We moeten van PBL-directeur Hans Mommaas verder kijken dan onze neus lang is. Hij liet beelden zien van stadslandbouw, van biowinkels en andere vormen van duurzame voedselvoorziening die een antwoord bieden op de roofbouw die wij op onze aardbol plegen, om daar gelijk aan toe te voegen dat slechts vijf procent van de productie (en consumptie) om deze duurzamere vormen van landbouw gaat.
Kortom: duurzaamheid is nog altijd een feestje van een voorhoede. De aanwezige staatssecretatis Stientje van Veldhoven benadrukte wel dat het bedrijfsleven de circulaire economie inmiddels wel heeft ontdekt. Een voorbeeld daarvan is groothandel Altantis BV uit Den Helder. Directeur Mike Venekamp lichtte gisteravond toe hoe hij bij de levering van maatschappelijk verantwoorde producten aan verzorgingshuizen in Noord-Holland stuurt op maatschappelijke impact, niet op winst. En zijn aandeelhouders met hem.
Maar we moeten gewone boeren en de gewone burger niet vergeten, die nog vast zitten in oude patronen, en bezig zijn met de sores van alle dag, bestaanszekerheid, bijvoorbeeld.
Marco Pastors
Verduurzaming heeft draagvlak nodig. Nieuwe, duurzame technieken moeten eerst landen. En burgers moeten zelf in de gelegenheid worden gesteld om keuzes te maken. Zo laakte duurzaamheidadviseur Esther Slegh van de gemeente Goeree-Overflakkee een term als 'windopgave', als alternatieven voor handen zijn om een CO2-doestelling te halen. Laat burgers daarover meebeslissen, was haar booschap. Haar eiland doet het overigens uitstekend op duurzaamheidvlak. Niet alleen is Goeree in 2020 volledig energieneutraal, het Zuid-Hollandse Zeeland pioniert ook op het gebied van duurzaam kusttoerisme.
Maar het mag niet alleen maar fysieke duurzaamheid zijn dat de klok slaat. Duurzaamheid is ook een sociaal-economische en culturele opgave. Daarover heeft PBL-directeur Mommaas een heel hoofdstuk opgenomen in de bundel ‘Nederland duurzaam vernieuwen’. En om de opgave een gezicht te geven, had hij oud-politicus Marco Pastors uitgenodigd. Juist, de vriend van Pim Fortuyn.
Als directeur van Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) legde hij nog eens uit hoe bewoners ‘op Zuid’ in eerste instantie bezig zijn met overleven. Wonen, werken en leren zijn dan ook de drie speerpunten van ‘zijn’ programma. Op die drie onderwerpen moet binnen afzienbare tijd vooruitgang worden geboekt, om 'zijn mensen' op gemiddeld G4-niveau te krijgen. Vinden mensen in zijn omgeving hem niet paternalistisch, vroeg ik hem na afloop. Ja, en daar is hij trots op.
Mensen zijn in de steek gelaten en moeten bij de hand worden genomen, desnood een schop onder hun kont krijgen.
Een warm huis
Duurzaamheid is voor de bewoners van Zuid geen eerste prioriteit. Een warm huis zonder kieren wel, waar kinderen kunnen studeren. Ik denk dat gemiddeld Nederland meer op Rotterdam-Zuid lijkt, dan op Pakhuis de Zwijger. En de directeur van het Planbureau van de Leefomgeving is zich daar als geen ander van bewust. Verduurzaming is een topprioriteit, maar wonen, werken, leren; dat zijn topprioriteiten voor de meeste Nederlanders. Voor mij is dat niet anders.
Wil je de verduurzamingsagenda succesvol doorvoeren, dan heb je draagvlak nog. En daarvoor mag je de sociaaleconomische pijler nooit uit het oog verliezen, benadrukte Mommaas in zijn slotwoord.
Draagvlak kan omslaan in ressentiment als bestuurders zich onvoldoende bekommeren om de primaire levensbehoeften van mensen: Ofwel: een dak boven je hoofd, een baan of zinvolle dagbesteding en een goede school waar je je kinderen naartoe kunt sturen, zodat zij zich kunnen voorbereiden op een betere toekomst, voor hunzelf.
Duurzaamheid verkopen we erbij.