‘Op dit moment is de wereld van smart city-technologie als het Wilde Westen. Er gebeurt heel veel en er wordt continu geïnnoveerd. Tegelijkertijd ontbreekt het aan overzicht en duidelijke richtlijnen over wat wel en niet wenselijk is.’
Aan het woord is Ren Yee en hij kan het weten. Als architect en hoofd Innovation Strategy & Forecasting bij UNSense, werkt hij elke dag met de slimme stad. UNSense is de technologische tak van UNStudio, het architectenbureau van Ben van Berkel en Caroline Bos. Als sinds de jaren ’80 werkt en experimenteert het bedrijf intensief met technologie in het ontwerpproces. Yee: ‘Het zit verworven in ons systeem, maar nog steeds blijven we onszelf continu afvragen: ‘wat betekent technologie voor ons als ontwerpers van de gebouwde omgeving?’’
Technologische ontwikkelingen volgen elkaar in rap tempo op. Denk je dat we meer controle moeten uitoefenen op deze ontwikkelingen?
Daar geloven we bij UNSense sterk in. Technology wordt in vele verschillende lagen ontwikkeld, zoals de data-laag, de software-laag en de hardware-laag. Als je al deze lagen toepast op het schaalniveau van de stad rijzen een hoop vragen. Vragen die zelfs de ontwikkelaars van de technologie, de ingenieurs bij de tech-bedrijven, niet kunnen beantwoorden.
Neem data. Daar wordt nu veel over gesproken. Wat voor data verzamel je eigenlijk? Wie is de eigenaar van deze data en wie heeft er profijt van? En hoe garanderen we dan privacy? Nu allemaal nog onbeantwoordbaar, want ze worden op dit moment bediscussieerd.
We zijn erg enthousiast over de mogelijkheden van technologie, maar de onzekerheden dwingen tot nadenken. Want als je in het stad deze technologie werkt, heb je alsnog wel de verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat de ontwikkelingen ten goede van burgers komen.
Hoe gaan we het Wilde Westen dan minder wild te maken?
Dit gebeurt al op een aantal plaatsen. Sommige vooruitziende steden zijn bezig met een herstructurering of hun gemeentelijke organisatie. Ze beseffen zich dat ze werknemers hebben die in staat zijn om de technologie te begrijpen. Dit zijn niet de mensen die de technologie ontwerpen, maar ze spreken het jargon wel en hebben inzicht in verdere ontwikkelingen.
Een goed voorbeeld van hoe je dit kan doen vinden we in Singapore. Daar hebben ze hun hele organisatie overhoop gegooid en een technologiedepartement opgezet, dat zeer nauwe banden heeft met de andere departementen. Amsterdam doet overigens ongeveer hetzelfde, en dat is dusdanig succesvol dat ze nu werknemers van grote techbedrijven aantrekken.
Ben van Berkel zei in een interview met De Groene Amsterdammer dat hij niet wil dat bedrijven als Google en Amazone de smart city bouwen. Dat sluit denk ik goed aan bij wat je net zei, maar ik vraag me nog steeds af: waarom eigenlijk niet?
Het is niet zo dat deze bedrijven niks met de smart city te maken moeten hebben. Zij zijn eigenlijk de meest logische leveranciers van de slimme technologie, want zij hebben de mankracht, het kapitaal en de kennis om deze te ontwikkelen.
De bedrijven dienen echter geen sociaal doel. Dat doen ontwerpers wel. Wij hebben een sociale verantwoordelijkheid. Als een bedrijf met een innovatie komt, moeten wij dus zorgen dat de belangen van tech-bedrijven en burgers in balans zijn.
Als je de bal enkel bij een bedrijf als Google legt, kunnen erg gevaarlijke situaties ontstaan. We moeten ervoor waken dat onze data geen handelswaar wordt, zoals je nu bij Facebook en Google ziet. Wij moeten de data gebruiken, de data moet niet ons gebruiken. Een dunne scheidslijn: is iets in het belang van de stad of is het in het belang van de technologie? Dat moeten we ons continu afvragen.
Dus je bent de ‘missing link’ tussen de bedrijven die het grote geld nastreven en het sociale domein van gemeenten?
We zijn ambitieuzer. We willen de technologie vooruit helpen. Als je aan ingenieurs vraagt om software voor data-analyse te ontwikkelen, zullen ze dit altijd doen vanuit hun eigen perspectief: dat van de ingenieur. Ontwerpers kunnen vanuit hun eigen expertise een nieuw component toevoegen: dat van de gebruiker van de stad. We kunnen nadenken over wat de technologie betekent voor het bewonen van een stad en kunnen de gebruikservaring vormgeven.
Ik begrijp dat technologie mogelijkheden biedt, maar ik denk ook dat je veel kan bereiken met traditionele planologie. Wat is eigenlijk de toegevoegde waarde van al die slimme tech?
Heel veel! Laten we het gebruik van data als voorbeeld nemen. Als je op traditionele wijze ontwerpt, duurt het tien tot twintig jaar voordat je een definitief een oordeel over je werk kan vellen. Dan pas zie je de positieve en negatieve gevolgen van je ingrepen. Zo kan je bijvoorbeeld ontdekken dat door jouw handelen de mobiliteit is toegenomen, maar dat er daardoor ook meer verkeersopstoppingen zijn.
Data-analyse verandert dit. Met sensoren kun je verschillende datalagen als mobiliteit en verkeerscongesties meten, analyseren en vergelijken. Zo ontstaan inzichten in de complexte en de onderling verbonden systemen van de stad. Je kan dan op basis van je data een plan formuleren en dit plan kan je al toetsen vóórdatje gaat bouwen. Data zorgt er dus voor dat je beter begrijpt of je ingrepen werkelijk voordelig zullen zijn voor de stad. Kort gezegd: meer weten is beter ontwerpen.
De tech biedt dus veel kansen. Tegelijkertijd pleit je voor reguleren. Dat lijkt tegenstrijdig. Ben je niet bang voor over-regulatie?
Overheden werken samen met kennisinstituten om de implicaties van technologie te voorspellen, zodat ze er beleid op kunnen voeren. Dit wordt ook gecommuniceerd met bewoners, zodat zij de kwesties begrijpen en mogelijk hun zorgen uit kunnen spreken. Zo krijgt het publiek een grotere rol.
Je zou dit inderdaad kunnen zien als over-regulatie, maar deze voorzichtigheid kunnen we rechtvaardigen doordat er veel op het spel staat. Er zijn dan ook alternatieve formats nodig om nieuwe slimme technologie te ontwikkelen. Zo kun je de tech toetsen in een living lab voordat je het toepast in de stad. Op deze manier leer je over de implicaties van technologie, zonder dat innovatie wordt geremd.
Datasensoren en data-analyse zijn niet bepaald nieuw. Er wordt al veel gebruik van gemaakt. Toch lijkt het alsof de gemiddelde burger zich hier niet bewust van is. Hoe wenselijk is dit?
Het is problematisch. Als je kijkt naar hoe gebruikers conventionele technologie gebruiken, zie je een duidelijk patroon: de gebruiker onderzoekt hoe de technologie hem of haar van dienst kan zijn. Bij smart city technologie ligt het echter ingewikkelder. Het is voor de gemiddelde burger best lastig om te begrijpen hoe de tech inzicht biedt in menselijk gedrag en daarmee bijdraagt aan het ontwerp van de stad. Er is een disconnectie.
Die disconnectie is het probleem: men snapt het niet, wat er voor zorgt dat men bang is voor de technologie. We horen woorden als ‘cypersecurity’ en ‘privacy’ en we worden angstig. Het onbegrip zorgt voor generalisatie van de problemen. Daar waken we voor bij UNSense.
Hoe precies?
We willen duidelijk naar de mensen communiceren wat we doen, zodat mensen het begrijpen en niet bang zijn. Een stad als Barcelona dient hierbij als voorbeeld van hoe het kan. Barcelona stelt vragen als: ‘Welke data verzamel je en wie is de eigenaar?’ Dat biedt duidelijkheid en daarmee is het de juiste benadering van technologie.
Oké, dus stel je voor: ik ben een bewoner en jij implementeert technologie in de openbare ruimte rondom mijn woning. Daarbij vertel je heel duidelijk welke data je verzamelt en wat je daarmee doet. Ik luister en begrijp het en dan zeg ik: ‘Ik wil hier niet aan meedoen. Ik wil niet gemonitord worden.’ Word ik dan uitgesloten van gebruik van de openbare ruimte?
Ik kan dan aan je uitleggen dat er een goede oplossing is voor het privacyprobleem: anonimiteit. Je kan algemene data verzamelen, bijvoorbeeld over hoeveel mensen op een bepaald tijdstip door eens straat lopen. Je hoeft dan niet precies te weten wie precies door die straat loopt; het is anoniem.
Dat is wel een besluit dat je dan moet nemen. Je moet ervoor kiezen om je datavergaring te begrenzen. Als je dat kan uitleggen, in dit geval aan jou als, voorzie ik geen problemen.
Ik begrijp het. Ik las online dat UNSense er uiteindelijk naar streeft om met technologie een duurzamere, gezondere, veiligere en menselijkere omgeving te creëren. Dat laatste klinkt verwarrend. ‘Menselijk’ en ‘technologie’ lijken me tegenstrijdig. Wat bedoelen jullie hier precies mee?
Het is belangrijk om je te beseffen dat technologie slechts een middel is. Het is veelvoorkomend misverstand dat technologie koud is. Dat het slechts over enen en nullen gaat. Maar uiteindelijk is het slechts een middel en als je dit middel op de juiste manier inzet kan het wel degelijk bijdragen aan een humanere omgeving.
Ik zal een voorbeeld geven om dit te illustreren. Salone del Mobile (een grote interieurbeurs in Milaan, red.) vroeg ons om deel te nemen aan een tentoonstelling over de toekomst van werk. Wij dachten meteen aan stress, want dat is een groot probleem voor veel mensen.
We vroegen ons af: ‘hoe bestrijden we stress met technologie?’ Onze uiteindelijke oplossing was de zogenaamde ‘Reset Pod,’ een innovatie die inzichtelijk maakt hoe stress zich manifesteert en hoe je het tegengaat. Op basis van samenwerking met neurowetenschappers meten we hersengolven en hartritmes. Met deze data kunnen we vervolgens een dynamische omgeving creëren, die correspondeert met de gemeten stressniveaus. We gebruiken dus technologie om een heel menselijk probleem als stress op te lossen. Technologie en de mens zijn in dit geval niet meer exclusief van elkaar.
Een duidelijk voorbeeld, maar het is ook een erg persoonlijke benadering op een klein schaalniveau. Hoe moet ik dit voor me zien in een grotere stedelijke omgeving?
Bij UNSense werken we op drie schaalniveaus: interieur, gebouw en stad. De Reset Pod is inderdaad een voorbeeld van het interieurschaalniveau.
Ik kan je ook een voorbeeld geven van een toepassing op het stedelijke niveau. In Amsterdam-Zuidoost gebruiken we technologie om segregatie, een menselijk probleem, te conceptualiseren. We onderzoeken hoe we de openbare ruimte inclusiever kunnen maken en welke rol data daarin kan spelen.
Er is dus sprake van een sterke connectie tussen de technologische laag en een menselijk probleem in de fysieke omgeving. Die connectie is erg belangrijk. Bij UNSense ontwerpen we geen apps. We ontwerpen fysieke ruimtes.