Door Bas van de Griendt. Van de Griendt is oprichter en eigenaar van Stratego Advies. Daarnaast is hij onder meer programmamanager voor #NRPcirculair voor de renovatie en transformatie van de bestaande bouw.

Kenmerkend voor Circulaire Economie, zo wordt vaak beweerd, is dat er meer en meer een verschuiving optreedt van betalen voor bezit naar betalen voor gebruik. In dat verband wordt herhaaldelijk het zogeheten product-dienstenmodel genoemd als een interessant en kansrijk circulair businessmodel voor de bouw en vastgoedsector.

Van bezit naar gebruik

Klassiek voorbeeld van het model is Signify (voorheen Philips Lighting) die voor kantoren geen lampen verkoopt maar licht levert: pay per lux. Dat is ook het voorbeeld waarmee architect Thomas Rau (Turn Too) bekendheid gaf aan dit concept, waarbij je betaalt voor het gebruik van licht in plaats van het bezit van lampen.

Daarvan wordt dan dikwijls beweerd dat een dergelijk businessmodel voor gebouwen misschien heel goed mogelijk is, maar niet op gebiedsniveau. Emeritus hoogleraar Friso de Zeeuw bijvoorbeeld noemde het “irrelevant voor gebiedsontwikkeling”.

Wie in de openbare ruimte echter goed om zich heen kijkt weet wel beter. Niet dat de voorbeelden van pay per use er voor het oprapen liggen, maar ze zijn er wel degelijk. En sommigen zijn al heel oud, maar worden met uitsterven bedreigd.

Ontzorgingsconcept

Toen bijvoorbeeld energiebedrijven nog niet waren geprivatiseerd, waren zogeheten dienstverleningsovereenkomsten voor de openbare verlichting heel gewoon. Gemeenten betaalden daarbij maandelijks een vast bedrag, afhankelijk van het aantal lichtmasten wat ze nodig hadden, en hadden er verder geen omkijken naar. De zorg voor aanleg, onderhoud en beheer van de openbare verlichting werd zo ondergebracht bij een derde.

Een dergelijke full service lease, waarbij gemeenten betalen voor gebruik in plaats van bezit van de verlichting, bestaat nog steeds. Maar vanwege onder meer Europese aanbestedingsregels en om zelf regie te kunnen voeren over en kennis te hebben van openbare verlichting, zijn dergelijke businessmodellen echter op hun retour.

Met het oog op een circulaire economie, die Rijk en gemeenten propageren, kun je je afvragen of dat eigenlijk wel een gewenste ontwikkeling is. Kortom, de businessmodellen zijn er al, we moeten ze alleen nog ‘circulariseren’.

Openbaar groen

En wat aldus kan met straatverlichting en verkeerslichten, kan natuurlijk ook met bijvoorbeeld openbaar groen. Veel gemeenten hebben bijvoorbeeld al geen plantsoenendienst meer. Voor onderhoud huren ze een groenbedrijf in. Eigenlijk ook een vorm van pay per use, maar dan voor arbeid.

Wat nou als je dat ook voor beplanting in het openbaar groen zou doen? Misschien niet meteen voor bomen en heesters, maar voor éénjarige planten, bloembakken en zelfs speelweides is dat heel goed denkbaar. Waarom moeten die op de jaarlijkse investeringsagenda van gemeenten?

Voor planten op het gemeentekantoor is dat al sinds jaar en dag niet meer zo. Aanschaf en onderhoud daarvan hebben we ge-outsourced. Die leasen we. Dus als dat voor planten op kantoor kan, waarom dan niet ook voor groen in de openbare ruimte? Ook die verdienmodellen bestaan al, maar ook die moeten we dan alleen nog wel ‘circulariseren’.

Ondergrondse afvalcontainers

Een laatste voorbeeld betreft infrastructuur, ondergrondse infrastructuur welteverstaan. Stedelijk Interieur berichtte er onlangs nog over. Afvalsystemen in nieuwbouwwijken worden bijvoorbeeld vaak door ontwikkelaars zo ingericht dat een afvalverwerker daar zijn ondergrondse afvalcontainer in kwijt kan. Ontwikkelaar en gemeente faciliteren aldus de exploitatie van de afvalverwerker, die eigenaar blijft van de bakken. Die heeft een contract met de gemeente en kan al die tijd de bakken beheren. En steeds vaker betalen bewoners voor iedere vuilniszak die ze er in gooien: pay per use.

Accommoderen

Wat al deze voorbeelden laten zien, is dat er vaak al veel meer pay-per-use-activiteiten zijn te bespeuren dan gedacht, ook in de openbare ruimte. En dat er dus al financieel aantrekkelijke businessmodellen beschikbaar zijn, alleen hebben we daar zo nog nooit naar leren kijken.

Als het om Circulaire Economie gaat richten we onze blik misschien te vaak op de totaal- en eindoplossing te realiseren in 2050, ergens ver weg in de tijd. Aldus zijn we beleidsmatig en praktisch dus al gauw verziend, terwijl onder onze ogen vaak al heel inspirerende voorbeelden zijn te vinden. Om dat te zien én om mensen in beweging te krijgen voor circulaire economie in de openbare ruimte zullen we dat dus letterlijk en figuurlijk moeten accommoderen.