Net als bij het kantoren- en bedrijventerreinendossier pakten de provincies ook op het gebied van detailhandel traditionele ruimtelijke ordening-taken terug, vertelt de Friese gedeputeerde Sander de Rouwe aan te de telefoon. ‘Dat varieert van het voorzien in betrouwbare informatie rond koopstromen en leegstand tot meer disciplinerende maatregelen ten aanzien van de planvoorraad.’
Vandaag rapporteerde De Rouwe namens alle provincies aan staatsecretaris Mona Keijzer over de voortgang die afgelopen collegeperiode is geboekt. De nationale Retailagenda en NRW (Nederlandse Raad van Winkelcentra) hebben per provincie de inspanningen in beeld gebracht. Álle 12 provincies voeren een koopstromenonderzoek uit of zullen dit in de loop van 2019 doen. Drie jaar geleden gold dat maar voor de helft van de provincies. Élke provincie heeft inmiddels stevige een retailbeleidsagenda, terwijl dat drie jaar geleden vaak beperkt bleef tot een ruimtelijke gereedschapskist zonder achterliggende visie.
(Tekst gaat door onder afbeelding)
Bron: Retailagenda
Provincie haalt teugels aan
Het aanhalen van de ruimtelijke teugels is geen overbodige luxe, want regionale afstemming bleek ook afgelopen jaren geen vanzelfsprekendheid, benadrukt De Rouwe. ‘Gemeenten zijn toch heel erg bezig met zichzelf. Dat kun je gemeenten niet verwijten. Net als bij het bedrijventerreindossier is een onafhankelijke derde partij nodig die ervoor zorg dat vraag en aanbod met elkaar in evenwicht zijn. Individuele gemeenten rekenen behoefte toch nog te vaak naar zichzelf toe. De provincie kan daarbij in een uiterste geval gebruikmaken van haar bevoegdheid om gemeentelijke plannen te overrulen.
Goedschiks of kwaadschiks
De keuze om goedschiks of kwaadschiks op te treden is aan de provincie zelf, benadrukt De Rouwe. ‘Het is in elk geval zaak dat er een goed ruimtelijk kader aan ten grondslag ligt waarop de provincie, maar ook individuele gemeenten kunnen terugvallen.’
Zo hanteert de provincie Limburg een provinciale omgevingsvisie die is gebaseerd op regionale visies die worden vastgelegd in bestuursafspraken, die op hun beurt weer worden vastgelegd in de omgevingsverordening. Deze provinciale verordeningen houden de planologische stok achter de deur bij het wegbestemmen van overtollige winkelmeters via gemeentelijke bestemmingsplannen.De Rouwe benadrukt dat het bij winkelconcentratiebeleid niet altijd hoeft te gaan om wegbestemmen maar ook om ombestemmen of bestemmingsverruimingen (blurring, red.).
(Tekst gaat door onder afbeelding)
Bron: Retailagenda
Retailadviescommissies
De Rouwe wijst tevens op de rol die provincies afgelopen jaren hebben gespeeld bij het tegenhouden van ontwikkeling van outletcentra buiten de traditionele retailcentra, die het door de provincies gepropageerde winkelconcentratiebeleid zouden kunnen frustreren.
Volgens De Rouwe blijven provincies streven naar een concentratie van winkels in de bestaande centra, zodat deze leefbaar blijven. Als het nodig is kan de provincie ook daarbij gemeenten overrulen. Hij wijst daarbij naar de ontwikkeling van het Factory Outlet Centrum bij het TT Circuit in Assen, waar de provincie eind vorig jaar definitief een streep doorzette.
De provincies Noord- en Zuid-Holland en Noord-Brabant werken met onafhankelijke retailadviescommissies om de lokale retailambities in te dammen. De Rouwe: ‘Zij stelden deze commissies zelf in. Deze bestaan uit onafhankelijke retail- en vastgoeddeskundigen. Op basis van koopstromenonderzoeken en andere beschikbare data geven zij gevraagd en ongevraagd advies over de wenselijkheid van retailplannen, die mede door hun inbreng soms op voorhand sneuvelen.’
Herstructureringsfonds
Door tussenkomst van de provincies is er volgens De Rouwe weer een landelijk overzicht van de vraag en het aanbod naar detailhandel. Maar dat is niet genoeg. ‘Er zijn punten die blijvend aandacht verdienen. We zien graag een aanbeveling van de staatsecretaris om de transformatie in binnensteden aan te jagen, vooral nu er ruimte voor en behoefte aan woningen is. Daarnaast vragen we aandacht voor langdurige leegstand in krimp- en anticipeerregio’s en middelgrote gemeenten, waar geen toekomst voor recreatief shoppen meer is. Provincies kunnen daarbij extra steun gebruiken, bijvoorbeeld in de vorm van een landelijk fonds voor langdurige leegstand.’
Sluimerende ondermijning
Daarnaast vraagt De Rouwe aandacht voor een sluipend probleem dat op het platteland al grote gevolgen heeft: de aantrekkingskracht van leegstand op ondermijnende activiteiten. ‘De zwakste ondernemers zijn het meest kwetsbaar, zien we nu al op het platteland in Noord-Brabant en Limburg. Kwetsbare ondernemingen zijn bijvoorbeeld belhuizen en waterpijpcafés. Je moet als overheid willen voorkomen dat je in winkeltransformatiegebieden zaken moet doen met criminelen. Het is een belangrijk aandachtspunt, we willen absoluut voorkomen dat we over 5 jaar situaties krijgen zoals op het platteland.’