Utrecht spant de kroon qua vrouwenoverschot. Daar wonen 73 jonge mannen op elke 100 jonge vrouwen. Daarna volgen Leiden en Maastricht, met respectievelijk 74 en 76 jonge mannen per 100 jonge vrouwen. Ook in Weesp en Amstelveen zien we relatief veel jonge vrouwen, omdat daar veel Amsterdamse studenten wonen.
Bron:CBS
Vrouwen investeren meer in kennis
Er zijn verschillende redenen voor de jonge-vrouwenoverschotten in universiteitssteden. Allereerst gaan vrouwen op vroegere leeftijd uit huis dan mannen. Zo woonden begin 2018 69% van de 21-jarige mannen nog thuis, tegenover 55% van de vrouwen. Dit zorgt ervoor dat er in de universiteitssteden meer vrouwen wonen, daar studenten immers vaak van een kleinere gemeente naar een grotere universiteitsstad verhuizen.
Ten tweede studeren er simpelweg meer vrouwen dan mannen. In het studiejaar 2017-2018 studeerden 94 mannen per 100 vrouwen voltijds aan een universiteit. Het verschil loopt op, want tien jaar geleden was de verhouding nog 98 mannen per 100 vrouwen. Jan Latten, bijzonder hoogleraar sociale demografie aan de UvA en voormalig hoofddemograaf bij het CBS, legt uit: 'Kennis is tegenwoordig erg belangrijk, want we leven in een kenniseconomie. We zien dat vrouwen meer investeren in kennis, in human capital.' Dit geldt niet enkel voor de huidige generatie studenten. Cijfers laten zien dat in 2015 49 procent van de vrouwen tussen de 25 en 35 jaar en maar 40 procent van dezelfde generatie mannen een hbo-diploma of academische kwalificatie heeft. Latten vervolgt: 'De kennis wordt gevonden in de stad, dus de trek naar de stad is dan ook niet gek. Het is eigenlijk een soort sociaal darwinisme: de beste kansen liggen in de stad, dus trekt men daar heen.'
Naast dat kennis de stad aantrekkelijk maakt, zijn er ook economische en sociale voordelen aan de stad verbonden. Latten: 'Vrouwen die in de stad wonen hebben gemiddeld een hoger inkomen dan zij die in kleinere gemeenten wonen. Dat heeft niet alleen met opleidingsniveau te maken, want hoogopgeleide stedelingen verdienen ook meer dan bewoonsters van landelijk gebied met een vergelijkbaar opleidingsniveau.' Ook is de kans op een hoogopgeleide partner groter in de stad. 'Je ziet dan zogenaamde 'superkoppels' ontstaan, waarbij de partners allebei hoogopgeleid en succesvol zijn,' zegt Latten.
'Vrouwensteden' zijn zeldzaam
Jonge-vrouwenoverschotten zijn niet de Nederlandse standaard. In slechts 28 van de 380 Nederlandse gemeenten zien we het verschijnsel. Dat is niet gek, want in heel Nederland zijn er meer mannen dan vrouwen in de leeftijdsgroep 20 tot 25 jaar. Er zijn nu 3% meer jonge mannen dan vrouwen en dit verschil zal oplopen: jaarlijks worden 5% meer jongetjes dan meisjes geboren. Bij oudere bevolkingsgroepen stabiliseren de verschillen zich echter, doordat vrouwen gemiddeld ouder worden dan mannen.
Bovendien is de spreiding van gemeenten waar relatief meer hoogopgeleide vrouwen wonen niet egaal. Latten: 'We zien vooral een concentratie in de Randstad.' Deze ongelijke spreiding heeft volgens Latten verregaande consequenties: 'De toenemende verschillen hebben politieke gevolgen. Dat zien we bijvoorbeeld in Amsterdam, waar partijen als GroenLinks en D66 het goed doen omdat er veel hoogopgeleiden wonen. De elite verovert zo de stad.'
TU-steden blijven mannenbolwerken
Niet in alle universiteitssteden zien we een vrouwenoverschot. In gemeenten waar technische opleidingen zijn gevestigd zien we nog altijd meer jonge mannen dan vrouwen. In Delft zien we 170 jonge mannen op elke 100 jonge vrouwen, in Eindhoven 126 mannen en in Enschede 124 mannen. Terschelling is aanvoerder qua mannenratio: daar zien we tweeënhalf keer zoveel jonge mannen als vrouwen. De verklaring: het op het eiland gevestigde Maritiem Instituut. Latten, lachend: 'Ook een mannenoverschot biedt hoogopgeleide vrouwen kansen. Er is meer keuze!'