dat heeft impact op logistieke processen en daarmee op de omvang en het soort vervoersstromen. Interessant is ook dat zaken die nu erg spelen in de persoonlijke sfeer, zoals preventie en scheiding van afval, steeds meer gemeengoed zullen worden in het bedrijfsleven. Als publieke en private gebiedsontwikkelaars ligt er voor ons een taak om bedrijven op dat vlak te stimuleren en samenwerkingen tot stand te brengen.’
Directeur Jeanet van Antwerpen van SADC reflecteerde na afloop van de slotbijeenkomst in de 3D Makers Zone op de uitkomsten van het atelier. ‘De tijd van masterplannen is voorbij’, zegt ze. De presentaties bevatten handvatten waarmee flexibel op een onzekere toekomst kan worden ingespeeld. SADC is zelf ook gestart met het ontwikkelen van gebieden vanuit principes van de circulaire economie. ‘Simpel gezegd, gaat erom hoe je waarde kunt toevoegen in alles wat je doet; niet alleen op de korte, maar ook de lange termijn’, zegt de SADC-directeur: ‘Die waarde is niet alleen financieel, maar gaat ook over biodiversiteit, schoon water, verantwoordelijke productie en minder ongelijkheid.’ Met de resultaten van de Ateliers kan Van Antwerpen goed uit de voeten: ‘Geen truttige verhalen maar aandacht voor toegankelijkheid van werklocaties, de menselijke kant van werken en nieuwe vormen van mobiliteit.’