Door Sven Ringelberg. Ringelberg is Teamleider team verduurzaming bestaande woningvoorraad bij adviesbureau Balance. 

Al in de 16e eeuw maakten we als Nederland een ware turftransitie door. De bevolking groeide zo hard dat we geen bossen meer overhielden om te verbranden. In 1650 voorzag turf uit het Noorden voor 37% van de totale energiebehoefte. Tot 1850 was dit nog circa een derde van de totale energiebehoefte.

Wat dat betreft hebben we onze energie altijd al uit het Noorden gehaald en was men daar net als nu slechter af. Historicus JW de Zeeuw gaat zelfs zo ver dat hij betoogt dat turf, niet de windmolen, het symbool van Nederland zou moeten zijn. Maar als we het dan toch over energietransities en symbolen hebben: misschien zou het aardgas ons nationale symbool moeten zijn. Onze meest recente energietransitie was immers de aardgastransitie van de jaren ‘60. De randvoorwaarden van hoe wij als Nederlanders omgaan en wat onze verwachtingen zijn bepalen hoe wij nu de energietransitie zien.

Het is daarom deze gastransitie die ons kan leren hoe om te gaan met de nieuwe energietransitie. Weliswaar is deze transitie niet één op één te vergelijken met de huidige uitdaging, maar het geeft een frisse blik op onze uitdagingen.

Les 1: Blindstaren op één energie-optie is gevaarlijk

Met de vondst en grootschalige uitrol van de gasinfrastructuur werd Nederland het gaskoninkrijk van de wereld. Dit bracht ons een hoop comfort en onafhankelijkheid, maar creëerde ook een monocultuur in ons energielandschap. Innovaties op kleine schaal (Solar races van de TU Delft) en experimenteren met windenergie in de jaren 80 (Lagerwey turbines) werden platgeslagen door een wispelturig overheidsbeleid.

Lang konden we wegkomen met deze houding, want we hadden toch gas genoeg. Dit gas voorzag in 25% van onze inkomsten uit in de jaren 80, een van de redenen dat we de crisis in die tijd overleefde en dat we in 1976 de Oosterscheldedam toch konden bouwen. Gevolg: Denemarken is nu marktleider in windenergie en wij hebben een wegzakkende provincie.

Nu we als Nederland overgaan naar een nieuw energiesysteem ontstaan weer valse tegenstellingen tussen verschillende technologieën: all electric, warmtenetten en waterstof (om er een paar te noemen). Terwijl, we al lang weten dat we de toekomst heel slecht kunnen voorspellen. Ook dit leren we uit de aardgastransitie. Een van de redenen waarom we zo snel overgingen over aardgas (zowel industrie als huishoudens) was omdat we toch snel gebruik zouden maken van kernenergie en dit het aardgas nutteloos zou maken (Zie nota inzake aardgas 1962). Kortom, flexibiliteit in ons energiedenken is noodzakelijk. Hier een stuk over kernenergie uit de nota inzake aardgas: 'Of, gezien de snelle ontwikkelingen op de energiemarkt en met name de ontwikkeling van nieuwe energiebronnen als kernenergie, het aardgas op de lange duur zijn relatieve waarde zal behouden is een vraag, waarop thans geen antwoord te geven is.'

Les 2: Politiek lef en publiek private samenwerking is essentieel

Als je naar de deltawerken, industriële landbouw en de energietransitie van de jaren ‘60 kijkt zie je dat de maakbaarheidsgedachte in ons bloed zit. Aan deze maakbaarheidsgedachte zitten risico’s: het is als overheid aantrekkelijk te ‘beslissen voor’ in plaats van ‘samen te werken aan’. Het is echter juist deze samenwerking die grootschalige projecten in Nederland succesvol heeft gemaakt.

De deltawerken zijn een kunstwerk ontstaan door publiek private samenwerkingen en het delen van expertise en risico. De gastransitie ziet hierin een sterke samenwerking tussen de NAM en Nederlandse staat. Dit met bizar snelle resultaten in slechts enkele jaren tijd.

Het werken van kleinere projecten naar opschaling is iets dat nu met de proeftuinen aardgasvrije wijken gebeurt en iets wat direct geleend is uit de deltaplan-aanpak (zie mijn artikel). Wel ontstaat een risico op versnipperd leren, omdat de regie bij de verschillende gemeenten ligt en niet de Rijksoverheid. Wat ontbreekt is een overheid en politiek die richting durft te geven. Gaan we voor een leidende positie op het gebied van een waterstofeconomie of een rol van kernenergie bijvoorbeeld, dat vereist iets anders dan kaders stellen en regie verplaatsen naar lagere overheden, het vereist leiderschap. Dit oplossen met het expertisecentrum warmte en de RES’sen lijkt me een goede eerste stap.

Les 3: Participatie mag leiderschap niet vervangen

Die versnipperde regie maakt dat lokale bestuurders de vraag terugleggen bij de bewoner: ‘’zegt u het maar, wat wil u als duurzame toekomst voor uw wijk?’’. Prima natuurlijk, die participatie, essentieel zelfs. Genoeg voorbeelden hebben laten zien wat er gebeurt als je bewoners niet betrekt bij ingrijpende veranderingen in hun omgeving (zie bijvoorbeeld Windpark N33). Wat nu gebeurt is echter precies het tegenovergestelde. Vaak weten beleidsmakers en technisch experts al welke kant het opgaat met de wijk en alternatieven voor aardgas. Vanuit de RES’sen en landelijke kaders wordt al veel duidelijk, het is noodzakelijk leiderschap te tonen en goed uit te leggen waarom bepaalde keuzes goed zijn.

In de transitie van de jaren ‘60 werden door middel van voorlichtingsfilmpjes de voordelen van aardgas toegelicht, kwam er een voorlichter van het gasbedrijf langs en was er een duidelijke aanpak om je woning snel gasproof te maken. Ik krijg vaak de opmerking ‘’die tijden waren anders, mensen accepteren dat nu niet’’. Laat ik hier iets tegeninbrengen: hoeveel mensen zitten nu echt te wachten op maandenlange of jarenlange discussies met hun gemeenten over de energie-infrastructuur? De stille meerderheid wil vooral zonder teveel gedoe haar leven leiden en heeft belangrijke zaken aan het hoofd. Leiderschap en participatie zijn communicerende vaten. De één is geen vervanger voor de ander.

Les 4: Zonder Noord-Nederland geen energietransitie

Hoe meer ik lees over de historie van Noord-Nederland, hoe duidelijker het mij wordt dat onze energietoekomst daar vandaan moet komen. Dit was bij turf en aardgas al het geval en er liggen plannen om het gasnet geschikt te maken als waterstoftransport en accu-systeem. Dit laatste vereist leiderschap en samenwerking met het bedrijfsleven. Belangrijker nog: het biedt kansen voor Noord-Nederland. Gas was mede zo’n succes omdat het voor grote werkgelegenheid in de regio zorgde. Ook bij de winning van turf was dit het geval. Hoe mooi zou het zijn als we uit de negativiteit van schadeclaims kunnen stappen en de provincies echt wat extra’s te bieden hebben?

Les 5: Status en comfort zijn doorslaggevend, niet geld

Een groot deel van de discussie onder ‘specialisten’ in de energietransitie gaat over de prijs van aardgas versus de prijs van alternatieven (zoals het warmtenet). Het NietMeerDanAnders (NMDA) principe zou bewoners bijvoorbeeld weerhouden van de overstap op het warmtenet. Maar is dit zo? Framen we de discussie als ‘experts’ niet zelf veel te veel rondom prijs, terwijl andere dingen belangrijker zijn?

In 1963 werd 55% van de huishoudens warm gestookt door kolen, in 1969 was 80% van de huishoudens aangesloten op het gasnet. Een enquête gehouden in Leeuwarden (1965) na de introductie van aardgas laat een aantal interessante dingen zien. Door een sterke inzet op voorlichting dat aardgas goedkoop was namen de bewoners dit over, zonder dat per se te controleren. Want uit de enquête bleek dat 85% geen besef had van zijn of haar energieverbruik en 65% niet wist wat de tarieven waren. Die prijs was namelijk ook niet het belangrijkst.

Aardgas, daarmee kon je je onderscheiden. Net als dat nu 80% van de subsidies wordt benut door hogere-inkomensgroepen, ging dezelfde groep ook eerder over op aardgas. Gas was immers comfortabel en bood een kans voor centrale verwarming. Met dat aardgas koken, dat was even wennen. Maar de gemeentelijke aardgasbedrijven deelden gratis sudderplaatjes, kookcursussen en hoop andere gadgets uit. En ja, dit soort advertenties waren er ook te vinden:

Op zoek naar de tomaten van de energietransitie

De kans zit misschien dus in zowel elektrisch koken als aardgasvrij wonen aantrekkelijk te maken. Veel comfortabeler gaan we het niet krijgen, maar gadgets en slimmer koken, dat zijn kansen. Misschien zit de kans wel ook wel in werkgelegenheid. Al die duizenden mensen die opgeleid moeten worden tot warmtenet- of warmtepomp techneut zijn ook gelijk je ambassadeurs.

Uit het boek Gasland komt naar voren hoe Nederland veranderde door de gasvondst. Zo gingen we van een seizoensgebonden teelt, naar door het hele jaar door telen van paprika’s, courgettes en tomaten. Aardgas bevrijdde ons van de hele winter knollen eten, dat is nog eens een plus. De vraag die ik nog over heb is dat ook: Wat zijn die nieuwe tomaten van de energietransitie?