Door Marcel Bayer, hoofdredacteur ROm. ROm is gratis voor ambtenaren ruimte, infrastructuur en milieu bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen. Word nu abonnee.
Uit de notitie Kabinetsperspectief NOVI - die het kabinet begin oktober naar de Tweede Kamer stuurde als een soort tussenstap – en op basis van eigen bevindingen leidt de Rli af dat niet alle departementen in Den Haag voldoende zijn aangehaakt. Gevoelige dossiers als de toekomst van de luchtvaart en de verduurzaming van de economie worden nauwelijks aangeroerd. Volgend jaar komt het kabinet weliswaar met een aparte visie op de luchtvaart in Nederland, maar de Rli vindt dat de hoofdlijnen daarvan in ieder geval aan de orde moeten komen in de NOVI. ‘Als je niets zegt over de ruimtelijke voorwaarden waar de luchtvaartontwikkeling in moet passen, dan komen tal van inrichtingsvraagstukken, zoals in de Metropoolregio Amsterdam maar net zo goed op de Veluwe, in het luchtledige te hangen’, constateert Pieter Hooimeijer, hoogleraar sociale geografie en planologie aan de Universiteit Utrecht en lid van de Rli. ‘Je kunt geen visie maken zonder de conflicten met andere sectoren te benoemen, en te laten zien hoe je daar mee om wilt gaan.’
Hetzelfde geldt voor de circulaire economie, waarbij je voor verschillende gebieden passende perspectieven kunt ontwikkelen, aldus Hooimeijer. ‘Je kunt je niet voorstellen dat de NOVI daar niets over zegt.’
Juist als er spanning zit tussen verschillende beleidsambities, dien je die te duiden en aan te geven hoe je daarmee omgaat’, vult Rli-voorzitter Jan Jaap de Graeff aan. ‘Misschien moet je sommige ambities daardoor wel aanpassen, omdat ze anders onmogelijk met elkaar te verenigen zijn. Keuzes maken dus.’
Kabinet: doorbreek de verkokering
De NOVI is het centrale beleidsdocument van het Rijk in het vernieuwde stelsel van omgevingsrecht, zoals vastgelegd in de Omgevingswet, die in 2022 van kracht wordt. Die nieuwe wetgeving is helemaal geënt op een samenhangende aanpak van opgaven in de fysieke leefomgeving. De raad ziet de NOVI als lakmoesproef voor het werken met het nieuwe omgevingsbeleid. Maar liefst negen ministeries en dan ook nog de provincies en gemeenten zijn daarbij betrokken. De raad ziet echter nog onvoldoende invulling van het kabinetsvoornemen om te werken als één overheid. De Graeff: ‘Dat integrerend werken blijkt op Rijksniveau al heel moeizaam te gaan. En ook zie je dat de verschillende overheidslagen heel sterk vasthouden aan hun eigen perspectief.’
Als teken aan de wand noemt hij het feit dat het Kabinetsperspectief NOVI geen hoofdlijnennotitie is waaronder ook de handtekeningen van VNG en IPO staan.
De raad pleit voor meer politieke sturing vanuit het kabinet om verkokering binnen de rijksdienst te doorbreken. ‘Als de politiek verantwoordelijken in Nederland hier niet als bewindspersonen op sturen, wie zal dan ooit die cultuurverandering meemaken’, vraagt De Graeff zich af. ‘De bewindslieden zouden naar hun ambtenaren de houding moet uitstralen van jongens we gaan niet meer langs de departementale scheidslijnen werken. We gaan dit samen doen. Dat kan betekenen dat we sommige zaken nog steeds via de departementale lijnen en met departementale fondsen uitwerken, maar ook dat we sommige zaken rijksbreed gaan aanpakken. Optimaliseren op het geheel, niet meer per departement of geldstroom. Dat uitstralen is ongelofelijk belangrijk.’
Overheden: werk samen in de regio
Het beleid voor de leefomgeving is de afgelopen jaren sterk gedecentraliseerd. Steeds meer opgaven zijn door het Rijk in de regio belegd, vaak zonder voldoende budget. Met de grote transities en opgaven op het gebied van verstedelijking en mobiliteit waar Nederland voor staat, is dit volgens de Rli niet langer verantwoord. Rijk, provincie en gemeenten moeten de handen nog sterker ineenslaan. Omdat de transities en opgaven bij elkaar komen in de regio moet het Rijk meer in de regio investeren. Met menskracht en geld. De Graeff: ‘We pleiten voor een verregaande bundeling van rijksinvesteringen met name in de regio’s, van een infra- en mobiliteitsfonds, naar een omgevingsfonds. Dus: rijksuitgaven integraal aanwenden en waar nodig ook opnieuw prioriteren. Openbreken van het MIRT, waarin investeringen in de infrastructuur voor jaren zijn vastgelegd, is onontbeerlijk, bijvoorbeeld vanuit het oogpunt van verstedelijking, aldus Hooimeijer. ‘Verdere stedelijke verdichting betekent grotere knelpunten op de plekken waar ze nu al zitten, met grote impact voor het rijkswegennet. Je zult dus mobiliteitsoplossingen moeten zoeken bij kansrijke woningbouwlocaties, bijvoorbeeld bij OV-knooppunten, zoals het kabinet zelf aangeeft.’
De Rli adviseert om niet te gaan werken met enkele perspectiefgebieden maar met alle regio’s en komt zelf met een indeling van dertig regio’s, mede gebaseerd op daily urban systems. De Graeff: ‘Stimuleer regionaal overleg tussen de verschillende betrokken partijen om daar de opgaven verder te detailleren en vervolgens op te pakken. Ons pleidooi is dat het Rijk in elk van die regio’s aan zet is. Laat daar rijksvertegenwoordigers aan deelnemen, met een duidelijk mandaat en met rijksfinanciering, bovenop die van provincies en gemeenten. Dan kunnen ze daar slagen maken.’