Dit artikel verscheen eerder in vakblad BT Magazine. BT Magazine is hét vakblad voor iedereen die zich bezighoudt met regionale innovatiekracht en vestigingsklimaat. Meer informatie of een nummer gratis inzien? Klik dan hier.
Om als regio voorop te blijven lopen wil je internationale kenniswerkers lokken en vasthouden. Op deze manier trek je en, misschien nog belangrijker, behoud je bedrijven zoals ASML, Unilever, Siemens en Tomtom die opereren in een internationaal concurrentieveld. ‘Om expats te behouden is het allereerst belangrijk om je als economische cluster te onderscheiden op wereldniveau’, vertelt Marcel Michon, partner van Buck Consultants International (BCI), die een actieprogramma schreef voor het halen en vasthouden van deze ‘internationals’.
Nederland niet in trek
Een internationale kenniswerker is vaak actief in research & development of in zakelijke dienstverlening. Zijn werkzaamheden kenmerken zich door een relatief hoog denk- en werkniveau en een niet-repetitief karakter van het werk, vertelt Marcel Michon. In vergelijking met onze buurlanden heeft Nederland een relatief laag aandeel buitenlandse kenniswerkers op het totaal aantal kenniswerkers 3,4 procent ten opzichte van 4,9 en 8,5 procent in België en Duitsland. Het gemiddelde in Europa is 5,0 procent. Daarnaast weet Nederland maar weinig in Nederland afgestudeerde internationale studenten te behouden voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Van de immigrantenstroom die Nederland binnenkomt is nog geen kwart hoogopgeleid, tegenover drie op de tien autochtone Nederlanders die hoogopgeleid is. Naar Ierland, de VS en het VK komen veel meer hoger opgeleide migranten.
Nederland scoort niet al te best, zoveel is duidelijk. Vreemd want op papier heeft Nederland veel te bieden: een relatief open houding naar buitenlanders, een internationaal imago, de Engelse taal die hier wordt gesproken, een gunstige belastingregeling voor kennismigranten, een aantrekkelijk woon- en leefklimaat tegen redelijke kosten en een goede bereikbaarheid, zowel binnen Nederland als internationaal. ‘De uitgangssituatie is inderdaad goed’, beaamt Michon. ‘Maar het is niet voldoende om je internationale werknemersbestand het hof te maken.’ Michon onderscheidt nationale van regionale maatregelen. Maar hij start bij voorkeur met de inhoud. ‘Het gaat allereerst om de vraag of een bepaald economisch cluster zich onderscheidt op wereldniveau, waardoor het met recht een beroep doet op de beste mensen in de wereld, om die positie te handhaven of liever nog: te verbeteren.’
Een sterk cluster
In Nederland bestaat volgens Michon een aantal clusters dat in een internationaal concurrentieveld meedoet zoals de medtech, agrofood, smart mobility, en recent ook een geheel nieuwe tak van sport: logistieke datadiensten. Die topsectoren en daaraan verbonden bedrijven, concentreren zich ruimtelijk op bepaalde locaties. Op dat schaalniveau passen ook voorzieningen die gericht zijn op internationaal talent, gedacht vanuit het belang van die internationale kenniswerker. ‘De Eindhovense regio heeft dat goed opgepakt in samenwerking met de bedrijven. Er is een goede verbinding met de universiteiten en de regio heeft geïnvesteerd in een internationale school. Er is bovenal een ecosysteem ontworpen, waar de internationale kenniswerker wortel schiet. De Eindhovense regio is erin geslaagd daarmee meer internationale kenniswerkers te binden. Maar het is de vraag of dit in de toekomst ook zo blijft. Eindhoven zal ook een ‘hippere’ stad moeten worden en werkt ook aan dat aspect.’
Groot, groter grootst blijkt allerminst een doorslaggevende factor om internationaal talent aan je te binden. Uit de Global Cities Competititveness Index (GCTCI) die businessschool Insead sinds 2013 organiseert, zijn steden zoals Londen, New York en Berlijn opvallende afwezige in de top 10-steden die het best in staat zijn internationaal talent aan zich te binden. Insead definiëerde vijf hoofdcriteria waaraan een aantrekkelijke stad moet voldoen:
2. Aantrekkingskracht: inkomen per hoofd, de quality of life (de levensstandaard) kwaliteit van de leefomgeving
3. Groeipotentie: aanwezigheid van belangrijke universiteiten, doorstromingspercentage naar hoger onderwijs en aanwezigheid van sociale netwerken.
4. Bindingskracht: persoonlijke veiligheid, huisartsen per inwoners, huishoudenskosten, maandhuur.
5. Internationaal karakter: aanwezigheid personeelsbestand hoger opgeleiden, aanwezigheid hoger opgeleide bevolking, nabijheid luchthavens en internationale verbindingen en aanwezigheid IGO's (intergovernmental Organizations)
Een goede infrastructuur
Je kunt als regio nog zo je best doen om een internationale hub te worden in ‘iets’: naast je economische basis moet je infrastructuur op orde zijn. Om gemeenten, steden en regio’s te helpen, zette BCI een aantal bouwstenen op een rij om internationale kenniswerkers te halen en vooral om ze vast te houden, zie de afbeelding hieronder. De grootste inspanningen moeten volgens Michon op regionaal niveau plaatsvinden. ‘Maar ook nationaal zijn er zaken die soepeler kunnen verlopen. Een voorbeeld: het komt nogal eens voor dat iemand in Duitsland studeert en hier stage wil lopen. Dat gaat gepaard met een enorme administratieve rompslomp. Dat moet gewoon eenvoudiger.’ Dan de hamvraag: is Nederland niet gewoon te klein voor de internationale kenniswerker? Michon: ‘Nee, en ik geloof niet zo in concurrentie tussen landen, maar veel meer tussen steden en regio’s. Zo concurreert de regio Eindhoven niet op Nederlandse schaal, maar is de stad een pion in een internationaal krachtenveld. Eindhoven is groter dan Nederland, zou je kunnen zeggen.’
Zie ook 'niet chillen maar 'skillen' in Rotterdam-Zuid'