De grootste ruimtelijke en sociaaleconomische opgave voor de Noordvleugel is de match tussen beroepsbevolking en werkgelegenheid. Immers, de toenemende kwalitatieve én kwantitatieve onbalans in de Noordvleugel van de Randstad tussen de beroepsbevolking en de beschikbare banen leidt tot extra woon-werkverkeer.
Dit geldt voor zowel de inkomende als de uitgaande pendel in de deelgebieden, inclusief de doorgaande pendel uit naburige regio’s naar Amsterdam en Utrecht. De kwalitatieve mismatch op de arbeidsmarkt neemt in beide scenario’s, Hoog en Laag, van het WLO (CPB/PBL, Welvaart en Leefomgeving, 2015) toe.
Hoogopgeleiden vinden hun baan in de magneten Amsterdam/Schiphol en Utrecht. Laagopgeleiden zijn minder mobiel en richten zich vooral op hun eigen woonregio. De middelhoogopgeleiden zoeken voornamelijk werk in hun eigen stadsgewest. De woon-werkafstand voor hogeropgeleiden is daarmee over het algemeen groter dan die van lager- en middelbaar- opgeleiden.
Economische groei leidt via de voortdurende toename van het opleidingsniveau tot extra vervoersmobiliteit. Tel daarbij op een toenemende krapte op de arbeidsmarkt, zowel voor hoog- als voor middelhoogopgeleiden, en de arbeidsmarkt wordt een belangrijke beperkende factor voor de economische ontwikkeling van de Noordvleugel.
Economie Noordvleugel: Hogeropgeleiden zoeken kenniswerk in de steden maar wonen elders
Dat hogeropgeleiden meer pendelen is bekend uit de wetenschappelijke literatuur. De verklaring is dat ze een hoger loon ontvangen en zich daarom een groter zoekgebied op de woningmarkt kunnen veroorloven. Voor dat hogere loon accepteren ze een langere reistijd en kunnen dat betalen. Naarmate personeel hoger opgeleid is pendelt het gemiddeld genomen over langere afstanden naar het werk. Hoe meer gespecialiseerd het werk, hoe uitgestrekter de arbeidsmarkt.
Omdat de steden relatief veel kenniswerk alsook kenniswerkers huisvesten, zijn pendelstromen voor hogeropgeleiden sterk gebundeld tussen de steden in de Noordvleugel. Zo vormen de stedelijke gebieden Amsterdam-Utrecht-Hilversum-Amersfoort voor werkers op hbo- en academisch werkniveau één grote arbeidsmarkt, een interstedelijk netwerk. Kenniswerk groeit vooral hard in goed bereikbare stedelijke knooplocaties (centrale stationsgebieden en corridors bij stedelijke ringwegen) en langs de grote verbindende assen zoals de A1 en de A2 (zie figuur Woon-werkinteracties kenniswerkers).
Er is ook sprake van een levenscyclus. Zo huisvest de stad Utrecht bijvoorbeeld veel jonge kenniswerkers die in deze stad hun opleiding hebben genoten. Wanneer deze jonge mensen een gezin stichten en daarom ruimer willen wonen, verhuizen ze bij voorkeur naar een bosrijke omgeving op niet al te grote afstand van de stad. We zien daarom een per saldo uitgaande verhuisstroom van kenniswerkers uit de stad Utrecht naar gemeenten in noord- en zuidoostelijke richting. Voor jonge gezinnen zijn daarbij meer betaalbare woonmilieus in bijvoorbeeld Houten of Breukelen populair; wat oudere gezinnen met hogere inkomens zoeken woningen in Bilthoven, Zeist en op de Utrechtse Heuvelrug (Economisch Beeld Utrecht+, 2017).
Meer kenniswerkers in steden en directe omgeving, meer vakmensen in landelijke kernen
Het aandeel van kenniswerkers in de beroepsbevolking neemt snel toe. In de steden zijn dat zoals gezegd vooral jonge mensen, in de kleinere gemeenten oudere kenniswerkers met gezinnen. Het aandeel middelhoogopgeleide werkers neemt hier juist af, terwijl het in het meer landelijk gebied groeit. Er is sprake van een ruimtelijk uitsorteringsproces: de middelhoogopgeleide beroepsbevolking van vakmensen wordt als het ware weggedrukt uit de stadsregio’s, omdat zij daar geen betaalbare huisvesting kan vinden. Bijvoorbeeld de verpleegkundige die in Utrecht of Hilversum werkt maar in Almere woont. Zie daar een deel van het fileprobleem!
Hoe ziet de regionale arbeidsmarkt van de Noordvleugel er dan uit?
Het UWV-arbeidsmarktgebied Utrecht-Midden biedt evenals Groot-Amsterdam en Amersfoort een representatief beeld van de arbeidsmarktsituatie in de Noordvleugel. Er is sprake van krapte op de arbeidsmarkt, maar ook van een tweedeling. Want het aantal mensen met een WW-uitkering daalt er, terwijl tegelijkertijd het aantal met een bijstandsuitkering groeit. En er zijn tekorten bij technisch personeel, bij transport/logistiek en ICT, maar ook overschotten bij administratief personeel en managers (zie figuur). Dus ook sectoraal een mismatch in deze stedelijke gebieden.
'Ook sectoraal is er een mismatch in de Noordvleugel.’
Wat verandert er in de toekomst?
De hier geschetste situatie zal niet zomaar veranderen. Integendeel, als we de prognoses van bevolking en werkgelegenheid op elkaar leggen, zien we een verdere versterking van de onbalans op de Noordvleugel bij ongewijzigd beleid. De figuren geven een schematische weergave van de balans tussen het aantal banen en de potentiële beroepsbevolking (15-74 jaar) per deelregio in de Noordvleugel, voor 2015 en 2040.
De werkgelegenheidsprognose is afkomstig van Rienstra/REPROG, voor de raming van de potentiële beroepsbevolking is gebruikgemaakt van de regionale demografische prognoses in PBL/CBS PEARL (2017-2040). Uit deze figuren blijkt dat de werkgelegenheid in Amsterdam en Utrecht in het hoge groeiscenario van de toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving (WLO) sneller groeit dan de potentiële beroepsbevolking. In Gooi en Vechtstreek is dit precies andersom. In beide gevallen is pendel noodzakelijk, respectievelijk meer inkomende dan wel meer uitgaande pendel. In Almere neemt naar verwachting het werkgelegenheidstekort iets af.
Deze ruimtelijk-economische patronen weerspiegelen een bredere trend. Namelijk dat de groei van zowel de hoger opgeleide beroepsbevolking als de werkgelegenheid voor hogeropgeleiden zich vooral in stedelijke gebieden concentreert. Omdat arbeidsmarkten voor hoger opgeleid werk ruimtelijk relatief uitgestrekt zijn, leidt die stedelijke concentratie ertoe dat pendelstromen van hogeropgeleiden vooral tussen steden en stadsgewesten onderling snel groeien en over relatief lange afstanden zichtbaar worden. Verwacht mag worden dat deze structurele ontwikkeling in de komende decennia doorzet.
Lees ook: Verduurzamen woningbouw topprioriteit, productie op tweede plaats