In het Energierapport roept de Rijksoverheid burgers, bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties op om bij te dragen aan de verduurzaming van de energievoorziening. Samen moeten we het doen, maar ook steeds vaker horen we geluiden dat gemeenten door belemmerende regelgeving of ondercapaciteit niet adequaat kunnen handelen. En juist de overheid is cruciaal voor het succes van de energietransitie.
Transitievermogen gemeenten
Overheden structureren de samenleving en bepalen daarmee de speelruimte die initiatiefnemers hebben om in te spelen op de energietransitie. Ze ordenen de samenleving door middel van beleid, wet- en regelgeving en procedures. Gekoppeld aan ongeschreven normen en waarden en onderliggende assumpties beïnvloeden ze de regels in een gemeente. De assumptie dat de samenleving te beïnvloeden is door middel van regels, leidt bijvoorbeeld tot beleidsontwikkeling en ondersteunende formele wetten, procedures en instrumenten.
Overheidsinstituties – met hun regels – kunnen leiden tot lock-in-effecten waardoor particulieren niet meer op vernieuwende wijze kunnen inspelen op maatschappelijke vraagstukken als de energietransitie. Om lock-in-effecten te voorkomen hebben overheidsinstituties transitievermogen nodig. Kunnen overheidsinstituties actoren de ruimte geven om zich in te zetten voor de energietransitie en krijgen ze ook de ruimte om overheden te veranderen?
Adaptatiewiel en de energietransitie
Om het transitievermogen van je gemeente te meten, kun je gebruikmaken van het adaptatiewiel. Het adaptatiewiel is ontwikkeld door een consortium aan universiteiten om het aanpassingsvermogen van overheden met betrekking tot klimaatverandering te onderzoeken. Het wiel meet aan de hand van 22 criteria, 6 kwaliteiten van instituties.
Namelijk 3 kerndimensies; variëteit, leervermogen en autonome verandering. En 3 hulpdimensies; leiderschap, hulpbronnen en behoorlijk bestuur. De wetenschappers betrokken bij het consortium hebben onderzoek gedaan naar instituties binnen de ruimtelijke planning, water, landbouw en milieu en hun eigen instituties. Het is bijvoorbeeld toegepast op het planningsbeleid betreft de voor de diepste polder in Nederland, namelijk de Zuidplaspolder, en de nieuwbouwwijk Westergouwe, gelegen in deze polder. In tal van onderzoeken is geconstateerd dat bestaande regels en instrumenten de ontwikkeling van nieuwe innovatieve strategieën tegenhouden.
Pilots adaptatiewiel in Groningen, Almere, Tilburg
Het adaptatie-/mitigatiewiel vormt een inzichtelijke manier om te onderzoeken of het bolwerk aan gemeentelijke regels aangepast kan worden aan de energietransitie. Een pilot in de gemeenten Groningen, Almere en Tilburg in 2014 toonde aan dat het adaptatiewiel ook toepasbaar is op overheidsinstituties die met klimaatmitigatie bezig zijn.
Sectoren, diensten en afdelingen van gemeenten hebben eigen stelsels aan regels, die nog verenigd moeten worden met duurzame ambities. Duurzame ambities staan bijvoorbeeld haaks op bestaande normen als kostenefficiëntie, waardoor lock-in effecten ontstaan.
Bijvoorbeeld in de woningbouw, waar de norm is zo goedkoop mogelijk te bouwen om de verkoop aan de markt te verzekeren. Onder druk van vastgoedontwikkelaars wordt het nieuwbouwproject Reitdiep in de gemeente Groningen beperkt energiezuinig ontwikkeld volgens senior beleidsmedewerker Idso Wiersma. Duurzame woningbouw vraagt om andere kostenconstructies om op korte termijn duurdere energieneutrale woningen te kunnen ontwikkelen, die zich op lange termijn terugverdienen.
Bezuinigingen op de vergunningsafdeling van Almere leiden er toe dat procedures te strak te zijn afgesteld. De Rabobank en de gemeente werkten samen aan het plaatsen van een windturbine op het dak van een school. De windturbine werd niet vergund, totdat de wethouder zich er mee ging bemoeien.
Energietransitie binnen de organisatie en het beleid
De lokale ruimtelijke facilitering van de energietransitie is de taak van de gemeente. Binnen de gemeente Groningen, Almere en Tilburg wordt de energietransitie voorbereid en uitgevoerd vanuit het ruimtelijk domein. Een handvol ambtenaren was binnen deze gemeenten gedurende de pilot officieel bezig met het beleid voor de energietransitie, dit binnen organisaties met tussen de 1.400 en 2.000 medewerkers. Net als burgers en bedrijven zullen ambtenaren zich ook moeten inzetten om de energietransitie te realiseren.
Het ontwikkelde gemeentelijk beleid bij de 3 gemeenten kent voldoende variëteit. Dit betekent dat het beleid een goede afspiegeling vormt van het transitievraagstuk en de oplossingen. Het wordt in eerste instantie ontwikkeld binnen een beleidsniche. Vanuit deze niche worden er visies, uitvoeringsagenda’s en ambities geproduceerd, die te zijner tijd ingebed moeten worden in de organisatie. In de beleidsdocumenten wordt zowel rekening gehouden met het belang van samenwerking tussen verschillende actoren, sectoren en niveaus, en met energiebesparing als duurzame opwekking.
Leervermogen ambtenaren energietransitie
Het leervermogen van ambtenaren die direct bezig zijn met de energietransitie is goed, maar gemeentebreed is dit nog beperkt. Duurzame energieambities worden beperkt opgenomen in andere beleidsdomeinen. Omdat het niet wordt vastgelegd, leidt het ook niet tot duurzaam handelen binnen de organisaties.
Andere beleidsdomeinen veranderen beperkt hun routines en assumpties, zoals is gebleken in Almere bij de vergunningverlening en in Groningen bij de ontwikkeling van nieuwbouw. Het leervermogen van de gemeente Almere wordt ook beperkt door een ongecontroleerde politiek, wispelturig in hun visie op de energietransitie. Individuele initiatieven worden zeer gewaardeerd, maar er is politieke verdeeldheid betreft de ondersteuning van collectieve energieinitiatieven.
Ruimte voor autonome verandering
Het is opvallend dat geen van de respondenten in het onderzoek denkt de energieambities te halen. Groningen, Almere en Tilburg willen respectievelijk in 2035, 2022 en 2045 energieneutraal zijn. Er wordt door de respondenten een verschil ervaren tussen de opgave en wat er momenteel gedaan wordt. De respondenten ervaren wel veel vrijheid in het uitrollen van het beleid voor de energietransitie, maar collega’s in andere beleidsvelden hebben die ruimte minder.
Er is behoefte aan visionair leiderschap. De directie en afdelingshoofden moeten de visie sterker uitdragen binnen hun beleidsdomeinen, zodat er gemeentebreed samen wordt gewerkt voor de energietransitie. Vanuit het beleid voor de energietransitie wordt de samenwerking gezocht met verschillende partijen in de stad. In Groningen wordt er bijvoorbeeld samengewerkt met het Waterbedrijf en de Rijksuniversiteit Groningen.
Groningen en Almere zijn nog het meest technisch; voeren grote technische projecten uit, dan wel in samenwerking met de grotere partijen in de stad, als de ontwikkeling van een collectieve warmtekoudeopslag. De aanpak in Tilburg wordt gekenmerkt door beperkte technische sturing vanuit de gemeente. Geïnspireerd door de politiek, wordt de energietransitie gerealiseerd in samenwerking met de samenleving. Een strategie, waar gemeentemedewerkers aan moeten wennen. .
Groningen heeft in 2014 zes miljoen euro gekregen voor de uitrol van hun programma voor de energietransitie (4 jaar). Tilburg heeft rond de vier miljoen aan te besteden gelden, en Almere – ook omdat ze nog geen officieel uitvoeringsprogramma hadden- veel minder te besteden. Almere lost dit tekort op door sluitende businesscases op te stellen die zichzelf over de langere termijn terugverdienen.
Conclusie onderzoek transitievermogen
De energietransitie is een maatschappijbrede verandering waarbij niet alleen de inwoners, bedrijven en organisaties duurzaam gedrag moeten tonen, het betreft ook een cultuurverandering binnen overheden. Medewerkers op verschillende niveaus binnen gemeenten die bezig zijn met velden als wonen, verkeer en vervoer, economie en vergunningverlening zullen hun verantwoordelijkheid moeten nemen, en zich moeten inzetten en samenwerken voor de maatschappijbrede energietransitie.
Op basis van de pilot kan worden gesteld dat de gemeenten Groningen en Tilburg in zekere mate in staat zijn de samenleving de mogelijkheden te geven om zich in te zetten voor de energietransitie. Energieke ambtenaren, inwoners, bedrijven en andere organisaties krijgen mogelijkheden en prikkels om zich in te zetten voor de. In Almere is er geconstateerd dat het gemeentelijk beleid een enigszins negatief effect heeft op de inzet en de samenwerking van hun samenleving en daarmee op het eigenaarschap wat ze kunnen nemen in de energietransitie.
In 2019 wordt het onderzoek naar het transitievermogen van de gemeente Groningen, Almere en Tilburg afgesloten. Lees hier meer achtergrondinformatie over de pilot. Dit jaar worden opnieuw de resultaten via het adaptatiewiel opgehaald. De ontwikkeling van het transitievermogen over een tijdsperiode van 4 jaar wordt dan inzichtelijk gemaakt.
OnderSogt, onderzoek, advies en management voor de energietransitie
Referenties
-
Gupta, J., Bergsma, E., Termeer, C., Biesbroek, G., Brink, van den, M., Jong, P., Klostermann, J., Meijerink, S., Nooteboom, S. (2015). The adaptive capacity of institutions in the spatial planning, water, agriculture and nature sectors in the Netherlands. Mitigation and Adaptation Strategies for Global Change 21(6), 883-903.
-
Brink, van den, M., Meijerink, S., Termeer, C., Gupta, J. (2013). Climate-proof planning for flood prone areas: assessing the adaptive capacity of planning institutions in the Netherlands. Regional Environmental Change, 14 (3), 981-995.
-
Termeer, C., Biesbroek, R., Brink, van den, M. (2011). Institutions for Adaptation to Climate Change: Comparing National Adaptation Strategies in Europe. European political Science 11(1), 41-53.