Uit onderzoek is bekend dat de fysieke leefomgeving één van de factoren is die gezondheid beïnvloeden, naast bijvoorbeeld sociaaleconomische status, leefstijl en biologische factoren. Zo maken zaken als goede luchtkwaliteit en de aanwezigheid van wandelpaden en groen een wijk gezonder voor bewoners. Volgens de Rli gaat gezondheid in deze zin verder dan enkel fysiek welzijn. Ook mentaal en sociaal-maatschappelijk welzijn kunnen worden beïnvloed door de leefomgeving en zo kan deze leefomgeving mensen stimuleren om regie over hun leven te voeren en sociale weerkracht te ontwikkelen.De raad pleit in het advies voor actieve gezondheidsbevordering, in plaats van enkel gezondheidsbescherming. Op deze manier wordt volgens de raad gewerkt aan totale gezondheidswinst. Bij deze winst speelt niet enkel de buitenruimte een grote rol. Ook het binnenmilieu verdient meer aandacht, aldus de raad.

Op basis van deze uitgangspunten presenteert de Rli concrete handelingsperspectieven. Deze perspectieven richten zich op omgevingsbeleid en instrumenten, kennis en ontwerp en financiering en sturing.

 

Raadslid Ellen Peper en voorzitter Jan Jaap Graeff overhandigen het rapport aan Erik Jan van Kempen, programma directeur-generaal Omgevingswet.
Raadslid Ellen Peper (L) en voorzitter Jan Jaap de Graeff (M) van het Rli overhandigen het rapport aan Erik Jan van Kempen, programma directeur-generaal Omgevinswet. 

Omgevingsbeleid en instrumenten

De Rli stelt dat gezondheidsbescherming van onverminderd belang blijft voor een gezonde leefomgeving. Hierbij hanteert de raad geldende milieunormen als minimumniveau, maar er wordt gepleit voor aanscherping van de normen indien dat lokaal wenselijk is. De raad adviseert het Rijk dan ook om te anticiperen op een toekomstige normaanscherping, daar maatschappelijk draagvlak voor strengere milieueisen toe lijkt te nemen. Bij gezondheidsbevordering moet er volgens de raad verder worden gekeken dan de gangbare milieumaatregelen en -normen. Als kernmechanismen noemt de raad hiervoor het bevorderen van bewegen, ontspannen en ontmoeten. Op deze manier wordt gezondheid in de brede zin van het woord gestimuleerd. Deze aanpak is volgens de raad wenselijk op meerdere schaalniveaus: zowel op het lage schaalniveau (bijvoorbeeld een gezonde schoolomgeving), als het wijkniveau en het stadsniveau, maar ook het provinciale- en het Rijksniveau. Elke schaal kent zijn eigen uitdagingen en daarmee oplossingen. Het is volgens de raad essentieel dat gezondheidsperspectief wordt gekoppeld aan transitieopgaven. Keuzes die voor de opgaven worden gemaakt hebben immers impact op de gezondheid, zowel positief als negatief. De raad ziet vooral kansen bij koppeling met stedelijke verdichting, duurzame mobiliteit, klimaatadaptatie en energietransitie.

Volgens de Rli moeten buurten met een gezondheidsachterstand prioriteit genieten wanneer het op gezondheidsbevordering aankomt. Nederland wordt gekenmerkt door grote ongelijkheid op dit gebied wanneer gekeken wordt naar bijvoorbeeld levensverwachting en gezonde levensjaren; in de ene buurt is de kans om in goede gezondheid een hoge leeftijd te bereiken groter dan in andere. De ongelijkheid is het gevolg van zowel fysiek-ruimtelijke als sociaaleconomische factoren, waardoor het dichten van de kloof niet eenvoudig zal zijn. Aanpassingen als goed begaanbare trottoirs kunnen echter wel degelijk impact hebben, aldus de raad. Als gemeenten, provincies of het Rijk hogere ambities hebben voor een gezonde leefomgeving en gezondheidsbevordering willen stimuleren, biedt de omgevingsvisie relaas volgens de Rli. De Omgevingswet laat dit toe, doordat de invulling van omgevingsvisies grotendeels vrij is. Belangrijk bij het opstellen van een omgevingsvisie is participatie, van zowel burgers als bedrijven, projectontwikkelaars en verzekeraars. 

Op basis van overleg kunnen de begrippen gezondheid en de gezonde leefomgeving expliciet worden vastgelegd in de visie, kunnen kansen op koppeling met andere opgaven worden geformuleerd, kunnen schaalniveaus worden verbonden, kunnen gebieden die extra aandacht verdienen in kaart worden gebracht en kan daarvoor een aanpak worden geformuleerd. Ook kan er rekening worden gehouden met specifieke doelgroepen, zoals ouderen of mensen met een beperking. De Rli pleit dan ook voor expliciete aandacht voor de gezonde leefomgeving in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), die nu in de maak is. Volgens de raad kan het Rijk decentrale overheden stimuleren om de gezonde leefomgeving te agenderen, wanneer deze ambitie in de NOVI wordt getoond.

Kennisontwikkeling en ontwerpend onderzoek

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid voor een gezonde leefomgeving zijn nieuwe hulpmiddelen nodig die de gezondheidssituatie in beeld brengen, aldus de Rli. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld stresstesten of een gezondheidskaart. Het is belangrijk dat er sprake is van uniformiteit in gegevenstypen en gehanteerde categorieën en legenda’s, zodat resultaten vergeleken kunnen worden. Goede hulpmiddelen laten volgens de raad in één opslag zien waar de problematiek in een gebied gevonden wordt en hoe dit zich verhoudt tot andere gebieden.

Daarnaast stelt de raad dat een gestructureerde kennisopbouw over gezondheid en leefomgeving nodig is, om kansen voor omgevingsbeleid en gezondheid volledig te kunnen benutten. Over de relatie tussen milieufactoren en gezondheid is van oudsher veel bekend, maar volgens de raad valt bezien vanuit de brede definitie van gezondheid valt er nog veel terrein te winnen. Vervolgens is het volgens de raad belangrijk dat deze kennis gedeeld wordt, met andere gemeentes, markt en samenleving. Hoewel de raad erkent dat dit wel al incidenteel gebeurt, pleit zij voor een structurelere communicatie. Zo kan worden voorkomen dat ‘ieder voor zich het wiel opnieuw uitvindt.’

Financiering en sturing

De Rli pleit ervoor dat de baten van gezondheidswinst bij investeringen in de leefomgeving worden meegenomen. Zo wordt het volgens de raad mogelijk om investeringsbeslissingen voor een gezonde leefomgeving beter te onderbouwen. Het is dan wel essentieel om belanghebbende partijen te betrekken bij de uitkomsten en vervolgacties van inventarisaties van gezondheidseffecten. Door inzicht te bieden in de gezondheidsbaten kan meer draagvlak voor gezonde ingrepen ontstaan en groeit de prikkel om te investeren in een gezonde leefomgeving.

Volgens de raad is het dan ook nodig dat investering in de gezonde leefomgeving daadwerkelijk gedaan kunnen worden. Nu verloopt dat vaak lastig, door wettelijke beperkingen. Met de Woningwet uit 2015 is het voor woningcorporaties moeilijker geworden om te investeren in verbetering van de leefomgeving. De raad bepleit dat het Rijk de verantwoordelijkheid heeft om deze belemmering in te perken. Ook split incentives belemmeren investeringen. Bij deze incentives komt het rendement van een investering vaak niet terecht bij de investeerder, maar bij een andere partij. Hierdoor ondervinden partijen als bedrijven, projectontwikkelaars, corporaties en verzekeraars nu vaak te weinig prikkel om te investeren.

Als laatste roept de Rli overheden op om integraal te werk te gaan. Volgens de raad wordt er nu te vaak fragmentair gewerkt, wat tot verkokering, miscommunicatie en verantwoordelijkheidsdiscussies leidt. Een multidisciplinaire aanpak, met een nieuwe organisatiestructuur, moet volgens de Rli voor verbetering zorgen. Er moet meer gewerkt worden in multidisciplinaire teams, waar bijvoorbeeld medewerkers vanuit de gemeente, GGD, zorg, welzijn en sport met elkaar in gesprek gaan.