Meld u nu aan voor de regiosessie op 15 mei in Almere of die bij u in de buurt via de site van het Kennislab voor Urbanisme
1. Voor wie zijn deze regiosessies bestemd?
'De regiosessies zijn voor ruimtelijke ordenaars, en ook voor specialisten omgevingsveiligheid bij veiligheidsregio’s, omgevingsdiensten en GGD’s. Daarom heet het ook ‘regiosessie’: we willen deze verschillende partijen bijeenbrengen om de rolverandering die ze te wachten staat te bespreken en daar alvast een voorzet op te nemen. We willen alvast een regionaal netwerk bouwen, zodat de verschilende stakeholders elkaar weten te vinden zodra het echt nodig is.'
2. Wordt er dan nog niet samengewerkt? Weten ze elkaar nog niet te vinden?
‘Jawel, hun wegen kruisen elkaar al rondom planvorming, vaak omdat dat procedureel zo is vastgelegd. In zo’n regiosessie willen we het niet specifiek hebben over een plan, maar gaat het over het informele netwerk, dat straks nog belangrijker wordt. Niet iedereen is zich daar van bewust. Daarom gaan we ook aan de slag met de vraag “hoe communiceren we met elkaar”? en: “Hoe zorg ik er voor dat de andere partij begrijpt wat ik bedoel en dat ik weet wat de andere partij bedoelt zodat we samen naar een oplossing komen?”'
3. Een soort empatisch communiceren?
‘Zo zou je het kunnen noemen. De gemeente weet écht wel dat hij of zij de veiligheidsregio en de GGD daar uiteindelijk in moet betrekken. Maar dat gaat niet vanzelf, zeker als je het vergelijkt met de de omgevingsdienst, die immers van de gemeenten zelf is en gedelegeerde taken uitvoert. Wij zien met name veiligheidsregio’s en GGD’en niet vanzelf betrokken worden, maar pas als het verplicht is. Het veiligheidsperspectief is daardoor niet altijd even optimaal ingericht. Dat is een gemiste kans.’
4. Er gelden toch gewoon normen?
‘Ja, voor externe veiligheid gelden een aantal kritische normwaarden. Maar bij veiligheid en gezondheid is het veel belangrijker om samen afwegingen en keuzes te maken. Op die manier kunnen initiatieven met veel simpelere, goedkopere maatregelen gerealiseerd worden aan de ontwerptafel.’
5. Suggereer je daarmee dat er rek in de veiligheidsnormen zit?
‘Onder de oude externe veiligheidsbeleid geldt nog het “plaatsgebonden risico” en de lastig te interpreteren ‘groepsrisico’. Die regelde dat in een bepaald gebied geen ziekenhuis of kinderdagverblijf mag staan met minder zelfredzame mensen. Dat gaat onder de Omgevingswet vervangen worden door “aandachtsgebieden” met drie scenario’s brand, explosie en gifwolk, waarbinnen stakeholders omgevingsveiligheid zélf moeten oplossen. Dat vergt veel meer en betere communicatie. Daardoor is er wel meer ruimte.’
6. Dus alles mag, als je maar zorgt dat het veilig is?
‘In beginsel wel, al blijft het plaatsgebonden risico bestaan. In plaats van een bouwverbod voor een school in de buurt van een gasleiding zou je die gasleiding kunnen afschermen met een aarden wal. Op die aarden wal kun je weer een stukje groen kwijt voor de buurt.’
7. Dat vergt niet alleen communicatieve vaardigheden, maar ook ondernemerschap en flexibiliteit. Kunnen ruimtelijke ordeningmensen dat wel?
‘Dat geldt niet alleen voor ruimtelijke ordeningmensen, vergeet veiligheidmensen ook niet. Die trappen van oudsher graag op de rem. En ook GGD-ers hebben weer een andere aanvliegroute. We willen met de regiosessies één centrale boodschap afgeven: in een voordeel voor de een schuilt vaak ook een voordeel voor de ander. Ga samen op zoek naar win wins, probeer opgaven aan elkaar te verknopen: veiligheid, gezondheid, verstedelijking én economie. Het geheel is vaak meer dan de som der delen. Het vereist creativiteit. Als die verschillende partijen eerder en vaker met elkaar in contact komen en begrip hebben voor elkaars belangen, komt die creativiteit makkelijker tot stand en kunnen goede, veilige ontwikkelingen gerealiseerd worden.’
8. Wie trekt dit proces?
‘De bal ligt nog steeds bij het bevoegd gezag: de provincies en de gemeenten. We hebben daar gedeeltelijk mensen voor nodig die ander competenties inbrengen dan dat we voorheen van ze vroegen. Maar naast deze netwerkers hebben we natuurlijk ook nog altijd de vakspecialist voor inhoudelijke kennis nodig.’
9. Wat voor competenties?
‘Ons inziens moeten dat mensen zijn die goed naar elkaar luisteren en met elkaar mee kunnen denken, zich kunnen verplaatsen in elkaars belangen, mensen die compromissen kunnen sluiten. Dat geldt overigens ook voor de vertegenwoordigers van de sectoralen belangen, maar helemaal voor de procesregisseurs. Anders ga je die win-wins niet vinden.’