Het waren de eerste jaren van het internetwinkelen. Trendwatchers voorspelden een enorme groei van deze nieuwste beeldschermactiviteit. Binnenkort waren de tijden voorbij dat je door weer en wind moest om ergens in de kassarij te gaan staan. Steeds meer kon efficiënt en afgeschermd op de bank : bankieren, communiceren, leren, werken, spelen, en nu dus ook winkelen.
Ik dacht meteen: en de steden dan? Als een ware doemdenker zag ik het einde van de stad zich voor mijn ogen voltrekken: desolate straten, lege pleinen, opgesloten mensen. Niemand hoefde er meer te zijn, niet om te werken, niet om brieven op de bus te doen, niet om te kopen. Ons leven zou zich afspelen binnen de veilige, comfortabele muren van onze huizen. Sociale cohesie, gezelligheid, sociale veiligheid: allemaal weg. Het beeldscherm als vernietiger van de publieke zaak, internetwinkelen als vervolmaking van een dystopie.
Wat kreeg ik ongelijk. Tien jaar verder worden steden juist drukker dan ooit. Beeldschermen domineren de samenleving inderdaad, maar anders dan verwacht: ze zuigen het straatleven niet naar binnen, maar trekken zelf naar buiten. En al die smartphones nemen de mensen met zich mee. Beeldschermen lijken de drukte op straat juist te versterken: wat en wie je op je scherm ziet, wil je vroeg of laat ook in het echt zien. Mede daarom zijn luchthavens ook steeds drukker geworden.
Ondertussen transformeren winkels in koffiehuizen, fitnesscentra en vele andere nieuwe vormen van bedrijvigheid. Bibliotheken en boekhandels vinden zichzelf opnieuw uit als inspiratie- en ontmoetingscentra. Als ik in de eerste lentestralen door de stad fiets, passeer ik honderden terraszitters, genietend van het stedelijke leven. Auto’s verdwijnen uit de binnensteden en het langzame verkeer dat ervoor terug komt, brengt de stad verder tot leven. Stedentrips worden populairder, wonen in steden eveneens. Stadsappartementen komen op, hun prijzen nog veel meer. Drukte en prijzen nemen zelfs zo sterk toe, dat erover wordt geklaagd. Maar neem van mij aan dat steden nu veel beter af zijn dan de steden waar ik tien jaar geleden bang voor was.
Ik heb me in mijn toenmalige bespiegelingen laten beetnemen door technologie en mijn hoofd op hol laten brengen door visionairs. Hoe kon ik ervan uitgaan dat techniek de mens verandert? Natuurlijk niet! Ons gedrag is diep ingekerfd in onze genen. Mensen zijn sociale dieren. Als we de stad niet meer in hoeven voor spullen, dan wel voor koffie en terrassen. En thuiswerken is weliswaar gegroeid, maar dat geldt ook voor werken op openbare plekken. Naar elkaar kijken, kennis maken, zaken doen, roddelen: we kunnen het niet laten. Zelfs het internetwinkelen lijkt z’n grenzen te kennen: de eerste internetwinkels hebben inmiddels hun fysieke deuren geopend. Ook functioneren fysieke winkels steeds vaker als afhaalpunt van hun eigen internetversie. Eerst kopen, dan winkelen: ja, het zijn verwarrende tijden.
Nu zijn er weer visionairs die enorme consequenties trekken uit ‘smart cities’. Ten goede, ten slechte, of allebei. De mens zou een geoptimaliseerde pion worden in een hyperefficiënte, doch steriele stedelijke omgeving. Vergeet het, ik geloof er niet meer in. Al eeuwen denkt elke generatie opnieuw dat er nu toch echt iets bijzonders of zorgwekkends aan de hand is, maar uiteindelijk valt het meestal wel mee. Zolang mensen vrij zijn in wat ze doen en laten, zal hun ware aard zich niet verloochenen. Ze zullen sociaal, inefficiënt, gezellig en eigenwijs blijven. Gelukkig maar. Geniet van de lente!
Martin van der Maas
Planoloog bij de gemeente Amsterdam