Dit artikel verscheen eerder in vakblad ROm. ROm is gratis voor ambtenaren ruimte, infrastructuur en milieu bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen. Word nu abonnee.
Medellín had in de jaren tachtig van de vorige eeuw de twijfelachtige reputatie moordhoofdstad van de wereld te zijn. Grote delen van de miljoenenstad werden gecontroleerd door het drugskartel van Pablo Escobar, de economie en vooral de vastgoedmarkt was één grote witwasoperatie. Bestuurders, politie en de rechterlijke macht waren vogelvrij als ze probeerden daar wat aan te doen. Er was uiteindelijk een militaire operatie nodig om de Colombiaanse drugskartels, waaronder die in Medellín, te ontmantelen. De gewelddadige dood van Escobar in 1993 was de symbolische ommekeer.
Alejandro Echeverri heeft het van dichtbij meegemaakt. Hij studeerde architectuur en gaf les in Medellín, en hij ervoer aan den lijve hoe de stad worstelde met het geweld. Want dat was niet meteen verdwenen met het einde van het kartel. Sterker, kleinere bendes vochten openlijk hun oorlog uit in de straten en op de pleinen van de stad. ‘We waren de publieke ruimte aan het verliezen. Ik begon toen net met lesgeven aan de universiteit en als wetenschapper ben je daar voortdurend mee bezig.’ Hij vertelt hoe de aandacht aan de faculteit voor architectuur toen al verschoof naar de arme wijken aan de noordkant van de stad. Medellín heeft een sociale stratificatie die zijn weerslag heeft in de fysieke opbouw van de stad: de armen wonen in het noorden en vooral tegen de berghellingen aan beide kanten van de vallei waarin de stad ligt, de rijken wonen ten zuiden van het centrum. ‘We bestudeerden de straten, de publieke ruimte, en waren vooral bezig met de vraag hoe we architectuur en stedenbouw konden inzetten om betere verbindingen te krijgen tussen de volkswijken en het stadscentrum.’ Echeverri ziet het grote verschil in kansen als hét probleem waar grote steden mee kampen. ‘Architectuur en stedenbouw zijn krachtige instrumenten om dat probleem aan te pakken.’
Mobiliteit als sleutel
Halverwege de jaren negentig vertrok hij voor vijf jaar naar Barcelona en Spanje, om meer ‘kennis en gereedschap te vergaren’, zoals hij zelf zegt, bij internationaal gerenommeerde architecten als Joan Busquets en Manuel de Solà-Morales. Maar de focus bleef altijd gericht op het beter leren begrijpen van wat er in ‘zijn’ stad Medellín gebeurde en hoe daar verandering op gang was te brengen. Terug in Medellín ontmoette hij Sergio Fajardo, een wetenschapper en sociale vernieuwer, die ervan overtuigd was geraakt dat je de politiek in moest gaan om veranderingen tot stand te brengen. Fajardo won de burgemeestersverkiezingen in het voorjaar van 2003 en vroeg Echeverri om hem als hoofd van de gemeentelijke dienst voor verstedelijking te helpen met het programma om die sociale vernieuwing te realiseren. ‘Fajardo’s centrale gedachte was om onderwijs en cultuur te gebruiken bij het socialer maken van de stad. Hij gelooft daarbij heel sterk in de kracht van architectuur en ontwerp. Zijn vader was een van de bekendste architecten van het land en hij had die overtuiging van zijn vader geërfd.’
‘Het openbaarvervoerssysteem is de sleutel, het krachtigste instrument, maar vanuit een holistische kijk op de stad’, benadrukt Alejandro Echeverri. De bouw van de metrolijn die van noord naar zuid door de stad loopt, is een cruciale verbetering geweest, legt hij uit. Bij de planning van de ov-stations is goed rekening gehouden met de looproutes en ontmoetingsplekken van de mensen uit de armere wijken, zoals informele verkooppunten. ‘We signaleerden een aantal strategische plekken op de grens van de volkswijken en downtown, die voor de verbindingen, zowel fysiek als sociaal, van groot belang zijn. De straat en die plekken heroveren ten behoeve van het publieke leven: dat was een hoofddoel in onze strategie. De ov-stations zijn in dat netwerk van routes en ontmoetingsplekken de grote magneten. Daar hebben we vervolgens ook scholen, bibliotheken, culturele centra omheen gebouwd, die overdag en ’s avonds worden gebruikt voor educatieve doeleinden.’
De metro in Medellín
Verhalen
Wereldberoemd zijn inmiddels de kabelbanen waarmee de armste wijken met de metrostations zijn verbonden en de roltrappen die de bewoners in een paar dichtbevolkte volkswijken hebben gekregen om de dagelijkse klim naar hun woning te verlichten. Echeverri plaatst dit in het perspectief van de visie op de stad: ‘Met de metro en de roltrappen betrek je de verste uithoeken van de stad, de armste delen van de bevolking, bij de stad. Het grote risico voor ons ontwerpers is dat we te ver van de alledaagse werkelijkheid komen te staan, denken in abstracte strategieën en plannen, en vooral werken aan de mobiliteit en de leefomgeving van de middenklassen en rijke bevolking. Wij hebben in Medellín het accent gelegd op de verbinding van de volkswijken met de economische centra van de stad.’
Echeverri zegt ervan overtuigd te zijn dat het stedelijk ontwerp zich moet baseren op de geschiedenis, op verhalen in de stad. ‘De verhalen die verbonden zijn met het dagelijkse leven op straat, op pleinen, van bijzondere personen die daar hebben geleefd, van bijzondere gebeurtenissen. Je moet die historische verhalen leren begrijpen en vervolgens proberen te verrijken. Ik geloof sterk in kleine en middelgrote projecten, waar ontwerp van de openbare ruimte en architectuur belangrijke instrumenten zijn. Iedereen, arm of rijk, heeft oog voor dingen die mooi en lelijk zijn, die wel of niet functioneren.’
Mijn buurt
Op de vraag welke kritische succesfactoren bij sociaal urbanisme een rol spelen, noemt Alejandro Echeverri als eerste resoluut ‘de buurt’. Mi barrio, mijn buurt, is in Colombia voor vrijwel iedereen de basis van de sociale verbindingen, luidt zijn uitleg. ‘Ik denk dat het heel belangrijk is om emotioneel de verbinding te zoeken met mensen in de stad. Elke sociale verbetering moet daar beginnen, of het nou gaat om veiligheid, zorg, onderwijs, cultuur of mobiliteit. Gelukkig zijn de inwoners van Medellín, uit alle sociale lagen, heel actief.’ ‘Heel belangrijk is verder dat we sterke stedelijke instituties hebben, zoals het EPM, het gemeentelijke water- en energiebedrijf, en ov-bedrijf Metro de Medellín. EPM is naar grootte de tweede onderneming van het land. Een derde van de winst gaat naar nieuwe en duurzame investeringen in de stad en de regio. Ook de metro is een groot gemeentelijk nutsbedrijf, een icoon in de stad.’
Echeverri noemt verder de positieve sociale betrokkenheid van het bedrijfsleven. Medellín is het industriële centrum in Colombia. De grote bedrijven zijn verenigd in de stichting Proantioquia, die behalve de promotie van het ondernemerschap ook een overtuigend sociaal programma heeft. ‘De verbinding tussen de overheid, het bedrijfsleven en de samenleving is cruciaal, maar niet altijd makkelijk te realiseren. Onze verbeteringen zijn nog altijd erg breekbaar, omdat het moeilijk is continuïteit in het beleid te waarborgen. De laatste vier besturen in de stad hebben wel min of meer hetzelfde beleid vastgehouden en de stad heeft grote stappen voorwaarts gezet, maar dat kan zo afgelopen zijn als er na de verkiezingen ineens een ander bestuur komt.’
Allesomvattend
Dankzij de participatie en het brede draagvlak van zoveel mogelijk betrokkenen in de samenleving is het veranderingsproces in Medellín daarentegen verankerd in de stad, constateert de architect en huidige directeur van het Center for Urban and Environmental Studies (URBAM) van de EAFIT-universiteit. Hij wil graag ervaringen delen met collega’s elders in de wereld, vanuit de overtuiging dat architecten en stedenbouwkundigen de morele verantwoordelijkheid hebben om te zorgen dat hun werk aan de brede samenleving ten goede komt. ‘In 2050 hebben we er wereldwijd nog eens drie miljard stedelijke bewoners bij. Wat dat voor impact heeft, realiseren we ons nog nauwelijks. De uitdagingen waar we voor staan, zijn allesomvattend en complex. Dat kun je niet meer uitsluitend vanuit je eigen discipline bekijken. Daarom moeten architecten leren werken in interdisciplinaire teams en leren samenwerken vanuit een holistische visie op de stedelijke omgeving. Het idee van sterarchitecten hoort bij de 20ste eeuw. We leven nu in de 21ste eeuw.’