In ‘Circulaire verdienmodellen voor de vastgoedsector’ doet Stadszaken verslag van de verdienmodellen die ABN AMRO onderscheidt in ‘Alles van waarde, circulariteit door de sectoren heen’. Daarbij wordt aangegeven dat het zogeheten product-dienstenmodel een interessant en kansrijk model is voor de bouw en vastgoedsector.

Licht in plaats van lampen

Dit circulaire verdienmodel, vaak ook aangeduid als product as a service, is een alternatief voor het traditionele verkoop-verdienmodel. De fabrikant of leverancier blijft dan eigenaar van het product. De gebruiker krijgt het product in bruikleen en betaalt voor het gebruik. Een klassiek voorbeeld in deze is Philips die voor kantoren geen lampen verkoopt maar licht levert: pay per lux. Dat is ook het voorbeeld waarmee architect Thomas Rau (TurnToo) bekendheid gaf aan dit concept, waarbij je betaalt voor het gebruik van licht in plaats van het bezit van lampen. Maar er zijn meer gradaties te onderscheiden.

Gradaties van eigenaarschap

Bij het maken van verdienmodellen, of ze nou circulair zijn of niet, gaat het steeds om twee dingen. Allereerst gaat het om de vraag hoe de economische kosten en baten gegenereerd en daarbij behorende geldstromen georganiseerd worden. Het is belangrijk welke transactievorm partijen daarbij hanteren en hoe ze het eigenaarschap van een product verdelen. Daarbij kun je zes gradaties onderscheiden:

1. Koop. Het eigenaarschap wordt overgedragen van een producent naar gebruiker tegen een eenmalige betaling.

2. Huurkoop of financial lease. Het eigenaarschap wordt overgedragen aan het einde van de leaseperiode. Tot die tijd blijft het eigenaarschap bij de verhuurder en mag de gebruiker het product gebruiken tegen een periodieke betaling.

3. Koop of huurkoop met terugkoopgarantie. Het eigenaarschap wordt overgedragen van een producent naar een gebruiker met de garantie dat het product wordt teruggekocht na afdanking.

4. Huur of operational lease. Het eigenaarschap van het product wordt niet overgedragen. De gebruiker (de huurder) mag het product gebruiken tegen een periodieke of eenmalige betaling.

5. Full service lease. Een operational lease waarbij services als onderhoud en advies inbegrepen zitten.

6. Pay-per-use. Een full service lease met een variabele kostenpost die afhangt van de gebruiksfrequentie of prestatie van het product.

In z’n meest extreme vorm (pay per use) betaalt de klant slechts voor het gebruik van een product en de prestatie(s) die het levert. Daarbij blijft het product eigendom van de leverancier. Maar zowel de klant en de leverancier profiteren van de restwaarde van het product na gebruik, waarbij de restwaarde wordt gemaximaliseerd door aanvullende diensten, waaronder onderhoud, reparatie en advies.

Extra risico’s

Zonder afbreuk te willen doen aan het product-dienstenmodel, is pay per use het enige model dat qua financiering extra risico’s met zich meebrengt. Dat komt omdat het product niet verkocht wordt en dus niet direct inkomsten genereert die nodig zijn om de gemaakte kosten te dekken. Het geld komt verspreid over een langere periode binnen. Gedurende die periode moet het product gefinancierd worden door de leverancier of door de bank. Daarbij is de leverancier afhankelijk van het wel en wee van de klant zo lang het product gebruikt en/of de dienst geleverd wordt. Daarbij speelt ook mee hoe snel de economische waarde van het product daalt en wat de restwaarde ervan is.

Openbare ruimte

Voor producten met een hoge restwaarde (bijvoorbeeld kapitaalgoederen) kan deze vorm goed werken, maar geldt dat ook voor bouwmaterialen? En als het op gebouwniveau werkt, hoe zit het met producten in de openbare ruimte? Is pay per use voor bijvoorbeeld straatmeubilair (denk aan verlichting) in de openbare ruimte denkbaar, haalbaar en betaalbaar? En een stapje verder: wegen en parken?

Is het voorstelbaar dat die niet langer worden overgedragen aan de gemeente, maar in bezit en beheer blijven van vastgoed- en gebiedsontwikkelaars, waarbij gemeenten betalen opdat burgers gebruik kunnen maken van de openbare ruimte? En dat als ze intensiever worden gebruikt, dat er door gemeenten dan ook meer voor wordt betaald? Dat gaat dus veel verder dan design, build, finance, maintain en/of operate (DBFMO) en zou – letterlijk en figuurlijk – een heel andere draai geven aan circulaire economie bij gebiedsontwikkeling!

Auteur Bas van de Griendt is oprichter en eigenaar van Stratego Advies. Bas is programmamanager voor #NRPcirculair voor de renovatie en transformatie van de bestaande bouw.
Reageren:
Heb jij concrete ervaringen met product-dienstenmodellen; niet alleen op gebouwniveau, maar vooral ook voor de openbare ruimte? En hoe is daarbij het eigenaarschap verdeeld tussen leverancier en gebruiker? Welke risico’s worden daarbij onderscheiden en hoe worden die afgedekt?
Mail uw reactie naar redactie@stadszaken.nl. De meest tot de verbeelding sprekende voorbeelden worden gebruikt in een artikel op Stadszaken over de circulaire economie in de gebouwde omgeving.