Door: Yvonne Kemmerling, voorzitter Future City Foundation. Dit artikel verscheen eerder op Binnenlandsbestuur.nl

De geschiedenis zit vol met Kodak-momenten, vernoemd naar het bedrijf dat ten onder ging omdat het niet wilde inzien dat digitale fotografie een groot succes werd. Kodak was niet de enige. Alles werd anders de afgelopen decennia. Van de manier waarop u een pizza bestelt tot de muziek die u daarbij luistert. En nu is de stad aan de beurt. Dat wordt soms ‘smart city’ genoemd. Dat klinkt technisch, maar het gaat niet over techniek, het gaat over de stad die slim gebruik maakt van de techniek. Net zoals Spotify gaat over muziek en Thuisbezorgd.nl over pizza’s. Internet ligt als een deken over onze steden en maakt één groot netwerk van alle losse objecten en personen, die samen die stad vormen. Dat netwerk genereert data, het zorgt er voor dat we altijd verbonden zijn en maakt ons zo ook heel flexibel. 

Die stad-als-netwerk stelt nieuwe eisen aan stadsbestuurders. Ten eerste moet zij of hij de databronnen die er zijn optimaal benutten. Dat gebeurt veel te weinig. Er is veel meer data om goede keuzes te maken. Zelfs bij alledaagse beslissingen als ‘wel of geen parkeergeld heffen’ of ‘wel of geen extra brug’ wordt daar maar in een enkele gemeente structureel gebruik van gemaakt.

Ten tweede bij het inrichten van de stad. Omdat we altijd verbonden zijn, kunnen we alles overal doen. Dat zorgt voor een nieuwe concurrentie tussen steden en dorpen. Want als we overal alles kunnen doen, dan doen we dat op de fijnste plek. Beleving, sfeer, identiteit worden belangrijker dan functionaliteit. Dat zorgt voor een herdefiniëren van onze omgeving.

Maar hoe doe je dit? Welke databronnen zijn bruikbaar? Welke identiteit bied je? Welke keuzes maak je. Als oud-wethouder begrijp ik hoe lastig dat is. Regeren is vooruitzien, maar door de snelheid van de ontwikkelingen is het uitzicht momenteel niet zo scherp. En we staan nog maar aan het begin. De volgende stap gaat over het voorspellen van de stad. Steden en dorpen bestaan (ook nu al) uit systemen. Die systemen laten zich voorspellen. Een voorbeeld is het verkeer, dat is een stedelijk systeem dat zichzelf reguleert (u kent allemaal de groene golf), maar ook door bijvoorbeeld Google Maps worden er voorspellingen gedaan. Vaak op basis van historische data, maar die systemen worden steeds slimmer. Het weer, de datum en allerlei andere externe factoren beïnvloeden het verkeer. En wat voor het verkeer geldt, geldt voor tal van andere aspecten van het stedelijk leven. Met predictive policing wordt al gewerkt bij de politie, waarom dan niet met predictive urbanism bij stedebouwers? Bestuurders gaan de algoritmes schrijven van die predictive city. Maar wat dan? Gaan we ook ingrijpen op basis van voorspellingen? Gebeurt dit automatisch? Worden steden en dorpen een soort levende wezens? Hoe bestuur je dat?

We hebben gemeentebestuurders nodig die dit begrijpen, hier wat van vinden en ermee kunnen werken. En die zich ook bewust zijn van de keerzijde. Het stelt ons namelijk ook voor nieuwe politieke en ethische dilemma’s. Hoe borgen we de privacy van onze burgers? Van wie is de data die zij genereren? In hoeverre mogen overheid en bedrijfsleven het leven van mensen voorspellen? En hoe betrekken we stadsbewoners in deze nieuwe stad? Hoe borgen we de democratie? Willen we leven in een predictive city? Welke regels stellen we? En hoe?

Genoeg te doen dus voor die nieuwe gemeentebestuurders. Ze waren altijd al verantwoordelijk voor de stad van morgen. Maar nu wordt die uitdaging net iets groter.