Ad de Bont en Wendy van Kessel (Urhahn Stedenbouw & Strategie) beschrijven in ‘De beweegvriendelijke stad’ drie centrale thema’s: fietsen en lopen, sport, spel en ontspanning. Die thema’s koppelen ze aan ambities als:
- Verbonden stedelijke kernen
- Fietsen en lopen in de luwe stadsbuurt
- De stad als sportschool
- Onbegrensde plekken
- Aantrekkelijk groen
Daaraan verbinden ze een gereedschapskist met ontwerptools waarmee een bewegende stad dichterbij kan worden gebracht.
Ad de Bont: ‘Bewegen en gezondheid wordt al snel gekoppeld aan groen. Maar het is niet per definitie zo dat groen altijd tot meer bewegen leidt. Als je groen goed aanlegt, met de juiste functionaliteit en op de juiste plek gaan mensen ook meer bewegen. Kinderen spelen bijvoorbeeld vaak in het groen, en dat doen ze meer in een dorp dan in een stad. Maar er zijn ook veel groene plekken die te groot zijn, of op de verkeerde plek liggen, onveilig zijn, waardoor mensen minder gaan bewegen. Het is dus niet per definitie zo dat groen en bewegen altijd de beste combinatie is.’
‘Het is niet per definitie zo dat groen altijd tot meer bewegen leidt’
‘Soms is het zelfs omgekeerd. In een compacte wijk met veel functies bij elkaar, gaan mensen meer wandelen en fietsen, juist omdat het heel compact is. Functioneel verplaatsen door te fietsen en te wandelen doen mensen meer in de stad. Ontspannen en spelen is meer gebaat bij een groen omgeving. Fietsen lijkt meer gebaat te zijn bij compacte stedelijke gebieden.’
Doelgericht bewegen en de beweegvriendelijke stad
Wendy van Kessel maakt onderscheid tussen doelgericht en niet doelgericht bewegen. ‘Als mensen doelgericht ergens naar toe moeten, kiezen ze sneller voor de snelste of de meest comfortabele route. Bij niet doelgericht bewegen trekken mensen er vaak op uit om langer in het groen te zijn, bijvoorbeeld op de racefiets. Je hebt niet per se groen nodig om te bewegen.’
Ook zijn wandelen en fietsen gebaat bij goed openbaar vervoer, weet De Bont. ‘Hoe vaak de tram of metro rijden, is van belang, evenals de afstand tot OV-haltes. Een gebruiker van het OV beweegt dagelijks circa dertig procent meer dan een automobilist.’
'Verdichting is goed voor functioneel bewegen.’
Tussen stedelijke verdichting en bewegen hoeft niet per se een spanning te staan, betogen De Bont en Van Kessel. ‘Verdichten is goed voor het functionele bewegen, doelgericht ergens naar toe. Mensen wonen dichter bij hun werk, bij de voorzieningen, en gaan dan sneller op de fiets boodschappen doen. Maar als de hele openbare ruimte wordt volgebouwd, is het risico dat er geen speelplekken voor kinderen worden gemaakt. Op maaiveldniveau moet er voldoende ruimte zijn voor spelen en sporten. De openbare ruimte moet bovendien goed worden aangelegd, met veel zon, niet te veel wind. Dat wordt bij hoogbouw ook moeilijker.’
Verdichten biedt gezondheidskansen
Ad de Bont: ‘Verdichten is de kans om een gebied op een hele andere manier in te richten, met veel meer aandacht voor wandelen, fietsen en sport en spel. Een wijk met een heel hoge dichtheid heeft ook meer openbare ruimte nodig. Daarbij moet je daar ook meer openbaar vervoer hebben, bij gebrek aan parkeerruimte Dat leidt ook tot meer bewegen. '
'Een voorbeeld waar hoogbouw niet goed ging, is de Kop van Zuid, de Wilhelminakade in Rotterdam, die sterk is gericht op de auto. Tussen de gebouwen waai je helemaal weg. Aan de andere zijde, op Katendrecht bij de Fenixloodsen, is de omgeving veel aantrekkelijker voor de wandelaar en de fietser. De nieuwe brug tussen beide schiereilanden doet wonderen en is een gouden greep, gezien vanuit bewegen.'
'Als voetgangers een straat als prettig ervaren, heb je de menselijke maat. '
Grootschalige werkgebieden toegankelijk maken is wel lastig, stelt De Bont. ‘Neem Strijp-S, een oud industriegebied in Eindhoven, waar slim is gemengd en een prettig gebied is ontstaan met oog voor de menselijke maat. Dus niet alleen torenflats bouwen met plinten met gesloten wanden, maar functiemenging met plinten die goed zijn benut. Als voetgangers een straat als prettig ervaren, heb je het over de menselijke maat. Belangrijke lessen zijn: maak compacte wijken. Laat de huizen aan de voorkant uitkomen aan de straat. Op straat moet je eerst de fiets tegenkomen en niet meteen de auto.‘