De afgelopen jaren zetten het kabinet en lagere overheden flink in op de participatiesamenleving. ‘Voor en door de burger,’ luidde het devies. In K-buurt, een diverse buurt in Amsterdam Zuidoost, wil een groep betrokken bewoners heel graag zelf aan de slag, maar krijgt daar naar eigen zeggen niet de ruimte voor. Nu willen zij niet langer deelnemen aan het participatieproces van de gemeente. Ze boycotten stemmingen en willen eigen plannen formuleren. De gemeente Amsterdam wil van de situatie leren en is nu op zoek naar andere participatievormen.
Participatietaal
De buurtbewoners staken tegen plannen voor het gebied naast metrostation Kraaiennest. Daar stond eerst een winkelcentrum, maar nu is er een leeg en verlaten grasveld. Zowel buurt als gemeente willen dat er een nieuwe bruisende bestemming komt. Aanvankelijk baseerde de gemeente zich op een ouder bestemmingsplan uit 2004, maar men besefte dat dit plan anno 2018 niet meer aan alle wensen zou voldoen. Daarom organiseerde communicatiebureau Wijde Blik in opdracht van de gemeente een participatietraject, zodat buurtbewoners opnieuw samen met bestuurders over het plan konden praten.
Volgens Michiel Stapper, onderzoeker aan de UvA en betrokken bij onderzoeksconsortium R-LINK, zag het traject er op papier goed uit. ‘Op papier zag het traject er democratisch uit. Gedurende een half jaar waren er verschillende bijeenkomsten en workshops en er werd een kernteam opgezet dat representatief was voor de buurt. Op basis van alle bijeenkomsten zouden drie plannen worden gepresenteerd, waaruit bewoners zouden mogen kiezen.’
‘Maar wat je merkte tijdens de bijeenkomst was dat niet iedereen zich op zijn gemak voelde in dit format. Er kwam relatief veel respons vanuit een selectief groepje hoogopgeleiden. Bovendien hebben die hoogopgeleiden een vlottere bestuurlijke babbel.’ zegt Stapper. Hij legt uit: ‘Hoogopgeleiden vragen bijvoorbeeld om een maximale bouwhoogte. Dat vertaal je makkelijk naar concrete plannen. Daartegenover staan bewoners die om iets als ‘meer gemeenschap’ vragen, wat veel abstracter is en daarmee minder vertaalbaar naar beleidsplannen.’
Je kan dus zeggen dat een groep bewoners de taal van het participeren niet spreekt, maar volgens Stapper is het andersom: ‘Het grote probleem is dat de taal van de buurt niet wordt gesproken in dit soort participatieprocessen, waardoor bewoners zich onbegrepen voelen en het traject vastloopt.’
Hart voor de K-Buurt wil het zelf doen
Hart voor de K-Buurt zou die taal wél spreken. De lokale organisatie heeft als doel om de buurt ‘de beste van Nederland’ te maken. Een van de kartrekkers van de groep is Mike Brantjes. ‘Hart voor de K-Buurt is een zwermcoalitie. Dat betekent dat we als collectief verschillende problemen in de buurt aankaarten en oplossen. Samen staan we sterker dan één bewoner,’ zegt hij.
Bij de laatste avond die Wijde Blik organiseerde, riep Hart voor de K-Buurt op tot een staking. Brantjes: ‘We gingen staan en riepen de buurt op om een statement te maken door niet te stemmen. Dat bleek een succesvolle actie.’ Niet alle bewoners waren echter blij met de staking. Stapper: ‘Sommigen vonden het lastig, want ze hadden wel maanden nagedacht over de plannen.’ Volgens Brantjes was de staking desalniettemin nodig: ‘Wij willen een echte stem en inclusieve processen. Eerder lief vragen leverde dat niet op.’
Volgens Brantjes is de hele organisatie van participatietrajecten niet goed: ‘Wat we nu zien is een systeem van betrekken in plaats van een buurt bouwen. De gemeente stelt een vraagt, en kijkt wie dan naar voren stapt. In de praktijk is dit een zelfgeselecteerde groep, die bestaat uit de beter gesitueerden. De mensen die het zich kunnen permitteren te participeren of goed weten hoe dat moet. Dat past niet bij de diversiteit van de K-Buurt. Je moet naar de mensen toe. Je moet begrijpen hoe de buurt werkt, hoe mensen leven, niet alleen hun wensen noteren.’
De mismatch tussen buurt en traject toonde zich volgens Brantjes in de uiteindelijke plannen: ‘Bij presentatie van de twee opties zagen we weinig terug van waar we als bewoners eerder de straat voor op waren gegaan. Het waren in feite door de gemeente opgestelde woningbouwplannen, met een heel klein beetje invloed vanuit de buurt.’
Brantjes en Hart voor de K-Buurt willen het participatieproces omdraaien: ‘We willen het participatieproces zelf organiseren en zelf plannen aanleveren, want wij kunnen de buurt tot in de haarvaten bereiken. Tegelijk kunnen we en willen we de organisatiegraad van de buurt versterken.’ Daarbij kent de organisatie een speciale rol toe aan de bewonerscommissies van flats en buurtjes. Brantjes: ‘Dat is nu een nog onderbenutte schakel in de pyramide van rijk, provincies, gemeenten, stadsdelen, buurten en burger. Elke flat heeft een aantal vertegenwoordigers die als aanspreekpunt en doorgeefluik fungeren.’
Stapper onderschrijft de betrokkenheid van Hart voor de K-Buurt. ‘Hart voor de K-Buurt heeft een enorm grote mobilisatiekracht. Dat komt doordat ze de buurt echt begrijpen. Laatst organiseerden ze een eigen onofficiële participatieavond. Daar klonk Afrobeat en er was een skatecursus. Ik zag daar mensen die ik op de officiële bijeenkomsten nog nooit had gezien. Zo’n avond laat zien dat het echt uitmaakt wie het participatieproces organiseert.’
De invloed van Hart voor de K-Buurt reikt volgens Stapper ver: ‘Voor veel bewoners vervult Hart voor de K-Buurt de rol van gemeente. Zij zijn erg zichtbaar op straat en zijn een toegankelijk aanspreekpunt voor de buurtbewoners.’
Het volledige pamflet van Hart voor de K-Buurt. Tekst gaat door onder de afbeelding.
Gemeente leert hier van
‘Ik snap de positie die de bewoners innemen erg goed.’ Aan het woord is Dirk de Jager, stadsdeelbestuurder Amsterdam Zuidoost (GroenLinks). Hij vervolgt: ‘Bij ontwerp heb je twee soorten expertise. Enerzijds heb je de professionele expertise van ontwerpers. Anderzijds heb je de expertise van bewoners. Zij weten wat er speelt. Die expertise moet je niet laten liggen.’
Volgens De Jager heeft de gemeente het participatieproces in de K-Buurt dan ook met de beste intenties opgezet: ‘De betrokken ambtenaren hebben echt gewerkt met het doel om iedereen te betrekken bij het verbeteren van de buurt. Er zijn echter verkeerde verwachtingen gewekt, daar is het volgens mij misgegaan.’
De Jager denkt, net als Brantjes, dat de expertise van bewoners niet volledig wordt benut met het simpelweg versturen van uitnodigingen: ‘In een buurt als de K-buurt heb je een groep bewoners die puur bezig is met overleven. Die mensen hebben andere dingen aan hun hoofd dan participeren over hun omgeving en komen dus niet als je alleen een briefje in de bus doet. Toch is het je taak als overheid om deze mensen wel te betrekken.’
De gemeente wil daarom leren van wat er in de K-Buurt speelt en is op zoek naar nieuwe participatievormen. De Jager: ‘Er lopen nu twee onderzoeken in de buurt, één door de Universiteit en één door de Hogeschool van Amsterdam. De onderzoekers, die nauw contact met elkaar onderhouden, leggen bloot wat er precies is misgegaan en wat we kunnen doen om herhaling te voorkomen. ’ Volgens De Jager zal het nieuwe proces in ieder geval aan vier eisen moeten voldoen. ‘Allereerst moet er blijk zijn van wederzijds vertrouwen. Ten tweede moeten we als gemeente voldoende ruimte geven aan buurtbewoners om met eigen input te komen. Ten derde moeten we als overheid samenwerking zoeken met zo veel mogelijk verbanden binnen de buurt. Als laatste geldt dat de geboden ruimte niet vrijblijvend is. Als buurtbewoners aangeven zelf meer ruimte willen, moeten ze vervolgens wel hun best doen en ideeën aanleveren.’
Het uiteindelijke doel van de participatie gaat volgens De Jager verder dan een goed ontwerp formuleren. ‘Als je dit goed aanpakt ontstaat een sterkere buurt. Mensen komen samen, ontmoeten elkaar. Dat moet je als gemeente zeker stimuleren,’ zegt hij.
Zes ton voor inhalen achterstand
De Jager heeft vertrouwen in de toekomst: ‘Door de verschillende verwachtingen die de gemeente en de K-Buurt hadden is het vertrouwen van een deel van de buurtbewoners geschaad. Ik geloof echter dat we dat vertrouwen kunnen herstellen. Daar werken we als gemeente hard aan.’
De eerste stappen naar dat herstelde vertrouwen worden nu gezet.De K-Buurt werd aangewezen als Ontwikkelbuurt. De Jager: ‘Amsterdam investeert over een periode van vier jaar ongeveer 40 miljoen euro in ontwikkelbuurten. Dat zijn buurten die op sociaaleconomisch vlak achterlopen. De K-buurt is één van deze buurten.’ De komende jaren krijgt het gebied dus extra aandacht. Dit jaar is ongeveer zesenhalve ton extra beschikbaar voor fysieke verbeteringen in de K-Buurt. Hoeveel geld in de volgende jaren beschikbaar zal zijn moet nog blijken.
Met een deel van dat geld organiseert Hart voor de K-Buurt het participatietraject. De Jager: ‘Met het geld mag de organisatie activiteiten organiseren.’ Brantjes: ‘We zijn nu input aan het verzamelen. We willen de buurt van het participatie-infuus van de bevoogdende overheid halen en weer tot leven te wekken. We laten de bewoners hopelijk zien dat participeren ook echt resultaat kan leveren. Dit is een kans voor de gemeente om zich te bewijzen.’
In deze video laat Michiel Stapper zien wat er speelt in de buurt. Mike Brantjes is ook aan het woord.