Althans, dat stelt Woonzorg Nederland. Een nieuwe generatie ouderen, vitaal en hoogopgeleid, vraagt volgens de grootste in ouderen gespecialiseerde woningcorporatie van Nederland om nieuwe vormen van seniorenhuisvesting.

‘In 2034 is een kwart van de bevolking boven de 65. Een derde daarvan is dan al ouder 80’, aldus bestuursvoorzitter Cees van Boven van Woonzorg Nederland in een interview met Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Het verschil met 50 jaar geleden is naast kwantitatief ook kwalitatief. 'De nieuwe ouderen zijn hoger opgeleid en vitaler en ze willen veel langer thuis blijven wonen dan voorgaande generaties.'

Toch kent ook deze groep risico’s. Zo blijven de gevaren van valongelukken en vereenzaming op de loer liggen, met hoge maatschappelijke kosten als gevolg. ‘Er is een gigantisch gat gevallen tussen thuis wonen en opgenomen worden’, aldus Van Boven.

Samen zelfstandig

Woonzorg Nederland heeft nu dus de opgave om een passende oplossing voor de doelgroep te vinden. Volgens van Boven ligt de oplossing in ‘samen zelfstandig wonen.’ Hij ziet heil in gemeenschappelijke hofjes, waar jongeren en hulpbehoevende ouderen samen resideren. De hofjes hebben aantrekkelijke gemeenschappelijke ruimtes, zoals bijvoorbeeld een keuken of een woonkamer. Van Boven: ‘Een plek die niets te maken heeft met bingo voor bejaarden. Eerder een soort Coffee Company voor stadsveteranen.’ Woonzorg Nederland is reeds begonnen met het ombouwen van verzorgingstehuizen naar zelfstandige wooneenheden met gedeelde faciliteiten. Tevens is er een woonconsulent, die als centraal aanspreekpunt in het zorgweb fungeert.

Van Boven is voorstander van een gedifferentieerd aanbod, waarin dogma’s niet leidend zijn. ‘Dat vergt een hogere investering, maar het is ook duurzamer. Er is nu bijna geen zorggebouw dat zijn exploitatietermijn haalt. Als je er nu meer geld in steekt om het flexibeler te maken, gaat het langer mee en zijn we toch goedkoper uit.’ Ook architect en KAW-directeur Reimar von Meding is voor differentiatie, zegt hij in het interview met het Stimuleringsfonds. Er hoeft volgens hem niet te specifiek ontworpen te worden:  ‘Het is onzin dat er geen trap in mag. En zo’n reusachtige badkamer waar een bed naar binnen kan hoeft ook niet voor iedereen.'

Kansen bij bestaande woonvoorraad

Naast verzorgingstehuizen reikt de opgave verder: ook ‘gewone’ woningen moeten levensloopbestendig gemaakt worden. ‘Met gerichte ingrepen kun je een wijk beter laten functioneren. De naoorlogse woonvoorraad is door iedereen afgeschreven, maar toch zijn juist die seriematige oude galerijflats relatief makkelijk aan te passen aan de nieuwe woonwensen,’ zegt von Meding. ‘Die vierkante ruimtes kun je goed samenvoegen of opdelen. En als je de gevel toch vervangt om de gevel beter te isoleren, is het een koud kunstje om de voordeuren breder te maken zodat er een rolstoel naar binnen kan.’ Van Meding pleit voor een integrale aanpak, waarbij zowel de ruimtelijke, de economische en de sociale opgave centraal staan. ‘Ik zie veel mooie initiatieven stranden omdat ze maar vanuit één hoek worden aangevlogen. Daar gaat het mis: je moet goed bouwen, het maatschappelijk netwerkt moet in orde zijn en het moet ook nog betaalbaar zijn. De kunst is het creëren van plekken waar iedereen elkaar helpt omdat iedereen daar zelf ook beter van wordt.’

 

Dit artikel is gebaseerd op het artikel ‘Moderne hofjes voor stadsveteranen,’ gepubliceerd door het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie in het kennisdossier Zorg.