Deze column verscheen eerder in vakblad ROm. ROm is gratis voor ambtenaren ruimte, infrastructuur en milieu bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen. Word nu abonnee.

Er staat wel in dat de bouw van één miljoen nieuwe woningen een van de grote uitdagingen voor de komende decennia is en dat bouwen in bestaand stedelijk gebied de voorkeur heeft. En ook lezen we dat het niet anders kan of er zullen locaties aan de rand van het stedelijk gebied bij moeten komen, omdat niet alle gewenste woonmilieus in de bestaand bebouwd gebied zijn te realiseren en er daar gewoonweg niet voldoende plek is.

Het Rijk gaat samen met de regio’s, provincies en gemeenten samen op zoek naar die locaties, makkelijk te ontsluiten - bij voorkeur met OV – en waar een stuk verstedelijking landschappelijk goed inpasbaar is. De uiteindelijke afweging – zegt het kabinet geheel in lijn met de decentrale sturingsfilosofie – is aan de provincies en gemeenten.

Een goede verstaander heeft aan deze woorden voldoende om te begrijpen dat de NOVI-wijken eraan komen. In de Vinex-periode ging het in eerste instantie om 650.000 nieuwe woningen, waarvan nog geen derde binnenstedelijk werd gepland. Nu om een miljoen. Als daarvan uiteindelijk de helft binnen bestaand bebouwd gebied is te realiseren, is dat al een geweldige prestatie. Binnenstedelijk is complex, zeker duurder, terwijl de ruimte beperkt is. Uitwijken naar de randen van de steden ligt voor de hand, maar daar zal de weerstand groter zijn, zoals in de praktijk nu al blijkt.

Het kan dus niet anders of de gezamenlijke overheden gaan de komende jaren locaties aanwijzen waar grootschalig nieuwbouw gaat plaatsvinden. Bij de ‘poorten’ van de stedelijke gebieden, hoor je hier en daar al de verwachting uitspreken. Gewoon, omdat de woningmarkt anders nog heter en de segregatie nog scherper wordt. NOVI-wijken dus, of we dat nou leuk vinden of niet.