Afgezet tegen de omzet realiseert de corporatiesector vanuit de huurinkomsten een winst van 21 procent, welke kan oplopen tot 66 procent, aldus de Woonbond. Volgens de Woonbond is er voldoende reden om de winst terug te sluizen naar de huurders, die afgelopen jaren met significante huurstijgingen werden geconfronteerd. Dit heeft de woningcorporaties volgens de Woonbond financieel goed gedaan. Voor de huurders geldt het omgekeerde: bijna een half miljoen huurders heeft moeite om de maandelijkse huur te betalen. Huurders die onder de inkomensgrens zitten ervaren de meeste problemen.
Investeringen
Volgens adviseur en oud hoogleraar Johan Conijn (Ortec Finance) is een huurverlaging echter niet mogelijk, omdat de corporaties het overgrote deel van de huurinkomsten voor andere doeleinden hebben gereserveerd Conijn onderzocht in 2017 in opdracht van het Ministerie van Rijksdienst en Wonen hoeveel bestedingsruimte corporaties hebben, het bleek dat zij in 2017 maximaal 660 miljoen euro beschikbaar hadden om de huren te verlagen.
'Met diezelfde financiële speelruimte kunnen corporaties voor €21 miljard nieuwe woningen bouwen met een huur lager dan 592 euro of zou er voor zo'n €16 miljard verduurzaamd kunnen worden' aldus Conijn. Deze verschillen verklaart Conijn als volgt: 'Dat het verschil zo groot is, komt doordat het bouwen en verduurzamen van woningen rendement oplevert, terwijl huurverlagingen het rendement juist drukken'. Daarnaast kunnen de woningwaardes dalen als gevolg van de huurverlaging, omdat dit jaren doorwerkt. De bovengenoemde investeringen zouden niet mogelijk zijn wanneer de huren met 10% worden verlaagd, stelt Conijn.
Sociale huurders
Mensen met een inkomen onder het sociaal minimum ondervinden vooral last van de hoge huur. In het artikel van Jan Latten 'Doorsnee vermogen groeit, behalve voor groeiend aantal huurders met huurtoeslag' dat eerder verscheen op StadsZaken, kunt u verder lezen over dit probleem.