Vorige week publiceerden Ton Venhoeven c.s. een bevlogen oproep over de toekomst v/d stad. Nu het stof is neergedaald, legt Klaas Mulder het op de snijtafel

CIAM-plan op snijtafel: Nadenken over de toekomst van de stad, hoe doe je dat?

Vorige week publiceerde Stadszaken een bevlogen oproep van een groep stadsexperts onder leiding van Ton Venhoeven. Met gemengde gevoelens – want het is altijd jammer om bevlogenheid dood te slaan – stuurde ik een kritische eerste reactie, en beloofde om snel uitgebreider te reageren op het pleidooi om functiescheiding te vervangen door een focus op schaalniveaus.

Op zich is het te prijzen dat een brede groep initiatiefnemers tijd en creativiteit heeft gestoken in het schetsen van een ontwikkelrichting voor steden. Het gaat ten minste weer eens over de inhoud van het werk: het bouwen van steden waar mensen tot hun recht komen. In die zin lijken de auteurs veel meer op Le Corbusier dan ze zelf misschien willen: ze hebben nagedacht over de vormgeving van de ruimtelijke condities waaronder mensen in de toekomst gelukkig en gezond kunnen worden.

Kijken naar het heden

Maar daar wringt ook meteen de schoen: over wat voor mensen hebben we het dan? Wie wonen er over twintig of dertig jaar in Nederland, en wat hebben ze nodig? Je moet eerst een beeld hebben van de wereld die op ons afkomt, voordat je weet met welke ingrepen je daar een betere wereld van kan maken. In de tienweekse Masterclass Toekomstbeelden en conceptontwikkeling die ik aan studenten van de Muad geef besteden we heel veel tijd aan methoden om met de kennis van vandaag te komen tot inzichten in de toekomst.

'Om die ergernis kracht bij te zetten laat hij ons kijken naar Rotterdam Alexanderpolder'

Niemand is helderziend, maar wie het nu al niet helder ziet loopt extra risico’s ingrepen te verrichten waar volgende generaties ons allesbehalve dankbaar voor zullen zijn. De keuze voor stringente functiescheiding was daar een voorbeeld van. Ik woonde een aantal jaren in de Bijlmer en mocht meemaken hoe voor honderden miljoenen aan vastgoed moest worden afgebroken. Maar met het opheffen van de functiescheiding, komt het niet vanzelf goed.

Selectief kijken

Hoe doe je uitspraken over een wereld die nog komen moet? We gebruiken daarvoor het woord vooruitzien, maar eigenlijk is er nog niets te zien van morgen. We kunnen wel kijken naar het heden, en op basis van de kennis van nu denken over morgen. En bij dat kijken en denken kan je fouten maken die leiden tot keuzes waar we wel eens veel spijt van kunnen krijgen.

'Terwijl er daarna veel evenwichtiger wijken zijn gebouwd, waar heel veel mensen heel graag wonen'

Dat kijken naar het heden gebeurt vaak uiterst selectief, en meestal zonder dat we het zelf doorhebben (en niet omdat we dom zijn of niet deugen, maar omdat volledige objectiviteit een illusie is).

Vaak kijken we met een bril die is gekleurd door langdurige frustratie. Selectieve verontwaardiging over de idealen van een ander leidt niet vanzelf tot betere idealen. We zien het ook bij Venhoeven: ik vermoed dat hij zich al sinds het eerste jaar van zijn studie afzet tegen functiescheiding. Om die ergernis kracht bij te zetten laat hij ons kijken naar Rotterdam Alexanderpolder, terwijl er daarna veel evenwichtiger wijken zijn gebouwd, waar heel veel mensen heel graag wonen.

Voor een toekomstbeeld van de stad is het niet zo behulpzaam om de fouten van 1933 als vertrekpunt te nemen. En dan helpt het al helemaal niet om te suggereren dat de opwarming van de aarde eigenlijk het gevolg is van functiescheiding. Dan slaat ergernis door in een manie.

Fysieke experts

De tweede kijkfout ontstaat doordat deelnemers aan een planproces vaak allemaal ongeveer dezelfde achtergrond hebben. Dit pleidooi is geschreven door een uiterst eenzijdig samengesteld clubje ‘fysieke’ experts. Zelf hebben ze dat waarschijnlijk niet door, want met een paar architecten, wat stedenbouwers, een paar milieuexperts en een zwikje ambtenaren denken ze dat ze een heel gemêleerd gezelschap vormden.

Maar er zitten enorme lacunes in de observaties van de opgaven voor steden. Nergens blijkt enig zicht op de gezondheidsvraagstukken van onze tijd. Dat een woning voor 3 miljoen Nederlanders ook een plek is waar gezorgd wordt is de auteurs even ontgaan. Er is geen kennis van ontwikkelingen in het onderwijs, in de vrijetijdsbesteding, van migratiepatronen, van arbeid. Zijn er ook mensen uit andere disciplines uitgenodigd (bijv. van het RIVM, dat net weer een fantastisch rapport over de toekomst van de zorg heeft gepubliceerd)? Of denken we anno 2018 nog steeds dat ruimtelijke ontwerpers weten hoe de wereld eruit ziet en moet zien?

Het derde waarnemingsprobleem ontstaat door ‘bevlogenheid’. Liefde maakt blind. Als je voor groen en openbare ruimte bent, heb je letterlijk ‘geen oog’ voor de nadelen daarvan: onveiligheid, tekort aan bouwlocaties, enorme beheerskosten en gaten in de begroting. Ook daarin lijken Venhoeven c.s. sterk op idealisten als Le Corbusier: ze creëren een eigen werkelijkheid zonder open te staan voor de schaduwzijden daarvan.

Denken over morgen

Tot zover de kijk op de wereld van vandaag. Ergernis, beroepsfocus en bevlogenheid zorgen dat we zien wat we willen zien. En dan moet de vertaalslag naar de toekomst nog beginnen. Kennis van vandaag moet worden ‘versleuteld’ in een toekomstbeeld dat recht doet aan de omstandigheden en de opgaven van morgen.

Gelukkig hebben we in Nederland een aantal kenniscentra die structureel nadenken over de wereld van morgen. Ik noemde al het RIVM, maar er zijn natuurlijk meer ‘feit-gedreven’ onderzoekers. Vaak wordt toekomstonderzoek met scepsis ontvangen, en dat is niet altijd onterecht. Maar er is wel degelijk onderscheid te maken tussen goed en slecht toekomstonderzoek.

'Verkeerde beslissingen kosten altijd vele miljoenen, ze bepalen voor jaren het gezicht van steden, en het zijn meestal de zwakste huishoudens die er de meeste ellende van ondervinden'

In goed toekomstonderzoek staan niet de trends centraal, maar de vraag of we aannemelijk kunnen maken dat een trend doorzet. Dat gebeurt onvoldoende in het stuk van Venhoeven: de trein is de komende jaren voor een deel van de Nederlanders steeds belangrijker geworden, maar weten we dan ook zeker dat dat marktaandeel blijft groeien? Of kan het ook zijn dat we gewoon veel minder gaan reizen als de noodzaak voor live aanwezigheid in een les of een vergadering ontbreekt?

Brede school

Het is de moeite waard om eens wat oude trendstudies te raadplegen. Ooit leek de Brede School hèt nieuwe antwoord voor onderwijs en wijkaanpak te zijn. Tien jaar later weten we dat de kritische denkers van destijds het scherper zagen dan de believers. Ook met de kennis van toen hadden we kunnen vaststellen dat dit geen betaalbare en pedagogisch gewenste oplossing was.

Veel droombeelden over de toekomst hebben het karakter van wishfull thinking. Probleemgestuurd toekomstonderzoek gaat tegen onze behoefte aan optimisme in, maar is vaak veel betrouwbaarder. Schaarste is de motor van bestuurlijke, sociale en economische verandering. Een toekomstbeeld dat vertrekt vanuit de huidige woningnood, de tekorten aan bepaalde arbeidskrachten, de verwachte ziektelast of de schaarste aan grondstoffen biedt een veel betere basis. Je hoeft niet te blijven hangen in negativiteit, maar de kunst is om een aantrekkelijke toekomst te schetsen waarin voor reële vraagstukken (van consumenten en beslissers) een oplossing is gevonden.  

De echte beslisser

Het schrijven van toekomstvisies wordt vaak gezien als een soort gezelschapsspel waarin de deelnemers punten krijgen voor de schoonheid van hun vergezichten. Het lijkt dan minder van belang of de beoogde toekomst ook echt gerealiseerd wordt.

In mijn Handboek voor Waarzeggers heb ik laten zien, waarom verkeerde beslissingen een veel groter probleem voor ons zouden moeten zijn. Ze kosten altijd vele miljoenen, ze bepalen voor jaren het gezicht van steden, en het zijn meestal de zwakste huishoudens die er de meeste ellende van ondervinden. En wat misschien nog erger is: als we nu verkeerde keuzes maken, verliezen we straks de internationale strijd om de kritische en krachtige vestiger.

We moeten daarom beter ons best doen, toekomsten te ontwerpen die een aantrekkelijk land opleveren voor mensen die iets te kiezen hebben. De consument en de ondernemer van de toekomst zijn niet maakbaar, maar we kunnen wel proberen om ons een beeld te vormen van zijn behoeften zodat we een wereld kunnen bouwen waar zij ‘ja’ tegen zeggen.  

Toen ik elf jaar geleden de vraag kreeg om een essay te schrijven over manieren om steden in de Randstad weer aantrekkelijk te maken nam ik dat als uitgangspunt: als vestigers kunnen kiezen tussen Helmond of Haarlem, moet je zorgen dat Haarlem wint. Ook moet je potentiële vertrekkers verleiden om te blijven. De burger en de ondernemer zijn uiteindelijk de beslisser over succes en falen, niet de architect of de ambtenaar. Die kan alleen zorgen voor de juiste condities. Het zal niet alleen door mijn essay komen, maar Nederland doet het weer uitstekend als vestigingsplaats voor personen en bedrijven. Dat is ook in het belang van de mensen die niet zoveel te kiezen hebben.

Ons soort mensen

Het team van Venhoeven schetst een decor waarbinnen ‘ons soort mensen’ zich prima thuis zullen voelen. Het probleem is alleen, dat er ook anderen zijn. Miljoenen mensen worden ontregeld door ziekte of armoede. Met name op mentaal gebied gaat het niet de goede kant op. Dat is vervelend voor de mensen die er zelf last van hebben, maar last wordt snel tot over-last voor anderen. Zo’n huishouden vraagt om goede woonruimte (en in elk geval om voldoende: alleen in Amersfoort wachten 5.000 urgenten op een woning, naast alle niet-urgent verklaarde woningzoekenden) maar kan ook niet altijd floreren in dezelfde buurt die voor u en mij ideaal is. Of het station de belangrijkste plek is voor de bijna 8 miljoen Nederlanders die niet werken is de vraag, en een flink deel van de werkenden wil er ook niet gezien worden.

Het vakmanschap van deze groep ontwerpers staat buiten kijf. Maar de opgaven voor de toekomst zijn zoveel groter dan een groep hoogopgeleide, werkende professionals in het fysieke domein zich kan voorstellen. Als deze ontwerpgroep nog bij elkaar komt, zou ik ze graag uitdagen om hun ideeën te toetsen aan ‘het leven van de anderen’: internationale werkgevers, globetrotters, arbeids- en studiemigranten, en al die mensen ‘aan de onderkant’. Want anders vervangen we de functiescheiding door een heel ander soort scheiding: Ons Soort Mensen en de rest. En laat het nu net de rest zijn die bepaalt of onze dromen uitkomen.

Klaas Mulder is hoofddocent Toekomstbeelden van de stad, Hogeschool Utrecht

Lees hier het pleidooi van Venhoeven en collega-stadsexperts:
De toekomst van de stad – aanzet tot een CIAM van de 21ste eeuw
Dit bericht delen via:

Gerelateerde artikelen