Dit artikel verscheen eerder in vakblad ROm. ROm is gratis voor ambtenaren ruimte, infrastructuur en milieu bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen. Word nu abonnee.

Bodemdaling is typisch zo’n dossier met meerdere probleemeigenaren. Dat geldt zelfs binnen het Deltaprogramma, waar het inhoudelijk is ondergebracht bij het thematische programma Zoetwater, maar functioneel meedoet met het programma Ruimtelijke Adaptatie. De ruimtelijke effecten van bodemdaling hebben misschien wel meer en vooral directere impact dan wateroverlast en hittestress, niet in de laatste plaats financieel. Dat geldt vooral voor de kwetsbare veenbodems in het westen van het land die door wateronttrekkingen inklinken en oxideren met enorme kosten voor particulieren en overheden tot gevolg.

Langere periodes met droogte kunnen de kwetsbaarheid van veenbodems en daarmee de kans op verzakkingen vergroten. ‘Waar schade ontstaat, moet het in principe worden opgelost’, zei VNG-voorzitter commissie water Ina Adema onlangs in Deltanieuws, een uitgave van de Deltacommissaris. Maar de verzakkingsproblematiek is volgens haar zo ‘onnoemelijk groot’, dat het de verantwoordelijkheid van individuele eigenaren en gemeenten overstijgt. Adema: ‘Verzakkingen door droogte is een nationaal probleem en we moeten samen op zoek naar oplossingen. De gemeente kan wel een belangrijke rol spelen als aanjager.’

Integraal

 Een van die gemeenten is Woerden. De openbare ruimte gaat daar al jaren achteruit, ondermeer door bodemdaling en toenemende neerslag. ‘Het wordt steeds lastiger de kwaliteit van het openbaar gebied te waarborgen. Inwoners nemen daar geen genoegen meer mee’, vertelt Welmoed Visser, projectleider Bodemdaling bij het vestingstadje aan de rand van de provincie Utrecht. Afgelopen najaar ging de gemeenteraad akkoord met het Integraal Duurzaamheidsprogramma, met daarin zowel een Actieplan Bodemdaling 2050 als een Actieplan Kli maatbestendig 2050, waarin een stresstest is opgenomen. Visser benadrukt dat beide plannen niet los van elkaar zijn te zien ‘De uitvoering van beide plannen ligt bij het team Realisatie en Beheer. In beide gevallen is er namelijk een belangrijke koppeling met de openbare ruimte. Juist in de klimaatstresstest speelt bodemdaling een grote rol.’ De problematiek van dalende bodems speelt zich vooral af in de woonwijken buiten de oude vestingwallen, en in het uitgestrekte landelijke gebied met kernen als Kanis, Zegveld en Kamerik. Visser: ‘Het oude deel van de stad binnen de oeverwal ligt redelijk stevig op zand. Maar in totaal ligt tachtig procent van de gemeenten op slappe grond.’

Het zijn de uitbreidingswijken uit de jaren ‘60 en ’70 in de polders met vijf tot acht meter veen, die kwetsbaar zijn, en de dorpskernen en lintwegen in het landelijk gebied buiten de bebouwde kom. De roep om structurele oplossingen voor de inklinkende grond begon enkele jaren terug bij de afdeling Realisatie en Beheer, die de bodemdaling telkens weer met verhogingen oplossen moet. ‘De kosten daarvoor zijn niet langer op te brengen’, licht Visser toe. ‘Dat leidde destijds tot een Programma Ontwikkeling Veengebied. Daarin stond een aantal thema’s centraal zoals het zorgdragen voor de openbare ruimte, zowel bestaande als nieuwe openbare ruimte, en daarnaast het borgen van de landschappelijke kwaliteiten en de ontwikkeling van een biobased economie.


 

 

 

 

Straten opgehoogd met piepschuim. Lichtere materialen moeten de daling van de publieke ruimte en daarmee schade aan gebouwen afremmen. Beeld Gemeente Woerden

Omgevingsbewust werken

In plaats van te verzanden in academische discussies en ingewikkelde waarom-vragen geeft Woerden bij het vinden van de beste oplossingen de voorkeur aan een praktische aanpak. Visser: ‘Je kunt lang nadenken over hoe je zo’n gebiedsproces moet starten. Maar alleen door zo’n project te doen, kom je erachter wat er niet goed ging, welk vervolgonderzoek je moet doen, et cetera.’ Bij dat ‘doen’ handelt de gemeente niet alleen. ‘Bodemdaling gaat iedereen aan en maatregelen om dit tegen te gaan moeten samen worden genomen, of het nu om het buitengebied gaat of om de stad. Voor duurzame oplossingen ben je afhankelijk van partners, zowel binnen als buiten de gemeentelijke organisatie en tussen overheidslagen onderling.’ Visser benadrukt de hands-onmentaliteit van alle betrokken partijen. ‘We willen niet alleen een academische discussie, maar gaan ook concreet aan de slag met oplossingen.’

Levenscyclus-aanpak

Bij de prioritering van het aanpakken van de verzakkingsproblematiek worden drie typen gebieden onderscheiden: snel zakkende gebieden, minder snel zakkende gebieden en stabiele gebieden op de zandgronden. Om tot een keuze voor een type oplossing te komen, maakt de gemeente een levenscyclusberekening. Welmoed Visser: ‘Anders dan vroeger nemen we de kosten van beheer en onderhoud mee. Je kan wel zand storten op veen, maar als je van tevoren weet dat dit in snel zakkende gebieden na een aantal jaar weer is verzakt, klinkt zo’n investering niet erg logisch. Je zult dit om de zoveel tijd moeten herhalen.’

Voor bestaande openbare ruimte op slappe bodem wordt daarom alternatieve ophoogmaterialen gebruikt, bijvoorbeeld lavagesteente, uitgevoerd in korrels, ook wel bims genoemd. Visser: ‘Je hebt ze in alle soorten en maten, het ene nog lichter dan het andere.’ Een variant hierop zijn Argexkorrels die je het beste kunt vergelijken met hydrokorrels die je ook in plantenbakken ziet, of EPS, beter bekent als piepschuim. Visser: ‘In Alphen aan den Rijn wordt momenteel geëxperimenteerd met schuimglas: geëxpandeerde glasbrokken gemaakt van gerecycled glas.’

Grondvervanging

Bij nieuwbouwprojecten staat één doelstelling voorop: Woerden wil dat de openbare ruimte een lange levensduur heeft waarbij er geen ongelijkmatige zettingen optreden tussen de openbare ruimte en de privéterreinen. Visser: ‘Een van de manieren om dit te bereiken is drijvend bouwen. Het voordeel is dat je alles mee kunt laten bewegen met het water, van de infrastructuur tot huizen en tuinen. We starten binnenkort een pilot drijvend bouwen om de haalbaarheid en randvoorwaarden scherp te krijgen. Maar voor lopende nieuwbouwprojecten is dit momenteel een te ingrijpende omschakeling doordat je een ineens een heel ander woonmilieu creëert.’ Een alternatief is het toepassen van grondvervanging. Visser: ‘Dan vervang je de veenlaag door minder zettingsgevoelige grond. Deze nieuwe laag moet na het aanbrengen ook eerst “zetten”. Het vergt een grotere investering, maar voor toekomstige generaties ben je echter wel nagenoeg van verdere zettingen af. Doel is een onderhoudsarme openbare ruimte op te leveren tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Goedkoop is in het verleden vaak duurkoop gebleken.’

Fixeren 

In een bestaande stedelijke omgeving is grondvervanging minder geschikt en ligt ophogen van verzakte grond lichtgewicht materiaal voor de hand. Maar op plekken waar het dweilen met de kraan open is, wordt gedacht aan fixeren van de openbare ruimte op een fundering. Visser: ‘In Gouderak in de gemeente Gouda wordt dit al uitgevoerd. De openbare ruimte is aangebracht op een betonnen vloer op palen. Deze methodiek passen we nu ook toe in De Kanis, een kleine kern boven Kamerik.’ Vervangen door bims, EPS of fixeren aan dieper gelegen zandlagen door het slaan van palen: het is een kostbare aangelegenheid, beaamt Welmoed Visser. Maar er moet wat gebeuren, want de afdeling Realisatie en Beheer slaagt er niet in om met het bestaande onderhoudsbudget de openbare ruimte op het gewenste kwaliteitsniveau te houden. De nieuwe gemeenteraad mag zich buigen over de vraag of hij gaat investeren in structurele oplossingen en met wie hij dat samen wil doen. En mocht er geen structurele oplossing komen, dan is er wellicht nog een schrale troost: als de openbare ruimte zakt ontstaat een kommetje waarin water kan worden geborgen. Dat voorkomt in elk geval dat water de huizen instroomt. Maar of dat een aansporing moet zijn.